Giftmengers
Parijs, 7 September [1934]
Om te begrijpen welke vormen en welke proporties de volksvergiftiging heeft aangenomen moet men een roman lezen als ‘De la Cocaïne... aux Gaz’ van Pierre Yrondy. Het boek verscheen onder de kleuren der Fransche vlag bij de Editions Baudinière voor den populairen prijs van zestig cents. Het werd opgedragen ‘Aan mijn kameraden van het 110de infanterie, gestorven voor Frankrijk.’ Yrondy is geen licht in de duisternissen hoewel hij reeds meer dan tien romans en tooneelstukken uitgaf. Ronduit gesproken doet hij zich voor als een schrijvertje dat zich vergast aan den afval en de opgewarmde kliekjes van allerhande literatuur. Maar wat zijn verzinsels missen als kunst vergoeden zij als document humain. In deze bladzijden laat een menschelijk wanschepsel de sporen achter van zijn aanwezigheid en qua sporen beschouwd evenaren weinig meesters dezen Yrondy. Zulk een eigenschap verdient vermelding. Het is tamelijk zeldzaam dat een schrijver zich signaleert in zijn werk als een misdadiger in zijn vingerafdrukken.
De auteur beweert dat de hoeveelheid cocaïne, clandestien geïmporteerd uit Duitschland naar Frankrijk, bijna verdubbelde sinds de bewindsaanvaarding van Adolf Hitler. Ofschoon smokkelhandel van nature aan elke contrôle ontsnapt, noemt hij die schatting een feit. Hij noemt eveneens feiten de duurte der cocaïne, het geldgebrek dat de snuivers handicapt en de bereidwilligheid der Duitschers om te leveren beneden den koers. Dat deze drie feiten elkaar tegenspreken hindert Yrondy volstrekt niet. Zonder schijn van bewijs en zonder blikken of blozen leidt hij uit zijn tegenstrijdige gegevens af, dat de Hitleriaansche regeering Frankrijk door middel van een leger geheime agenten overstelpt met massieve kwantiteiten roesgift, waarmee zij de Fransche natie hoopt te verstompen en te verlagen alvorens haar uit te roeien. Onze snaak verklaart niet waarom de diabolieke afgezanten den prijs hoog houden voor afnemers in de dalles - hetgeen voordeelig is voor hunne beurs doch schadelijk voor hun infernale plannen. Wat de oorlogshavens en de garnizoens, de bedreigde mariniers en de belaagde soldaten, de intellectueelen, de bourgeoisie, de arbeiders, de demimonde en het uitvaagsel weerhoudt om cocaïne te verorberen als zuiveringszout, zijn niet de wetten en de zedenpolitie, maar juist de kosten eener totdusverre ruïneerende liefhebberij. Wanneer Yrondy echter zich had moeten storen aan zulke contradicties, had hij nimmer zijn roman kunnen samenflansen. De echte lasteraars hebben lak aan waarheid en waarschijnlijkheid. Zij volgen het fameuze devies van Basile uit den Barbier van Sevilla: Calomniez, calomniez! Il en restera toujours quelque chose.’ En twintig duizend Duitsche uitgewekenen gevlucht naar Frankrijk, worden in een handomdraaien twintig duizend trawanten van een duivelschen toeleg.
Een jong edeling, toegetakeld met den naam Maurice de Couloeuvres (om te suggereeren dat wij heel wat te slikken krijgen) stapt 's avonds te Berlijn uit den Parijschen expres. Hij zit op zwart zaad en hengelt naar een business. Van zijn hotel begeeft hij zich rechtstreeks naar een nachtkroeg, de eenige plek waar een ridder van zijn slag kan masselen. Hij knoopt er betrekkingen aan met een Herr Goelb, een Gnädige Frau Himtlich, een Fräulein Hilda, een Professor Müller. Vier luitenants van het occulte en moorddadige corps dat opereert onder het motto: ‘Der Führer verlangt’: 300 kilo cocaïne, 150 kilo heroïne. De leden van het genootschap hebben een zonderlinge manier om hun koopwaar te bestellen: zij bonzen met den voet hunner drinkglazen op de toonbank. Hoewel Monsieur de Couloeuvres laat doorschemeren dat hij behoord heeft tot den Franschen spionnagedienst, wordt hij zonder bedenken geworven als een waardeerbare recruut, wien men een magnifieke automobiel cadeau geeft om een proeftocht af te leggen naar de grens-brug van Kehl-Straatsburg, in gezelschap der Gnädige Frau. De douane, die omgekocht is, laat hem passeeren met een vracht narcotica welke ontvangen en rijkelijk betaald wordt door een ambulant muzikant, herkenbaar aan een madeliefje in het knoopsgat.
Het toeval wil echter dat bij Fräulein Hilda de compromitteerendste paperassen rondslingeren als oude kranten en opgeraapt worden door den veelbelovenden markies. Er blijkt uit dat de Führer niet enkel wagonladingen roesgiften verlangt voor export doch ook een bezending glazen buizen, gevuld met een microbische substantie, welke, vermengd met water, aan alle filters en aan alle microscopen ontglipt. Zij is geprepareerd door Professor Müller en bestemd om rondgestrooid te worden in de Seine en in de vergaarbakken der Parijsche waterleiding.
