Het vitaal belang
Parijs, 10 September [1934]
Te midden van de crisis, die de meeste Fransche koloniën trof als een beroerte, bereikte de Diesel-motor een trap van ontwikkeling welke hem bruikbaar maakte voor de auto. In vette jaren zou dat een meevaller geweest zijn, want de petroleum is zooveel goedkooper dan de benzine dat de aanschaffing van nieuw materiaal vergoed wordt door de bezuiniging op de brandstoffen, in de magere jaren zagen de koloniale bedrijfsleiders den Diesel verschijnen als een ramp die ordelijk paste in het raderwerk der overige rampen dat hen fijnhakte. Het was een reddingsplank welke zij moesten afslaan. Zij hadden gaarne een werktuig benuttigd, dat hen veroorloofde de fabrieksprijzen te verlagen, maar zij konden het niet koopen. Hunne reserves waren uitgeput, omdat zij nooit reserves hadden. De Fransche koloniën bezitten geen back bone; nog minder dan de Hollandsche wijl zij jonger zijn. Er viel niet aan te denken om dure wagens te betalen en ten overvloede hun kleurlingen-chauffeurs opnieuw te instrueeren voor motoren die zij niet kenden. Unaniem weigerden zij dus den Diesel burgerrecht in de tropen. Zij wezen hem van de hand als de Europeesche oplossing van een specifiek koloniaal probleem, een basterd-oplossing welke hen in geen enkel opzicht kon bevredigen. Zij bewoonden landstreken waar de olie groeide in allerlei soorten van planten, zij leefden in een tijd dat men het onmogelijke mocht vergen van den geest der uitvinders, en zij waren in een humeur om zich geen dag langer met een kluitje in het bamboe te laten sturen door de egoïstische regelaars van het moederland die hun eigen belangen beter behartigden dan de hunne. Plotseling werden zij zich de wetten bewust van hun economisch milieu. Zij verbanden den Diesel. Maar zij eischten een carburator die zou werken niet planten-olie alleen, of desnoods en voorloopig, met een mengsel van planten-olie en derivaten van petroleum of spiritus, geschikt om de explosiemotoren te drijven der auto's, vrachtwagens en
tractoren welke zij in dienst hadden. Zij bleken werkelijk unaniem en vroegen dat alsof 't een kleinigheid was.
Omdat de natuur niets ten halve doet vonden zij een man die naar hen luisteren kon: Charles Roux, president van het ‘Koolstof-centrum’ en van het ‘Comité voor koloniale motoriseering’. Charles Roux was meer dan een specialist in brandstoffen. Hij incarneert een techniek welke na eindelooze en versnipperde laboratoriumstudies het stadium bereikt had waar zij alleen nog maar wacht op de synthetische persoonlijkheid die de verspreide resultaten samenvat, aan de concepten ziel inblaast en een groeibaar idee uit de serres der geleerden overpoot naar de open lucht der werkelijkheid. Wanneer genie volgens den dichter een lang geduld is, dan mag Roux geniaal heeten. Hij bracht zijn leven door met het experimenteeren van motoren, automobielen, brandstoffen, en carburators, met het bezoeken van congressen, het volgen en organiseeren van ontelbare technische demonstraties, het napluizen der berichten van wetenschappelijke genootschappen, het onderzoeken, vergelijken, toetsen, schiften van alle denkbare voortbewegings-apparaten en brandstoffen-mixturen welke in den loop der laatste tien jaren werden voorgespiegeld als practische verwezenlijkingen van een motor die ongeveer alles digereert wat men hem ingeeft. Om zekerheid te verwerven legde hij 15.000 K.M. af in Afrika en 50.000 K.M. in Europa met geen ander doel dan de contrôle der machine. Hij heeft honderden uren gesleten. naast de banken waar motoren draaien op proef. Wanneer Charles Roux van zekerheden spreekt mag men ze betrouwbaar achten. Hij heeft ze uiteengezet op het congres van ‘Brandhout en Houtskool’ dat in 't begin der vorige maand gehouden is te Nancy en waarvan onlangs het rapport verscheen. De conclusies van Roux zijn zoo onverwacht dat zij in vele gevallen lijken op onthullingen. Er groeit weinig in Afrika wat vandaag niet kan aangewend worden ter vervanging van petroleum en benzine. De palm, de apennoot, de purgheire of jataphra, de karité of
Galam-boter; de katoen, de ricinus of wonderolie, de sesam, de coprah[ = kokosnoot], de kapok, de olijf, de agave, de sisal kunnen allen voor lagen prijs omgezet worden in drijfkracht. Deze zaden, noten of vruchten leveren 200 à 500 liter ruwe planten-olie per ton, 200 à 250 kilogram planten-kool, 150 à 250 kubieke meter gas en op den koop toe een hoeveelheid vloeistof welke een hoog percentage ammoniak en azijnzuur bevat. De distilleering van dit dozijn soorten planten-olie verschaft benzine van elk gehalte, lamp-olie, gaz-oil, fuel-oil, teer, en, als de bewerking tot het einde wordt doorgezet, olie-coke. Men kan de geraffineerde producten, van de lichtste benzine tot de fuel-oil, op één lijn stellen met de derivaten van minerale oliën en zonder verdere transformatie bezigen voor alle motoren. Na drie jaren vergeefsche proefnemingen lukte het zelfs uit het sap der agave, dat tot dusverre bij de ontvezeling verloren ging, een industrieele alcohol te winnen. Een model-fabriek te Dakandiapé (Fransch Soudan) werkt op 't oogenblik regelmatig en zal binnenkort 600.000 liter agave-alcohol produceeren per jaar. Het lijdt niet de minste twijfel meer of Afrika en Madagascar, wanneer hun petroleum-aanvoer zou worden afgesneden, kunnen op den huidigen dag een eventueel gebrek aan brandstoffen ondervangen met de voortbrengselen van hun landbouw.
