Een Paradijs
Parijs, 9 Augustus [1934]
Kent gij het land? Niet waar de citroenen bloeien, doch waar men ze u verkoopt voor den prijs van knollen? Waar een versch ei anderhalve cent kost. Het pond roomboter een kwartje. De fiets zes gulden. De auto (fonkelnieuw natuurlijk en Japansch) vier honderd gulden. Het blik benzine vijftig cents. Een paar zijden kousen vijf en twintig cents. Een heele uitzet zooveel als een enkel kleedingstuk elders. Een flesch van de puikste Champagne of Bordeaux minder dan een gulden om het aangename niet te vergeten. En de rest navenant!
Kent gij het land waar een gezond klimaat, de poëzie van wouden, meren, bergen, dalen, weiden, koe-klokjes en herderszangen, op den koop toe gegeven wordt aan degenen die er komen leven voor een prikje? Het eenige land ter wereld waar men de dingen betaalt wat ze intrinsiek waard zijn en als premie de wonderen en de genoegens meeneemt van een der verrukkelijkste streken onzer planeet? Ik durf er nauwelijks over schrijven, omdat dit oord tot de zaken behoort, welker succes men reeds riskeert te compromitteeren, alleen door ze aan de groote klok te hangen. Zooals er een club is van lekkerbekken die elkaar de adressen der goede restaurants slechts meedeelen onder geheimhouding (omdat veel varkens de spoeling dun maken), zoo behoorde de naam der duiventil waar gebraden vogels vliegen eigenlijk alleen te circuleeren onder enveloppe. Maar dient een krant om verstoppertje te spelen? De verlofgangers van 't volgend jaar en zij die hun schaapjes op drooge hebben, zouden mij kunnen verwijten dat ik van alle Fransche onderwerpen juist het nuttigste verzwegen heb. Want menigeen, lyrisch geworden, zal zeggen met Mignon: Dahin! Dahin möcht ich mit dir, o mein Geliebter, ziehn.
Het land in casu strekt zich uit in een breede strook rondom het Meer van Genève en beslaat ongeveer vier honderd vierkante kilometer. Op 't oogenblik telt het tennaastenbij dertig duizend inwoners, doch als het vervolg beantwoordt aan het begin en als Parijs of Bern geen roet in 't eten gooit zal het er honderd duizend herbergen in 1940 en een millioen in 1950. Aan den eenen kant van het beroemde meer omvat het le Pays de Gex, waar Voltaire gedurende twintig jaren verblijf koos te Ferney, na zijn onmin met Fredericus Rex. Langs den anderen kant strekt het zich uit van Bellegarde aan de Rhône tot Annemasse, tusschen de Zwitsersche grens en den spoorweg, van Annemasse in een breeden boog langs Douvaine tot den Franschen oever van het meer. Vlak in de buurt liggen Thonon en Evian-les-Bains, doch behooren niet onder het gezegende gebied. De voornaamste plaats van dit hemelsche toevluchtsoord is Saint-Julien-en-Genevois, dat, wanneer 't zoo doorgaat, de hoofdstad zal worden van alle renteniers.
In diplomatieke termen heet deze idyllische plek de Vrije Zône en hare grenzen werden den eersten keer op de economische atlassen geteekend in 1815, na de onttroning van Napoleon Bonaparte. Om de Franschen te straffen voor de vlucht van Elba en den slag van Waterloo beroofde men hen (onder meerdere) van de vrijheid om douane-posten te vestigen in de onmiddellijke nabijheid van Genève. De stad van Calvijn verwierf daarmee een hinterland dat ten eeuwigen dage bestemd was om den toekomstigen zetel van den Volkenbond te ravitailleeren in voedingsmiddelen. Er bestonden toen nog geen treinen, geen stoombooten, geen automobielen en Genève meende het recht te hebben zich door deze hypotheek op een stuk Fransch territorium te behoeden voor uithongering. Het Weener Congres van 1815 respecteerde de politieke grens doch verlegde de douane-grens een ruim eind binnenwaarts in Frankrijk.
Die afhankelijkheid, moeilijker te verduren omdat zij de herinnering bestendigde aan een onheilvolle nederlaag dan wegens hare economische gevolgen, duurde langer dan honderd jaren. Het gansche heelal protesteerde toen nog niet tegen draconische verdragen en de overwonnen natie schikte zich tegen wil en dank. Pas bij het einde van den wereldoorlog meenden de Franschen dat de dag was aangebroken om een oude rekening te vereffenen. De onderhandelaars van Versailles echter gaven Foch niet de grens van 1814, welke hij eischte, doch die van 1815. De Engelschen weigerden hem Landau, Sarrelouis (geboortestad van Ney), de strategische positie der Queich en de sluiting der invalspoort waardoor de Pruisen in 1870 waren binnengerukt. Albion vergunde dat Sedan werd uitgewischt doch niet dat Waterloo werd geannuleerd. De eenige concessie waartoe Engeland zich liet overhalen betrof een herziening van het statuut der Vrije Zône. Frankrijk en Zwitserland zouden de affaire onderling regelen. Men bedisselde een accoord dat verworpen werd door de Zwitsers. De ongeduldige Poincaré, een lastigen knoop doorhakkend, bracht in naam der Fransche souvereiniteit het douane-cordon tot onder den rook van Genève.
