Naar de beslissing
Parijs, 20 Juli [1934]
De episode van het geleidelijk afspelende Fransche drama die ‘De Bom Tardieu’ heet, ontwikkelde zich aldus: Hoewel Camille Chautemps tot over de ooren bespat raakte met de modder welke de langdradige Stavisky-commissie tegen heug en meug opbaggert, was het den hypocrieten voorzitter (Guernut) van dit geïmproviseerde rechtscollege gelukt om de eer en het fatsoen van zijn vriend en geestverwant te redden. Dit geschiedde bij verrassing op een vergadering welke slechts 12 van de 44 leden bijwoonden. Na voorlezing van een uitermate verzachtend rapport, geïnspireerd door Pierre Laval, die zelf te zwak staat in de affaires Lévy-Dubois en Foncière om hard of onpartijdig te zijn tegenover anderen, stemde de commissie unaniem een eenvoudige motie van blaam. Chautemps ontsnapte daarmee aan den Hoogen Raad. Zijn dossier werd niet opgezonden aan den Zegelbewaarder, wat neerkomt op ontslag van rechtsvervolging. Doch door uitdrukkelijk in haar motie te proclameeren dat de eer en probiteit van Chautemps niet waren aangetast, erkende de commissie stilzwijgend zijn onbekwaamheid als Minister van Binnenlandsche Zaken, als Premier, als President der Radicale Partij, als Sublieme Prins van het Koninklijk Geheim. Tegenover de verregaande en tallooze fouten van Chautemps, geopenbaard door de diverse verhooren, bestond geen ander alternatief dan: of hij was een doortrapte schurk, of hij was een bedroevende ezel. Men koos het minst geneerende.
Voor een staatsman die vandaag of morgen het bewind hoopt te hervatten, was die onontwijkbare minimum blaam een zware slag waarvan het effect tot elken prijs geneutraliseerd moest worden. Een goochelaar als Chautemps heeft menigen toer in zijn hoed en het ontbreekt hem niet aan lumineuze invallen. Hij beraamde het volgende plan. De Stavisky-zwendel dateert niet van 1932, toen hij, Chautemps, meester werd van Frankrijk's binnenlandsche aangelegenheden. De flesschentrekkerij en de corruptie dagteekenen van vroeger, van minstens 1926. Waarom zou dan enkel hij verantwoordelijk zijn en geblameerd worden wegens wanbeleid? Wat verweet men hem ten slotte? Dat zijn zwager, Pressard, Procureur der Republiek, den massa-oplichter de hand boven 't hoofd had gehouden. Dat hij, Chautemps, den bandiet Albert Dubarry, directeur van La Volonté, spreekbuis van den Quai d'Orsay, gesubsidieerd had uit de Geheime Fondsen. Maar werkte Pressard niet onder andere ministeries dan het zijne? Werd Dubarry niet reeds overvloedig gespekt onder Tardieu? Gratificeerde Tardieu niet zijn ‘cher ami’ Dubarry met een concessie van 6000 hectaren bouwland in Marokko om er wonderolie te teelen voor de motoren der vliegmachines? Als er één geblameerd werd dan verdienden allen blaam onder wier beheer Stavisky en zijn kornuiten ongehinderd mochten stroopen. Chautemps verfraaide zich weliswaar niet met deze tactiek. Hij bleef echter geen uitzondering. Hij sauveerde zijn ministerieele kansen, zijn toekomst. Onder zwarten valt een neger niet in 't oog.
