Plannen
Parijs, 13 Augustus 1934
De beweging van 8 Juli, die populair en nationaal had kunnen worden als een massa-lichting, derailleerde in onsamenhangend gedaas. Zoo zeker is het dat een revolutie nimmer ontstaat bij het volk (hier de oud-combattanten) doch bij de leiders, niet van onderen doch van boven, niet in de beenen maar in 't hoofd. Voor een aantal intellectueelen die zich van deze wet onvoldoende rekenschap gaven, was het erbarmelijke fiasco der redekavelaars een openbaring en een aansporing. Zij verzamelden zich in een club en gaven haar den naam van den volgenden dag: De Groep van Negen Juli. Met zulk een titel bleef de continuïteit bewaard, ten minste voor den schijn.
De mannen die er aldus prijs op stellen om te fungeeren als schakel eener ketting, plaatsten hun beraadslagingen onder hoede van Jules Romains. Deze dichter, romanschrijver, dramaturg, filosoof, socioloog en humorist is zonder twijfel een der helderste, een der minst hersenschimmige, een der veelzijdigste koppen zijner tijdgenooten. Hij heeft zich niet te beklagen over de maatschappij noch over het menschdom, want alles ging hem overal voor den wind. Op zijn vijftigste jaar is hij niet verzuurd of verdord. Ondanks een neiging tot spitsvondigheid en schoolmeesterij behield hij het vermogen om geestdrift en ontroering te voelen en te wekken. Gelijk de meeste litteratoren echter die kwamen na de gouden zestiende en zeventiende eeuwen vindt hij geen innerlijke bevrediging in de kunst welke hij schept. Het is misschien de volledigheid hunner natuur welke alle groote genieën (Homerus, Aeschylos, Sophocles, Virgilius, Dante, Shakespeare, Racine, Corneille, Goethe, Balzac, etc.) conservatief maakte. Een feit is het dat de kleine genieën, onder wie wij Jules Romains tellen, een zekere onvoldaanheid in zich dragen welke zij bij voorkeur koelen op de maatschappelijke instellingen van hun tijd. Hun onmacht om in woorden de hoogste harmonie te verwezenlijken, zetten zij om in onrust.
Onder directie van dezen critischen, analytischen geest redigeerden de clubgenooten een manifest dat zij ‘Plan van Negen Juli’ noemden en deze maand publiceerden bij Gallimard, den uitgever der Nouvelle Revue Française, het tijdschrift dat meer dan alle overige periodieken tezamen fosfor aanbrengt voor gistende hersens. Het ‘Plan’ is een soort van catechismus der hervorming van Frankrijk, die druk gekocht wordt in dit uur tusschen zomer en herfst, het far niente der vacantie. De zestig pagina's bevatten meer dan honderd proposities. Men kan er zeker van zijn, dat ze den Franschman vergezellen naar de stranden waar meerminnen zich bronzen in transparante badcostuums en naar de waterbronnen die nieren, lever en maag repareeren. In wel en in wee loopt ieder rond met hetzelfde idee fixe, met dezelfde obsessie: de revolutie welke hij niet maken wil en maken móet. De ongelukkigen! De maniakken! Niemand kan zich de noodzakelijkheid eener omwenteling voorstellen onder den zoelen hemel, naast bekoorlijke en gewillige vrouwen, in geruischlooze auto's, bij den klank van wiegende muziek, achter de klaterende fonteinen der Champs-Elysées, langs de kalme zee, in de groene valleien der bergen, terwijl een vreedzame bevolking den oogst binnen haalt of de druiven ziet rijpen. En toch kan niemand de gedachte eener onvermijdelijkheid van zich afschudden.
Het is niet doenlijk om den catechismus der Groep van 9 Juli in détails te ontleden, te wikken, te toetsen, te meten aan den maatstaf van het mogelijke. Wij zouden een boek moeten schrijven in plaats van een artikel. Een boek niet alleen omdat de aangeroerde vraagstukken uiterst gequintessentieerd en gevarieerd zijn, maar meer nog omdat de thema's en hun oplossingen uit kokers van allerlei kaliber zijn bijeengescharreld. Jules Romains ziet een burgeroorlog naderen en wil hem verijdelen tot elken prijs. Tot den prijs zelfs van een cocktail waar alle partijen een druppel mengen van haar eigen brouwsel. Om te verhinderen dat de Franschen straks elkaar mitrailleeren voor een denkbeeld waarover zij misschien in hun binnenste vagelijk accoord gaan, vereenigde hij de vertegenwoordigers der jonge generaties, de bevoegdsten en de uiteenloopendsten die hij vinden kon, en noodigde hen uit om gezamenlijk een ‘cahier de charges’ op te stellen voor een humane en loonende exploitatie der naamlooze vennootschap Frankrijk. Syndicalisten, socialisten der tweede internationale, neo-socialisten, agrariërs, Croix de Feu, jonge Radicalen, Jeunesses Patriotes, Jeune République, halve en driekwart communisten schaarden zich rond een tafel, togen aan het werk en ontwierpen een programma, dat, in den vorm waarin het verschijnt, kan voorgelegd worden aan een constitueerende vergadering.
