Heropening
Parijs, 27 Augustus [1934]
De President der Republiek is teruggekeerd uit den landelijken kring van Mercy-le-Haut, de ministers uit de badplaatsen, in welker casino's dit jaar voor 't eerst de roulette functionneerde naast het baccarat. Het leven hervat zijn abnormalen gang, het leven, als 't ware stop gezet op commando, terwijl langs de grenzen zich een razende activiteit ontwikkelde.
De burgers, rechtsche en linksche, zijn weinig in hun schik over die periode van gouvernementeele ledigheid. Zij oordeelen zonder vrees voor majesteitsschennis dat Lebrun volstrekt niet riskeert wegens overspanning naar het zenuwlijdersgesticht te moeten waar zijn Duitsche collega genezing heet te zoeken, telkens wanneer hij zijn tallooze vijanden mishaagd en verbaasd heeft. Ook de ministers loopen geen gevaar voor oververmoeidheid. Zij lieten een maand voorbijvliegen alsof tijd geen geld was. Hun onderdanen zien ze zonder de minste welwillendheid frisch als hoentjes weder op de proppen komen. Een der curiositeiten van 't huidige Frankrijk is het universeele gebrek aan populariteit zijner regeering. Niemand bezit de macht om een hart te doen trillen. Het zou de moeite waard zijn om hier een plebisciet te houden op een naam. Zij die de publieke opinie kennen, oordeelen dat zelfs Doumergue geen twee millioen stemmen zou verzamelen, en dat de citoyen voor de rest der mogelijke candidaten geen voet zou verzetten, al beloofde men hem concentratie-kampen, dwangarbeid en hechtenis. Ik heb deze overpeinzing honderden malen gehoord na het Duitsche plebisciet van 19 Augustus, dat door de meeste kranten in harmonie met de wereldpers is afgeschilderd als een fiasco. Er is geen Fransch staatsman die voor de helft van zulk een fiasco den hemel niet zou danken op zijn knieën.
Men telt de dagen, vervlogen na de Februari-revolutie en weegt de resultaten. Wat is het saldo? Nul. Behalve het goud der Banque de France, vermeerderd tot een-en-tachtig milliard, niets, letterlijk niets. De handelsbalans verbeterde alleen omdat de import daalt. De zaken gaan failliet bij zwermen. De zomer-hotels zagen slechts 30 à 40% hunner klanten van het vorig seizoen. Waar is het deficit en de dood in den pot? Overal. De Staat zou hervormd worden en het Kabinet krakeelt over een plan. Twee ministers, Herriot en Tardieu, waren benoemd om het onkruid der duurte te wieden. Na de deflatie van het budget, van de traktementen, de loonen, de pensioenen moest op straffe van uitmergeling een deflatie volgen der prijzen. Zij dienden een rapport in dat begraven werd en een der tergendste schandalen bleef voortwoekeren. Inderdaad, de prijzen wankelden en zakten ongeveer tot buitenlandsch peil. Doch zij kelderden uitsluitend voor den producent. De consument betaalt als van ouds het dubbele, het driedubbele, het vierdubbele der wereld-prijzen voor zijn biefstuk, brood, melk, groenten, fruit en dranken. Een almachtige organisatie van tusschenhandelaars domineert het gouvernement, sleept het profijt in de wacht, benadeelt, besteelt, bespot en treitert de twee categorieën waaruit de natie is samengesteld: de voortbrenger die met verlies werkt en volgens de regels der kunst geplukt wordt; de gerantsoeneerde verbruiker die niet koopen kan. Een troep dwazen en misdadigers maakten zich meester van de markt en sarren de twee helften van het volk. In de Parijsche hallen worden dagelijks stapels visch, ooft en groenten weggespoeld door de riolen. Niet omdat er te veel is. Maar omdat de levensbehoeften, ingeslagen tegen spotprijzen, woekerwinsten moeten opleveren. Men kan geen land citeeren geloof ik waar deze economische waanzin en typische flibusterij een week zou tieren. Hier heerscht de nonsens sinds April. Hij berokkent een drievoudige schade, hij verlamt den
handel, exaspereert alle burgers en maakt Frankrijk, waar men vroeger leefde als God, een land dat de inboorling in zijn vrijen tijd ontvlucht en dat de vreemdeling vermijdt. Totnutoe echter moest Doumergue het afleggen tegen de tyrannie der boekaniers. Wanneer hij dezen herfst valt, mag hij hen beschouwen als een der voornaamste oorzaken van zijn falen en zijne zwakheid betreuren. Al zou hij galgen moeten oprichten, zulke strooptochten kunnen niet duren. Hij zei te dikwijls: ‘Men kan niet alles tegelijk doen.’ De natie heeft genoeg van praatjes, van toespraken op gramofoon-platen, van pijnstillende communiqué's en van beloften. Zij wacht een eerste daad.
