Waar gaan wij heen?
Parijs, 29 September 1934
Hoeveel ontzag men ook moge voelen voor de diplomatie als wetenschap, de diplomaten gedragen zich in de meeste gevallen als zeer gewone aardelingen. Toen Joseph Beck, een jaartje geleden, zijn bezoek kwam afleggen te Parijs, liet Paul-Boncour hem door een anoniem ambtenaar van het station halen (in plaats van zelf te komen) en toen de Poolsche minister van Buitenlandsche Zaken zich aandiende op den Quai d'Orsay liet hij hem op de klok af drie uren antichambreeren. De ijdeltuit Boncour kon niet velen dat Beck zich verbeeldde een heele bol te zijn. Hij wilde hem op zijn nummer zetten als een jong broekje. Hij zou hem tegelijk een paar stoutheden inpeperen welke de halfwas zich gepermitteerd had tegenover hem, den grooten mogol der Fransche, Europeesche en planetaire politiek.
Dat was krenterig, kinderachtig, verwaand, onverdraagzaam en aartsdom geredeneerd van den affreuzen hansworst, dien Léon Daudet in de wandeling en in zijn krant gemeenlijk een Don Juan de lavabo noemt. Wanneer men het personage zooals hij is op het tooneel ontmoette of in een roman, zou men zich een avond amuseeren.
Van 't zelfde laken een pak, zeiden de Polen, en wie kaatst, moet den bal verwachten. Toen Louis Barthou in deze lente uitstapte te Warschau, vond hij behalve den stationschef niemand op het perron dan een onbekend ambtenaartje om hem te verwelkomen. Op het ministerie werd hij aangemeld als een ordinair bezoeker en er mankeerde slechts aan dat hij zijn visitekaartje moest afgeven. Beck vertoonde zich niet en liet den Franschen afgezant, die op triomfbogen rekende, drie uren antichambreeren. Geen minuut korter of langer. Gelijke munt! Het was alleen jammer dat ze niet betaald werd aan Boncour, doch aan zijn toevalligen opvolger. Het is natuurlijk ook jammer dat het lot der volkeren beredderd wordt met dezelfde tactiek en dezelfde mentaliteit van kleine menschjes die ruzie hebben over een traplooper of vuile voeten op een portaal. De ontvangen les was verdiend. Van beide kanten is de historie beneden peil. In Frankrijk werd de schuld geschoven op de Poolsche kolonels die manieren toonden van feldwebels en dat verslimmerde de zaak nog.
Zoolang 't eenigszins kon, heeft men plagerijen van dit allooi beschouwd als uitingen van humeurigheid die de eendracht niet vergemakkelijkte, ook niet afdoende verstoorde. Men schreef ze toe aan groeikoortsen. Volgens ouder gewoonte paaiden de kranten haar publiek met de hoopvolle vooruitzichten eener optimistische diagnose. Doch na de jongste zitting van den Volkenbond, en vooral na het ongezouten antwoord van Beck op de invitatie van Barthou's Noord-Oost-Pact, kan geen enkel Franschman, hetzij van links of rechts, de geringste illusie koesteren over de diplomatische positie van Warschau en over de gezindheid waarmee kolonels de staatkunde keuren van Parijs.
De Quai d'Orsay is er letterlijk door van streek en uit zijn voegen. Dat de Polen hun scherpste geschillen met Berlijn - Corridor en Dantzig - voorloopig tenminste vereffenden, dat is nog tot daaraantoe. Men heeft nooit liever gewenscht en als Briand uit zijn graf kon oprijzen, zou hij dit zeggen staven als zuivere waarheid. Was het niet de Corridor, waren het niet Dantzig en Silezië, die meer dan tien vluchtige jaren de verhoudingen tusschen Parijs en Berlijn vertroebeld hebben omdat Frankrijk de onschendbaarheid dezer brooze combinaties moest assureeren tegen breekschade? Lag de Fransche grens niet aan de Weichsel? Heeft de Franschman niet al dien tijd naast den Pool gezwoegd als een kettingganger? En hebben de Polen die tien vervlogen jaren alleen gezeurd, gezanikt, gejeremieerd, geprest, bij het minste blijk van toenadering of ook maar ontspanning tusschen Parijs en Berlijn, om zich vandaag hals over kop en zonder de Fransche opinie te vragen in de armen te werpen van Duitschland? In Januari teekende Beck zijn tienjarige conventie met den buurman die doorging voor zijn stagen erfvijand. Goed! Prachtig! De vrede won erbij, volgens officieele commentaren. Maar vloeit uit die conventie voort dat de Poolsche politiek in 't vervolg afgestemd zal worden op Duitschen diapason? Achten de Polen, die hun bondgenootschap met Frankrijk kortelings verlengden, zich verplicht om hun gedragslijn te regelen naar Berlijnsche normen? Hebben zij misschien de pretentie om door een Poolsch-Duitsche conjunctie het Fransche gesternte uit zijn baan te drijven? Dat nimmer! Hoe voordeelig en prettig de Polen het ook vinden om van twee ruiven te eten, zij zullen moeten kiezen of deelen. Als de vlaag van waanzin die over Warschau golft hen in de verkeerde richting stuwt, des te erger. Frankrijk kan het Ooster-Pact, ontworpen ten believe der Russen, niet laten schieten. Het is een toetssteen. Zouden Polen en Duitschers het overigens verwerpen, wanneer zij tegen de sympathieke
Soviets en den zalvenden Litvinoff niet iets kwaads in 't schild voerden?
