De aanvoerder
Parijs, 2 October 1934
In Januari van het komend jaar zal Weygand, hoofd-inspecteur van het leger en vice-president van den oppersten krijgsraad, welke functie gelijkstaat met generalissimus, den leeftijd van acht-en-zestig jaar bereiken. Men zou het hem niet aanzien. Op foto's en films toont hij steeds hetzelfde schrale, jonge silhouet en het studieuze, beenige gezicht van een leerling van Saint-Cyr; op manoeuvres, inspectie-tochten en reizen is hij 't eerst op de been, 't laatst naar de kooi, altijd onvermoeid en onvermoeibaar. Volgens den kalender echter nadert hij de uiterste grens, welke de wet bepaalde voor een opperbevelhebber in activiteit: 68 jaar. Reeds zes maanden hoort men van alle kanten de bekommerde vragen: Zal hij aftreden? Door wien zal hij worden opgevolgd?
Er zijn sfinxen, in Engeland en in Amerika, en zelfs in Duitschland en Italië, die het raadsel opgeven: Wie heeft den oorlog gewonnen, Weygand of Foch? Zij wachten op een antwoord dat nimmer zal komen, dat zeker geen der heden levenden zal vernemen. Zooals Ludendorff naast Hindenburg zoo heeft Weygand naast Foch het ambt vervuld van rechterhand, van dubbelganger, van remplaçant, misschien van inspireerder. Maar in tegenstelling tot den onbestendigen Ludendorff heeft Weygand zich nooit op zijn rol van doublure beroemd.
De krijgskunde, evenals de architectuur, heeft weinig principes, nauwelijks meer dan er klinkers zijn in het alphabet, en na Hannibal werd er weinig nieuws ontdekt. ‘L'art militaire, zei Napoléon, est un art simple et tout d'exécution.’ Als uitvoerder van Foch's concepties, volbracht dus de tweede stuurman Weygand, zelfs naar het oordeel van Napoléon, het absorbeerendste en het gewichtigste deel van den arbeid. Onder alle chefs die op het oogenblik commandeeren is Weygand in ieder geval de eenige die geweldige legers gehanteerd heeft op de slagvelden. Hij leidde die legers ter overwinning met Foch. Doch andere legers leidde hij ter overwinning zònder Foch. Aan het hoofd der Polen, versloeg hij de Russen bij Warschau. De eenige nederlaag welke de Soviets totnutoe leden, werd hun berokkend door Weygand. Alle militaire operaties welke de Fransche legers na 1918 ondernamen, geschiedden op zijn initiatief of onder zijn toezicht, maar steeds op zijn verantwoording. Het was Weygand die Frankfurt bezette, Düsseldorf en de Ruhr, die de Tsjechen in 't zadel hield, die Silezië, Memel, Sleeswijk en Constantinopel bewaakte, die Fayçal uit Damascus wierp, het Fransche gezag consolideerde in Syrië, die penetreerde in Cilicië, die zijn vlag vooruitschoof naar Euphraat en Tiger, die Marokko veroverde, die de Sahara pacifieerde. Al deze lauweren werden ongemerkt en bijna onpersoonlijk binnengehaald.
Aan de offers evenwel meet men den omvang van krijgsverrichtingen. Kennen zij die wanen dat Frankrijk vegeteert, stagneert en verwelkt in corruptie, het aantal der officieren die na den Wapenstilstand sneuvelden op het veld van eer? Ruim duizend. Dat is meer dan te Austerlitz, Jena en Eylau! Dat is meer dan er in 1870 vielen vanaf den morgen van Wissembourg tot aan den avond van Saint-Privat! En terwijl in drie werelddeelen zijn commando-staf halt gebood aan tegenstanders die hij nooit ging zoeken en gaarne gemist had, was het ook nog Weygand die de Fransche weermacht hervormde en moderniseerde in het moederland. Onder zijn bewind kreeg de infanterie, welke in 1914 slechts beschikte over geweer en mitrailleuse, haar zestien actueele wapenen, de artillerie haar zeventig verschillende schiettuigen, de lichte cavalerie haar motoren, de genie haar vijftien verscheidene secties, de Staven een tactiek, welke correspondeerde met het materiaal. Weygand tenslotte ontwierp het mobilisatie-plan, versterkte Corsica, Nice, de Alpen, den Rijn en maakte hen zoo goed als onneembaar. Dozijnen ministeries mochten elkaar na het Verdrag van Versailles luidruchtig, beuzelachtig en nutteloos beentjelichten, gebaren als redders om te verdwijnen in een valluik. Weygand bleef. Eerst in de schaduw van Foch. Bij diens dood in zijn plaats. Discreet alsof hij de schaduw wilde zijn van zichzelf. Doch ongehoord actief en met methodische strengheid den rang handhavend van een Staf, dien hij met Foch gemodelleerd had naar een perfectie welke tot den huidigen dag nog niet werd overtroffen. De meest verscheidene Fransche gouvernementen hebben dit weten te waardeeren, want zoolang een Staf ongeëvenaard en onaantastbaar is, kunnen een regeering en een volk zich menige zwakheid of menig onverstand veroorloven.