Dit alles echter, hoe bemoedigend ook, zou de Afrikaansche planters niet opluchten zonder de mededeelingen omtrent een polycarburator voor explosiemotoren, waarvan Charles Roux in zijn rapport verslag doet. Een rusteloos zoeken, een taai geduld, een onverflauwde volharding werden ten laatste beloond door de ontdekking van een instrument dat nog niet totaal, maar tenminste reeds voor 90% aan de gestelde eischen beantwoordt: de atomiseerende carburator van Henri Claudel. Ik kan dit verbazingwekkende orgaan niet beter beschrijven dan door de vermelding der wonderbaarlijke toeren welke Charles Roux ermee uitvoerde en der verbluffende mengsels welke het veroorlooft.
Drie maanden voor het Congres van Nancy ondernam Roux met een gewone 17-paards Hotchkiss, voorzien van zulk een polycarburator, een reis van tienduizend kilometer om zijn ervaringen aan de bank te verifieeren over langen afstand. Op dien rit voedde hij zijn motor (een benzine-motor!) beurtelings met gaz-oil van petroleum, met gaz-oil en 25% fuel-oil; met gaz-oil en 50% & 70% olie van apennoten, katoen-olie, wonder-olie; met gaz-oil en 25, 35 en 50% oliën van steenkool; met mixturen van gaz-oil, steenkool en alcohol. Bij deze diverse combinaties stond de verkregen drijfkracht ongeveer gelijk aan het vermogen dat ontwikkeld wordt door gewone benzine. Na dien tocht bleek de motor, die reeds 100.000 kilometer geloopen had, volkomen intact. Met zulke prachtige resultaten kan iedereen zich een paar jaren vergenoegen, hoewel het ideaal nog niet bereikt is. Om perfect te functionneeren eischt de polycarburator nog een toevoeging van 20% benzine of alcohol op 80% gazoil en andere oliën.
Roux echter was nog niet uitgepraat. De Franschen zijn letterlijk gehypnotiseerd door de brandstoffen-kwestie en vlak na Nancy werd een gelijksoortig congres gehouden te Vichy. Om de 400 K.M. af te leggen welke beide steden scheidt schroefde hij op zijn auto een gasmaker die zoowel met anthraciet en magere kolen werkt als met houtskool. Hij reed ditmaal beurtelings met steenkolen, houtskool, gas in metalen flesschen en verschillende soorten van olie. Uit dit laatste experiment heeft de merkwaardige technicus de conclusie getrokken dat de gasmaker bij een motor, toegerust met polycarburator, de functie vervult van een supplementairen carburator welke het gebruik van benzine of alcohol geheel overbodig maakt. Voor deze reis van 400 K.M. waren 25 kilogram houtskool a, 3 cents per K.G. en 44 liter olie a gemiddeld 12 cents per liter ruimschoots toereikend. De overgang tusschen de verscheidene brandstoffen (in een ongewijzigden benzine-motor!) geschiedde absoluut automatisch.
Zoo voltrekt zich onder onze oogen, zonder geraas, in alle stilte, zonder dat wij 't bijna merken, een grondige evolutie van het petroleum-vraagstuk welke al onze noties uit hun verband rukt, alle standpunten ontwricht. Gedeeltelijk werd die evolutie verhaast door de crisis, zooals ik aantoonde. Hoofdzakelijk vloeit zij voort uit den schrik voor gebrek aan petroleum. Men kan gerust zeggen, zonder gevaar van tegengesproken te worden door de feiten, dat weldra de dag zal aanbreken waarop de petroleum-koningen de halsstarrigheid bitter zullen bejammeren waarmee zij Frankrijk systematisch geweerd hebben van de bronnen.
[verschenen: 29 september 1934]