Misschien herinnert gij u dat er vorig jaar December eenige typhus heerschte in Parijs? Onder ons gezegd en gezwegen lag de fout bij een ploeg werklieden die per ongeluk een pijp ongefilterd water gekoppeld hadden aan een pijp drinkwater welke daarmee parallel liep. De vrees voor processen en schadevergoedingen belette de autoriteiten om die fatale vergissing te erkennen. De hemel zij dank was het weekblad Vendémiaire hulpvaardig genoeg om het infame praatje te colporteeren (toegelicht met grafische statistieken) dat voormelde typhus toegeschreven moest worden aan de microbische experimenten van Duitschers, die dezen zomer ontmaskerd zijn door Wickham Steed. Herinnert gij u ook uit de heete Julimaand de telegrafische berichten over tienduizenden visschen die levenloos op de Parijsche Seine-oevers aanspoelden? Onder 't zegel der geheimhouding kan ik u toevertrouwen dat er bij zeer laag, modderig water een schuit met chloorkalk gestrand en gezonken was. Maar deze uitleg is veel te simpel en veel te onschuldig. Pierre Yrondy, die juist zijn boek bijeenscharrelde, schuift de schuld op den satanischen rug van Professor Müller die een proef nam op de visschen met een preparaat dat hij uitvond voor menschen. Dat lijkt Monsieur de Couloeuvres een beetje kras. Hij wil desnoods cocaïne smokkelen, doch geen bacillen van de kwade droes, typhus, cholera en tuberculose. Hij wendt bovenmenschelijke pogingen aan om een nieuwe expeditie te onderscheppen. Het lukt hem. Maar hij is ontdekt en moet vluchten. Met zijn automobiel en zijn salaris wordt hij gered door de Gnädige Frau Himtlich die op hem verkikkerd raakte en argeloos haar leven voor hem offert als ware zij een gewone visch in de Seine. Op het uur dat alle katten grauw zijn, sluipt Maurice de Couloeuvres over de Fransche grens om zijn wederwaardigheden te vertellen aan Pierre Yrondy en terloops even te insinueeren dat de dood van Hindenburg, kort na een bezoek van Hitler, minstens verdacht
is.
Nimmer viel mij een misselijker uitbroedsel onder 't oog dan deze roman, die kwansuis doorgaat voor een reportage. Men moet zonder twijfel den invloed van dergelijke bakersprookjes niet overschatten, maar het zou misschien nog onvoorzichtiger zijn om ze geheel te verwaarloozen. Er blijft altijd iets van hangen, zooals Basile zegt. Hun grootste gevaar is echter niet dat zij een onnoozelen hals bedotten. Daarvoor lijkt mij de Fransche lezer te snugger. Doch geeft de Franschman zich voldoende rekenschap dat aantijgingen als ‘De la Cocaïne... aux Gaz’ scherper getuigen tegen het volk in welks taal zij geredigeerd zijn dan tegen het volk dat zij trachten te onteeren? Tegen dergelijke afschuwelijke verdichtsels kunnen Duitschers zich rechtmatiger beklagen over Franschen dan omgekeerd.
Af en toe schijnt men zich te Parijs bewust te worden, èn van het ongeoorloofde eener vunze methode, èn van haar risico. De oud-combattanten eischten de surveilleering der nieuwsagentschappen. De Ligue des Droits de l'Homme vroeg de contrôle van de inkomsten der dagbladen. Het ‘Plan van Negen Juli’ bevat een lange reeks radicale voorstellen betreffende de scholing van journalisten en een reglementeering der Pers. In hoeverre evenwel zal een permanente censuur der kranten de excessen verijdelen van vrij schutterige litteratoren als Pierre Yrondy? In hoeverre is een beteugeling hunner buitensporigheden vereenigbaar met de vrijheid van gedachte en menig andere liberté chérie voor welke men een eeuw lang gevochten heeft? In hoeverre is bovendien een bewaking en zuivering der ‘publieke opinie’ uitvoerbaar zonder dictator? Is het trouwens zooveel hartverheffender om de Duitsche, de Italiaansche, de Russissche pers te zien marcheeren op commando? Is het zooveel geruststellender om de Duitsche, Italiaansche en Russische schrijversgilden op hoog bevel te zien aanbidden wat zij gisteren nog verguisden (hetgeen in Italië pas gebeurde tegenover Duitschland, in Rusland tegenover Frankrijk) en blank als sneeuw te hooren uitroepen wat zij kort geleden scholden als de zwartste snoodheid?
De regeering van Doumergue, die sinds April zoo slapjes geregeerd heeft, ontwijkt het dilemma door het te negeeren, Hij behandelt de neteligste vraagstukken op de wijze van Pilatus. Hij is helaas vergeefelijk. Of crimineele schavuiten als Pierre Yrondy en de hoofd-redactie van Vendémiaire de harten vergiftigen op eigen initiatief, of, wat waarschijnlijker is, in dienst eener buitenlandsche propaganda, hij kan hen, zonder zich de verontwaardiging op 't lijf te halen van alle vrijdenkers, niet anders straffen en tot zwijgen brengen dan door de aanbieding eener subsidie. En tegen de handhaving der vrijheid van drukpers bestaat wellicht geen overtuigender argument dan het constateeren van betreurenswaardige onmacht tegenover beschamende misbruiken.
[verschenen: 26 september 1934]