Een overwonnene
Parijs, 1 Augustus [1934]
Hoewel zijn aftreden van het schouwtooneel geëclipseerd is door het verdwijnen van doorluchtiger personen heeft hij te veel plaats beslagen en gerucht gemaakt om hem bij zijn dood niet uitgeleide te doen. Wij bedoelen den man wiens typische handteekening verspreider was over den aardbol dan de signatuur van alle muntbiljetten: Coty. Eerst een forsche, energieke, veelbelovende C. Daarna een eindelooze vlakke lijn, die kon worden uitgeduid als een egaal stroomende rivier, als een geleidingsdraad, als een benauwend leege woestijn, als een verlaten spoorbaan zonder halten, waar geen trein meer zou passeeren. Daarna een paar korte rukken om den naam te voltooien. Drie letters als voetklemmen. Evenveel letters als hem aan 't einde van den platten weg jaren wachtten (1931, 32, en 33) waarin hij zich als een plotseling bezetene zou aftakelen, sloopen, vernietigen, alvorens te bezwijken aan een beroerte.
Hij was een der merkwaardigste figuren uit het eerste kwartaal onzer eeuw. De romantische dichter had gezegd: ‘Qu'importe le flacon pourvu qu'on ait l'ivresse’ en het geniaalste idee dat oprees in Coty's brein bestond in de ontdekking dat Musset zich vergist had, dat de vorm minstens zooveel waard was als de inhoud, en dat een suggestief parfum gedruppeld moest worden uit een bekoorlijk flacon. Deze gedachte bracht de materieele civilisatie der planeet verder en sneller vooruit dan alle kunst en literatuur. Coty dankte zijn inspiratie evenwel niet aan filosofische meditaties, doch aan het zien van een apotheker die lavendel-water leverde in gewone litersche flesschen. Hij maakte bij zich zelf de opmerking dat men een gelijke hoeveelheid van dezelfde vloeistof duurder zou verkoopen in welverzorgde flacons, en op dezen lumineuzen inval bouwde hij zijn fortuin. Geboren te Ajaccio, ontscheept te Marseille zonder cent op zak, in zijn vlegeljaren veroordeeld wegens diefstal van een papegaai met koperen kooi (een misstap welke zijn vijanden hem nimmer kwijtscholden), werd hij de rijkste man van Frankrijk. Zijn rijkdom was geen bluf en zijn kapitaal groeide normaal, als infusoriën en sponzen die zich regelmatig vermenigvuldigen. Het eerste millioen dijde langzaam uit tot een milliard. Het milliard groeide harmonisch tot twee, drie, vier, vijf milliard. Hij had zijn eigen glasblazerijen. Zijn flacons werden beroemd tot in de hutten der kannibalen. Zijn fabrieken, magazijnen en winkels, zijn ingenieurs en chemisten, zijn bureaux en laboratoria, zijn raden van beheer en zijn aandeelen verbreidden en vergezelden zijn faam in alle beurzen der wereld. De Amerikanen, onder wie hij zich installeerde, bejegenden hem met respect. Hij kon op voet van gelijkheid onderhandelen met de kolossale internationale geldmachten die anoniem regeeren te New-York, te Londen en in den Levant. Gedurende langen tijd kon hij ze met succes het hoofd bieden en bestrijden.
Tegenover het naamlooze, vagabondeerende, avontuurlijke kapitaal, dat in het leven der naties een dikwijls noodlottige hoewel bijna stomme en onzichtbare rol speelt, was hij een der degelijkste en brillantste vertegenwoordigers der nominale fortuin. Tot waar zou hij gestegen zijn wanneer hij den demon overmeesterd had, die bij het naderen van den ouderdom zijn evenwicht verstoorde?
De reputatie welke hij won met zijn reukwerken, met de charmante en meestal amoureuze namen welke hij gaf aan de liefelijke ziel der bloemen, was nochtans niets naast de populariteit en de sensatie welke hem begeleidden toen hij zich, vijftig jaar oud, halsoverkop in de journalistiek wierp. Tijdens zijn jeugd had hij bij den politicus en schrijver Emmanuel Arène gefungeerd als secretaris (sommigen beweren als gewoon valet de chambre) en van dezen omgang was hem een neiging voor de fraaie letteren bijgebleven welke hij eerst botvierde in pittoreske etiquetten en kunstige advertenties, later, toen zij een passie geworden was, in zijn kranten. In 1923 kocht hij den aristocratischen Figaro. Hoewel hij niemand aan den dijk zette en blijk gaf van de beste bedoelingen, verontwaardigde hij een deel der schoone geesten die zich verplicht achtten een kruistocht te ondernemen tegen het gouden kalf. Hij overwon ze met de tactiek der Chineesche generaals en de verslagenen voeren er zoo wel bij dat alle tegenstand verbrijzeld was toen hij het andere orgaan der aristocratie annexeerde, de magnifieke Gaulois. De abonnés van beide kranten maakten hem conservatiever dan hij oorspronkelijk scheen. Zij dreven hem in de oppositie juist op een moment dat de ontredderde oppositie gezag en invloed verloor in den Staat die de subsidies uitdeelt. En al wie linksch dacht of sympathiseerde opende een verdelgingsoorlog tegen den parfumeur, die gekarikaturiseerd, geridiculiseerd, beschimpt, uitgekreten, en tenslotte geruïneerd werd als iemand die intellectueel niet tot de enkels reikte van een Oustric, een Marthe Hanau, een Stavisky.