Niet wij zijn gek, denken de Polen maar de Franschen die den Russischen kolos met zijn leemen beenen voor stevig houden en in hunne blindheid voor taboe verklaren. Een accoord met Duitschland gaat niet zonder risico. Doch het Fransche gezelschap wordt bepaald gevaarlijk. Hoelang zullen de Yoegoslaven Parijs trouw blijven wanneer de Quai d'Orsay er koppig in volhardt om aan te pappen met Italië? Een vergelijk tusschen Rome en Parijs moet, op zijn laagst geschat, een stuk van Afrika kosten. Wat daarentegen zal het opleveren? Mag iemand langer dan een maand bouwen op den Italiaan? In 1914 verried hij den Driebond. Ten tweeden male verried hij onlangs Duitschland. Primitieve politiek der balans en der wipplank! Wat zal Frankrijk winnen bij een bond met Rome? Misschien iets, misschien niets dan een derde verraad. Het staat echter geschreven wat het erbij zal inboeten. Want de Italianen en de Yoegoslaven zijn niet onverzoenlijk. Zij zijn erger. Zij zijn onvereenigbaar als water en vuur, als beweging en rust. Zagen wij niet in de Notre Dame, bij de begrafenis van Foch (en hoe zouden wij 't kunnen vergeten?) dat de Italiaansche delegatie en de Yoegoslavische, per ongeluk zij aan zij geplaatst, elkaar bespuwden als janhagel en bijna slaags raakten? Als twee katten die elkaar ontmoeten op een smallen muur. Wat had wijlen Alexander Karageorgevitch anders willen bespreken te Parijs dan de onbestaanbaarheid van het ménage à trois Parijs-Rome-Belgrado en waarvoor had hij anders willen waarschuwen dan voor de onvermijdelijkheid eener echtscheiding? In 1912 werden Belgrado en Sofia gefedereerd door den Tsaar van Rusland. Wie federeerden Yoegoslaven en Bulgaren in September 1934? De Duitsche sirene! Wordt het legioen der Oostenrijksche Nazi's, voorloopig geëxileerd uit München, niet opnieuw gegroepeerd in Maribor? Zeker, Polen en Yoegoslaven hebben onaangename herinneringen aan Berlijn. Maar zij haten Russen en Italianen méér dan
zij ooit de Duitschers zullen vreezen. Als echter Parijs den bons krijgt van Belgrado (nog een vrijersterm van Barthou) hoe lang zal het dan duren of de Kleine Entente valt in scherven?
Wij zijn nog zoover niet. Neen! De vormen evenwel liggen klaar waarin een vermetel staatsman (wie is het? Hitler, Rosenberg of von Ribbentrop?) een nieuwe wereld poogt te gieten. Hier een blok van Duitschland, Polen, Hongarije, Yoego-Slavië, Bulgarije en Japan. Ginds een tweede blok van Parijs, Tsjechoslowakije, Turkije, Rusland, het dubieuze Italië, het meer dan dubieuze Roemenië en de Vereenigde Staten. Twee enorme ongehoorde coalities, gedoemd tot een botsing als twee locomotieven die elkaar tegemoet snellen op hetzelfde spoor. In welk kamp zullen wij Engeland aantreffen? Noch aan de zijde van Amerika, noch aan de zijde van Frankrijk, zoolang zij niet verpletterd zijn of zoo deerlijk toegetakeld dat zij onschadelijk zijn geworden.
Alles in dezen ontwikkelenden chaos is tot dusverre winst voor Duitschland, vermeerderend gevaar voor Frankrijk. Er kunnen zich verrassingen voordoen, onvoorzienbare wijzingen, plotselinge ommekeeren als in elk drama. Het net dat dreigt te verstrikken kan uiteengereten worden door Deus ex machina. Men mag veronderstellen dat de Franschen op 't nippertje de Soviets kalm laten liquideeren door Duitschers en Polen. Wellicht vergist Rudolf Hess zich niet, die van de Franschen schijnt gezegd te hebben: ‘In zwei Jahren fressen sie uns aus der Hand.’ Op voorwaarde dat de Duitschers tegelijk eten uit de hand der Franschen is deze wensch vervulbaar.
Maar het kan den oplettenden waarnemer niet ontsnappen dat de geschetste actie, zooals zij zich in apocalyptische afmetingen aankondigt, een eerste begin van uitvoering kreeg. Een belangrijk deel der Fransche Middellandsche Zee-vloot wordt op 't einde van dit jaar verplaatst naar Brest. Frankrijk maakt front naar den Atlantischen Oceaan. In de Middellandsche Zee wijkt de Admiraliteit voor Brit en Italiaan, doch laat er juist genoeg schepen om anderen te beletten wat niet meer in haar eigen macht ligt. Het spreekt bijna vanzelf dat zulk een ingrijpende maatregel, zulk een radicale koerswijziging niet geschiedt zonder nauwkeurig onderzoek van al zijn consequenties, zonder berekeningen die anticipeeren op werkelijkheden en mogelijkheden.
[verschenen: 24 oktober 1934]