Wie komt daarmee verder? De mixtuur bevat de heterogeenste bestanddeelen, maar geen onbekende. De arbeid beschouwd als een dienst welke men meer voor zijn genoegen bewijst dan voor loon. De Staat controleur en regelaar der economie. Onbelemmerde vrijheid van het individu. Geen perfectionneering der bestaande industrieën, doch oprichting van nieuwe. Oriënteering van den persoonlijken ondernemingszin in de richting der collectieve activiteit. Vijf punten, vijf onvereenigbare tegenstrijdigheden. Ik zou vijftig punten kunnen citeeren en vijftig onverzoenlijke contrasten. Verstrengelde sporen van Brain-trust, van Leninisme, van Fascisme, van Hitlerianisme, proefnemingen zonder etiquette die op verschillende punten der wereld gaande zijn en waaruit men zonder voorbarigheid geen conclusies kan trekken.
Laten wij echter aannemen dat de hervormingen der Groep van 9 Juli goed zijn, rationeel en nuttig genoeg om eenheid te bewerkstelligen tusschen alle tegendeelen. Wie zal ze invoeren? Wie zal ze toepassen? Jules Romains roemt de discipline, de onzelfzuchtigheid, het ontbreken van ijdelheid en komedianterie der jonge technici die zich wijdden aan een taak waarmee ze onheilen wenschen af te wenden. Men kan inderdaad het kakelbonte resultaat hunner debatten niet doorbladeren zonder hun wederzijdsche inschikkelijkheid te waardeeren. Het vaderland ware gered, wanneer zij morgen even eensgezind Kamer konden spelen en Senaat. Maar hebben deze schrandere en hoofsche lieden een mandaat? Neen. Bestaat er een flauwe kans dat hun constitueerende mengelmoes goedgekeurd wordt door hun respectieve partijen? Niet de allergeringste. Is het denkbaar dat een dozijn partijen, die niet Kamertje spelen maar sinds jaren verbitterd vechten om het grootste part van den stokvisch, plotseling broederlijk beginnen te delibereeren over veranderingen welke geenszins stroken met hun belangen? Op geen stukken na. Dit mirakel is enkel realiseerbaar onder pressie eener catastrofe.
Daar steekt de moeilijkheid. Frankrijk heeft veel minder behoefte aan een nieuwe constitutie dan aan nieuw personeel. Een regeeringsstelsel, republikeinsch, monarchistisch, dictatoriaal is precies waard wat de burgers waard zijn die het toepassen. Hier hapert niet het systeem doch de menschen die het gebruiken. De eenen zijn oud-modisch en verstard in de routine. Duizenden danken hun positie en invloed uitsluitend aan hun fortuin, aan kruiwagens, aan nepotisme, aan favoritisme, aan corruptie. Enkele tienduizenden kunnen geen wit meer onderscheiden van zwart, omdat zij totaal gehypnotiseerd zijn door partijdrift en eigenbaat. Samen werden de drie categorieën talrijk genoeg om een land te verderven. Zij klampen zich vast aan hun baantjes, prebenden en privileges, waar zij zich eerst nutteloos toonden en van lieverlede schadelijk. Grosso modo - uitzonderingen daargelaten - belichamen zij het wettig gezag. De heele kwestie voor den Franschman is: hoe raken wij ze in gemoede kwijt, zonder kwaadheid, zonder de ruiten in te slaan, zonder alles ondersteboven te smijten?
Ziedaar het probleem in zijn kern. Jules Romains en zijn hervormers verwaarloozen het. Zij beredderen onderwijs, koloniseering van Afrika, diplomatie, landbouw, industrie, werkgever en arbeider, pers en justitie, kortom de heele rataplan, zonder een middel te verschaffen of ten minste te suggereeren om zich te bevrijden van nietsnutters en knoeiers die er niet aan denken goedschiks op te krassen. Men lache echter niet met de revolutionnairen van 9 Juli. De lijst hunner desiderata is een symptoom. Gereduceerd tot één tiende van haar omvang is zij nog lang genoeg om kippevel te bezorgen. Gereduceerd tot één twintigste is zij niet vervulbaar zonder geweld en het ergste van alles is dat men zich niet verbeelden kan dat dit eene twintigste onvervuld blijft.
[verschenen: 1 september 1934]