Men ziet zulk een man ongaarne vertrekken. Zelfs zij die hem wantrouwen of haten, als antipode en als drager der eenige effectieve macht, leerden begrijpen in hoeverre zij van hem afhangen. Tienmaal zouden zij Weygand hebben afgezet, ware hij niet hun beste verdediger geweest, hun stevigste borstwering. Met zijn kanonnen beschermt hij alles wat bruist in den smeltkroes Frankrijk, het edele metaal, de slakken, het schuim en de sintels. Utopieën zijn alleen nog veilig achter Weygand's tanks en loopgraven. Hoeveel luchtkasteelen aan deze zijde der Rijn-linie zouden niet onmiddellijk worden weggeblazen door de trompetten van aanvallers die slechts een signaal wachten om op te rukken, en hoeveel kaartenhuisjes zouden niet aanstonds uiteen fladderen door de wieken van het Hakenkruis wanneer niet Weygand ook daarginds respect afdwong? Stellig houden de anti-fascisten zich voor leeuwen en stellig belichaamt Weygand in hun oogen een denkbeeldig fascisme, dat zij gaarne zouden neervellen. Zij kennen echter zijn waarde en herinneren zich het schilderachtige gezegde van Napoléon: ‘Een leger van ezels gecommandeerd door een leeuw is honderdmaal beter dan een leger van leeuwen gecommandeerd door een ezel.’ Zij kennen geenszins de waarde van Weygand's eventueelen opvolger en zelfs zij die een geduchten hekel hebben aan den generalissimus, kiezen liever het zekere dan het onzekere.
Zoo wenschen het leger en het volk met 'n eenstemmigheid, welke men een jaar geleden niet zou hebben durven hopen de verlenging van Weygand's commando, de verschuiving van zijn leeftijdsgrens. Door omstandigheden die niemand voorzien kon, treft de vacature van het opperbevel, op enkele dagen na, samen met het plebisciet van de Saar. De electriciteit welke zich langzaam opstapelt rondom de stembussen van dit koppig bestreden stukje grond, maakt een wisseling van het commando nog neteliger. Kwasi zonder erg, zonder klaarblijkelijk opzet, schijnt alles te Genève erop berekend te zijn om Frankrijk en Duitschland op dit ontvlambare punt in tijd en ruimte vlak tegenover elkaar te plaatsen, van aangezicht tot aangezicht. Voor den eersten keer dat beide landen onderlinge geschillen beslechten, heeft geen enkele mogendheid lust om op te treden als arbiter, als bemiddelaar. Ieder doet alsof die manipulatie van stembriefjes moet eindigen in een tweegevecht en ieder, door zijn openlijke vrees om zich in een wespennest te steken, door zijn bangheid om zich te branden aan koud water, draagt er toe bij om de probaliteit van een duel te verhoogen. Maar als de koelbloedige berekeningen welke wij in 't volle daglicht kunnen waarnemen reeds zoo weinig bemoedigend zijn, welke duivelsche kuiperijen verbergt wellicht het duister? Wij hebben een kolonel Lawrence zien ageeren onder de Drusen van Syrië, onder de Mooren van het Rif. Wie behoedt ons voor een of anderen kolonel Lawrence in de Saar? Hij behoeft niet noodzakelijkerwijze Engelschman te zijn. Hij kan tot onverschillig welke nationaliteit behooren. Met een handvol vrijbuiters echter kan een Lawrence in de Saar het incident wekken dat onvermijdelijke kortsluiting veroorzaakt. Wat baat het Franschen, wat helpt het Duitschers dat zij een duel niet willen? Van alle zijden zal men banderillos aansleepen in deze arena om de onwillige partijen te prikkelen, op te hitsen en tot een botsing te drijven. Ook wanneer het
referendum zou afloopen zonder machinaties, wat waarborgt ons het effect van den uitslag? Wij weten hoe Frankrijk zal reageeren op een fiasco: het zal er zich bij neerleggen. Maar Duitschland? Is het zwak genoeg van wapenen en sterk genoeg van geest om een échec te aanvaarden?
Een Fransch spreekwoord raadt om niet van paarden te verwisselen te midden der rivier. Het is dus waarschijnlijk dat Weygand den Januari-overtocht zal leiden welke gemerkt is met het cijfer dertien. Moge hij nog grooter blijken als diplomaat dan als veldheer in een periode die allerwegen aangekondigd wordt met huiveringen ven doodsnood. Hij kan den schrik niet meer van Europa afwenden. De gevaren echter kan hij keeren.
[verschenen: 27 oktober 1934]