De afstammelingen van Wilhelm Tell protesteerden en het geschil kwam tweemaal voor het Haagsche Arbitrage-Hof. Er zijn myriaden artikelen geschreven over het proces waarbij de Zwitsers een wet wenschten te handhaven volgens de letter, terwijl de Franschen haar poogden te interpreteeren volgens den geest. Tweemaal werd de juridische Poincaré in 't ongelijk gesteld. Tweemaal werd Frankrijk uitgenoodigd om de Vrije Zône te heropenen en een accoord te sluiten met Bern. De rechters, uitspraak doende op 7 Juni 1932, gaven achttien maanden tijd om hun vonnis uit te voeren. In die dagen voorspelde Jan-en-alleman nog dat Hitler nimmer zou regeeren over Duitschland. In die dagen was Marianne derhalve nog niet gepromoveerd tot beschermster der rechten van den mensch en genoot een misselijke reputatie. In die dagen lag ook de grens van Groot-Brittannië nog niet aan den Rijn, waar Stanley Baldwin haar onlangs getrokken heeft. Men gaf dus Genève vruchtgebruik van een stuk Franschen grond dat het absoluut niet noodig had sinds 't zich uit de verste hoeken van Europa, dank zij de moderne techniek, even gemakkelijk ravitailleeren kan als uit Gex of uit St.-Julien. En Frankrijk onderwierp zich. Op 14 Januari 1934 had het zijn douane-cordon teruggelegd tot aan de limiet welke was aangewezen na den Slag van Waterloo.
Doch sinds 1815 waren er niet alleen spoortreinen, stoombooten, motorschepen en automobielen verschenen op den aardbodem. De Zwitsers konden deze elementen naar believen negeeren! Kort na het Verdrag van Versailles evenwel, waarmee de Franschen gewaand hadden de Vrije Zônes te heroveren, trad een factor op den voorgrond welke het economisch aspect der kwestie grondiger en tyrannieker wijzigde dan alle verkeersmiddelen: de onoverkomelijke tarief-muren, alom opgericht, de contingenten en andere invoerbeperkingen, welke zich, uitgaande van Amerika, over de wereld verbreidden als een lethargische epidemie waarvoor geen land gespaard bleef. Geen land? Ja! Behalve de vier honderd vierkante kilometer Vrije Zône, ontrukt aan de Fransche douarie. Hier heerschen geen cijnzen, tollen en opcenten. Hier wordt men niet geringeloord met contingenten en verbodsbepalingen. Ieder importeert wie wil. Ieder wat hij wil. Terwijl men overal elders tot 80 à 90% toeslag heft op den prijs van ingevoerde koopwaar dokt men in de Vrije Zône 2% (twee procent!) van het omzet-cijfer. Er gebeurde wat de Zwitsers nooit gedacht hadden, en wat de Franschen uit de verte zagen aankomen: Geen drie maanden gingen voorbij of de Vrije Zône was het entrepôt geworden van de exporteurs der geheele wereld.
Het ligt voor de hand dat geen enkel Franschman hier concurreeren kan. Het spreekt ook vanzelf dat de industrie der inboorlingen in een ommezien vernietigd was. Nergens echter heeft de bevolking een soortgelijke ramp zoo gelaten en opgeruimd aanvaard. De exorbitante niveau-verschillen aan beide zijden van den Fransch-Zwitserschen dam hebben alle inwoners omgeschapen in smokkelaars en al zou men op elken meter eener geaccidenteerde grens een douane-beambte kunnen plaatsen dan nog ware de gelegenheid die dieven maakt te schoon om haar niet te grijpen. Hier kan ieder zich trouwens verrijken zonder eenig voorschrift te overtreden. Een automobiel b.v. mag de Zône binnenrijden met een halven liter benzine in de reservoirs en haar verlaten met 15 liter. Zoo dikwijls hij per etmaal wenscht mag een chauffeur heen-en-weer reizen en is niet eens verplicht zijn contrôle-posten te verwisselen. Wanneer het overschot geloosd wordt in Frankrijk waar men het dubbele betaalt voor een blik benzine kan de eigenaar eener kleine auto na twee maanden een nieuwen wagen aanschaffen, zijn bedrijf uitbreiden en nog geld overhouden. Voor 't eerste half jaar van de herstelde Vrije Zône werden de verliezen der Fransche schatkist geraamd op honderd millioen francs. Met een rudimentairen smokkelhandel is dat reeds een aardig bedrag. Hoe hoog zal het klimmen als de contrabande den tijd heeft om zich te organiseeren?
De Vrije Zône is voor Zwitserland een even pijnlijk experiment gebleken als voor Frankrijk en naar verluidt heeft Genève zelf te Bern aangedrongen op revisie van het Haagsche vonnis. Velen hopen dat die revisie nog langer sleept dan het proces. Zou het niet waarlijk jammer zijn wanneer een providentieele toestand kortstondig was? Heeft niet de alom geplunderde mensch ergens op aarde een asyl verdiend waar hij lachend om de universeele dwaasheid het overige van zijn levenstijd kan uitblazen?
[verschenen: 29 augustus 1934]