Tegen een coalitie van bijna de gezamenlijke pers bracht Coty 's morgens en 's avonds L'Ami du Peuple te velde, het blad dat één cent kostte, een deel der provinciale kranten welke hij controleerde, Le Figaro, Le Gaulois, L'Autorité en enkele weekbladen. Meer dan zes jaren was hij het middelpunt van dagelijksche polemieken en een gewichtiger personage dan de minister-presidenten dezer koortsachtige periode. Hij ontving binnen- en buitenlandsche staatslieden op audiëntie en liet ze antichambreeren als zijn redacteurs op zijn kasteel te Montbazon die orders kwamen halen per vliegtuig. Een poos lang was hij familiaar met Mussolini en bij zijn reizen in Italië kreeg hij twee schildwachten. Door zijn persoonlijke actie wist hij tweemaal een toenadering tusschen Rusland en Frankrijk te belemmeren. Zijn campagnes tegen het bolsjewisme en tegen de New-Yorksche bankiers die het steunden, stuitten de communistische penetratie welke een bedeesd gouvernement bekampte als struisvogels. Hij organiseerde luchtraids naar Japan en naar de Vereenigde Staten om de ministers van luchtvaart te beschamen en te overtroeven. Nog in de laatste jaren stichtte bij een bezoldigde pretoriaansche wacht en groepeerde rondom zijn idealen de cohorten der Solidarité. Alleen in de romans van Balzac ontmoette men geïsoleerde individuen die zulk een veelzijdige, razende activiteit hadden ontwikkeld. Bij voorkeur betitelde hij zich l'Homme seul. Hij bleef inderdaad de eenzame. Van zijn vijanden sneuvelde of capituleerde geen enkel en zijn acrobatische triomfen putten hem niet alleen financieel uit, zij sloegen hem ook in 't hoofd.
De zwakke plek dezer carrière, die ten slotte steriel bleek, waren zijn medewerkers, zijn scribenten en adviseurs. Hij had er van allerlei allooi, ex-anarchisten, beroeps-pamflettisten, vermomde maîtres-chanteurs, en zelfs verraders uitgezonden door een sluwe politie die hem menige vuile poets bakten. Hoe meer hij zich in 't nauw gedreven zag, hoe meer en hoe verderfelijker overwicht zij verwierven op zijn gemoed, dat gelijk bij alle tyrannieke karakters te hard was voor oprechte waarschuwers, te kneedbaar voor konkelende pluimstrijkers. Met een onnoozelheid waarvan iedereen versteld stond liet hij zich in 1932 overhalen tot een ongemotiveerde, odieuse en volmaakt bespottelijke campagne tegen de monarchisten en tegen de eerbiedwaardigste tradities van Frankrijk. Zijn trouwste aanhangers die al zijn nukken door de vingers hadden gezien (zelfs dat hij zich uitgaf als directe afstammeling van Napoleon) beseften dat er een adertje gebarsten was in een reeds van nature wanordelijk brein. Hij had geen vriend meer die niet heimelijk duchtte dat er voortaan een streep liep door de hersens van den koning der parfums.
Maar de strijd werd pas hopeloos toen het de tegenpartij lukte Madame Le Baron, Coty's voormalige echtgenoote, te werven als bondgenoote. Daar zij getrouwd waren zonder voorwaarden toen er geen duit in kas was, had zij bij de echtscheiding recht op de helft van het vermogen dat met vereend beleid werd bijeengegaard. En wat in de psychische structuur van Coty doet denken aan César Birotteau, Gaudissart, Lucien de Rubempré en andere personages van Balzac werd nog geaccentueerd door de verschijning dezer vrouw uit één stuk, onbuigzaam, onvermurwbaar, doodelijk gewond misschien in haar dierbaarste herinneringen, maar genadeloos wraakzuchtig tot in het onmenschelijke. Drie honderd vijftig millioen francs kwamen haar toe in gereed geld en zij eischte ze op met de vinnigheid van een Shylock. Coty vroeg uitstel dat geweigerd werd. Hij vroeg termijnbetaling die werd afgewezen. Zij liet beslag leggen op al zijn bezittingen. Zij had hem kunnen sparen. Willens en wetens maakte zij hem af. Midden in een crisis die alle waarden reeds gehalveerd had noodzaakten Fransche rechtbanken een industrieel om drie honderd vijftig millioen francs neer te tellen in contant. Tot overmaat van ramp werd de Figaro hem ontfutseld door een list zijner belagers en ging over in handen van den heer Cotnereanu, een Roemeensch bankier die in 't huwelijk trad met Madame Le Baron. Coty's naam werd geschrapt op de lijst der directeuren welke de Figaro in zijn kop vermeldt. Er bleef niets van hem over dan een gebroken en beklagenswaardig grijsaard.
Van zijn vroegere medewerkers, parasieten, gunstelingen, creaturen en ontelbare profiteerders woonde geen half dozijn Coty's begrafenis bij. Op zijn sterfbed had hij kunnen zuchten als Croesus op den brandstapel: Solon! Solon! Hij had geleerd dat men den dag niet prijzen moet voor den avond en de voortijdige dood ontnam hem zelfs de kans op revanche. Hij had zijn land willen hernieuwen. Europa willen bewaren voor het Russisch barbarisme en alles wat hij naliet bepaalde zich tot een fabrieksmerk.
[verschenen: 25 augustus 1934]