Hoe meer Doumergue talmt en aarzelt hoe waarschijnlijker het wordt dat de binnenlandsche politiek een zeer stormachtig najaar tegemoetgaat. Een centen-kwestie echter kan groepen in beweging zetten, zij zal nooit de geheele massa opzweepen. De centenkwestie wordt pas een dynamische factor zoodra zij versmelt met een idee van hooger orde. Het is niet de prijs van de suiker die de Franschen zal doen steigeren. Zij nemen een klontje minder. En de boer heeft nimmer geweigerd een politicus te spekken. Een volk zal de bitterste ontberingen verdragen, en zijn uithoudingsvermogen bleek herhaalde malen practisch onbegrensd zoolang het gedreven wordt door een hersenschim of zoolang een hersenschim het niet uit de voegen rukt. Een ideaal dat het voorwaarts jaagt heeft Frankrijk op 't oogenblik nog niet. Maar het heeft misschien een ideaal waarvoor het alles zou kunnen verbrijzelen.
De impressie deze week verwekt door een gerechtelijk rapport over de zaak Prince inspireert deze diagnose die slechts gewettigd behoeft te worden door de felheid en den duur der emotie. Wij zitten nog altijd met de lamentabele affaire van den overreden raadsheer en juist om de knagende gewetens te sussen en zoo mogelijk een beetje helderheid te verschaffen in een duistere intrige vroeg de Justitie aan den commissaris der rechtspolitie Guillaume een resumeerend verslag van het geheele onderzoek, gelijk het reilde en zeilde sinds 20 Februari. Als dit rapport, nauwelijks gedeponeerd, reeds de beteekenis kreeg van een historisch document, het beantwoordde daarentegen geenszins aan zijn doel. Toen Chéron weigerde het stuk dat 136 pagina's beslaat te publiceeren (de instructie kostte reeds millioenen) liet ‘Le Matin’ enkele der belangrijkste fragmenten stelen of koopen en drukte ze af. De onthulde passages brachten meer opschudding teweeg dan de bommen van Minos en Rhadamantes die beweren een volk te tuchtigen dat wegens zijn laksheid kastijding verdient. Hoewel pas nog twee boeken verschenen over den ‘politieken moord’ had ik nooit gedacht dat de Franschen zulk een reserve van verontwaardiging in petto hielden.
Dit exorbitante effect openbaart de ontvlambaarheid der psychose. Het eenige toch wat men voorloopig uit de gepubliceerde fragmenten mag afleiden is de duidelijke wensch van Guillaume om het sinistere geval strikt zakelijk, wetenschappelijk en onpartijdig te ontleden. Hij analyseert het mechanisme van het drama niet anders dan ik het hier drie maanden geleden deed. De een noemt het een monument van hypocrisie, de ander een meesterwerk van oprechtheid. Op gronden, welke de enquête tot zijn beschikking stelde, oordeelt de auteur dat er geen redenen bestonden om Prince te vermoorden en geen schijn van bewijs dat hij vermoord is. De medische expertise van zeven onkreukbare deskundigen dwingt even onafwijsbaar om te erkennen dat Prince zich onmogelijk gezelfmoord kan hebben. Maar wie niet gedood is en wie zich niet doodde moet nog ergens rondwandelen, zegt het gezond verstand. Helaas! Prince is dood en begraven. ‘Mort et enterré’ zooals men zingt in 't liedje van Marlborough.
Deze Sfinx maakt Frankrijk even onzeker als in de dagen van Oedipus een sfinx de omstreken onveilig maakte van Thebe. Niet te kunnen concludeeren is de fout van Guillaume's rapport en zij was onvermijdelijk. Hij kon niet anders dan het raadsel onderstrepen. Doch de Franschman accepteert in deze affaire geen raadsel. De een niet omdat zij zich van een verschrikkelijke verdenking willen zuiveren. De ander niet omdat zij een gruweldaad willen wreken. De suicidisten en maffiards schreeuwen om klaarheid, beiden hopend hun tegenstander te verpletteren met een onomstootelijk feit. Het redelijkst wat men wenschen kan is, dat zulk een feit nimmer ontdekt worde, wijl de overwinnaar den overwonnene geen kwartier zal gunnen. Dit redelijkste echter geldt voor ieder als het onaanvaardbaarste. De argwaan dat het gouvernement een laffer moord bedreef (en camoufleerde in zelfmoord) om een gouvernementeele schurkerij te maskeeren is voor republikeinen even onduldbaar als voor hunne antipoden.
Tot dusverre wist Doumergue een keuze te ontwijken. Na het rapport van Guillaume sommeeren beide partijen hem tot een beslissing. Hij kan er niet aan ontsnappen en hoe hij ook kiest, hij zal zich onverzoenlijke vijanden op den hals halen. De Erinnyen, de Furiën en Alastor legden nimmer zwaarder taak en plicht weg voor een rechtschapen mensch die zijn leven meende te eindigen met een glimlach. En Nemesis zelf had geen verderfelijker twistappel kunnen doen rijpen voor het Fransche volk.
[verschenen: 15 september 1934]