De redeneering leek subtiel maar berustte op een dubbelzinnigheid. Zonder twijfel was Stavisky reeds in 1930, onder Tardieu, een schurk die in de doos had gemoeten. Doch pas in 1932, onder Chautemps, werd Stavisky met behulp van ministerieele aanbevelingen een officieele regeeringsschurk. Zeker was Albert Dubarry, die sinds 1917 van diefstal beticht werd door L'Action Française, een buitengewoon troebel personage onder Poincaré, Briand en de heele santekraam. Maar als Tardieu en zijn voorgangers een verdacht en ongewenscht sujet subsidieerden, Chautemps subsidieerde met staatsgelden een schooier, die zijn krant (wat Chautemps drommels goed wist) in 1932 verpacht had aan een gepatenteerden boef. Het gouvernement steunde dus niet meer een dubieus journalist, wat tot de tradities behoort der vrije en onvrije drukpers. Het gouvernement steunde een zakkenroller, verschafte hem bedrijfskapitaal en slachtoffers, wat tot dusverre nog niet geboekstaafd was in de nochtans scabreuze annalen der democratie.
Chautemps en zijn vrienden voelden terdege de zwakke punten hunner argumentatie. Zij rekenden echter zoowel op de schaapachtigheid der rechtsche commissie-leden als op hun niet volkomen gerust geweten om de mefistofeliaansche logica te laten passeeren zonder dat iemand bedenkingen opperde. Zij rekenden eveneens op de wapenschorsing, de fameuze Trève, welke niet is aangegaan voor honden en katten. Aan den oorsprong dier Trève liggen het tumult en de paniek van Zes Februari, waarvan Rechts profiteerde ten koste van Links, doch waarin Rechts en Links hetzelfde gevaar liepen om hun hachje te verliezen. Chautemps, president der Radicale Partij, was onmisbaar voor het Kabinet van Doumergue. Een politicus kon het slechts normaal vinden dat sommige leden van het Kabinet die onmisbaarheid waardeerden door hun tong te binden. Had de commissie zelf bij het verhoor van Laval niet alle vragen ingeslikt welke dezen minister konden hinderen? Commissie, Kamer en Senaat hebben de Trève nooit anders beschouwd dan als een muilkorf en een doofpot. Waarom zou Tardieu uit den band springen? De vluchtigste blik op een recent verleden, gemerkt met Oustric en zijn minister van Justitie Péret, ried hem om te heulen met een methode welke het foutiefste blauw blauw liet.
Doch gedurende de eerste periode van het Stavisky-schandaal, toen de verantwoordelijkheden nog vermoffelbaar schenen, bekonkelden de Chautemporains (zooals ze gedoopt zijn) een streek waarvan niemand de consequenties gissen kon, behalve hij tegen wien zij ze in hun verwarring, in hun haat, in hun drift om een gijzelaar te bezitten, hadden uitgehaald.
Na geheimzinnige omzwervingen, en na contant betaald te zijn aan den inspecteur Bonny, belandden de talons der chèques van Stavisky in den breeden schoot van Henry Chéron. Op 3 Maart verbreidde zich in de couloirs der Kamer het gerucht dat een der talons genoteerd was C... A... Tardi... 300.000 francs, en pas op 6 Maart bereikte het verraderlijk document de enquêtecommissie en daardoor de openbaarheid. De laster en de verdachtmaking konden niet handiger worden uitgestrooid. De gansche oppositie-pers, nog schuimbekkend over de geleden nederlagen en happig op een representatief hoofd-van-jut uit het vijandelijk kamp, verkneuterde zich in de providentieele ontdekking. De A werd André. De onvoltooide Tardi werd Tardieu. Een bloote veronderstelling. Doch alle veronderstellingen waren geoorloofd en geen oogenblik dacht men aan het risico dat gewaagd werd door de betichters, aan de vendetta welke zij onherroepelijk moesten ontketenen voor het geval, dat de talon vervalscht was. Schijnheilig onderwierp de commissie de letters aan de keuring der beeldschoone Arlette, die schijnheilig noch neen, noch ja, zei toen men haar vroeg of zij de hand herkende van haar man. Schijnheilig polste men een behanger, die Tardif heette en toevallig gewerkt had voor den oplichter. Op verre na had hij niet geleverd voor 300.000 francs. Hoewel niemand twijfelde dat de talon gemanipuleerd was door een falsaris circuleerde de naam André Tardieu gedurende vijf maanden, geschandvlekt met een onbewezen en onbewijsbare beschuldiging, in kranten, karikaturen en liedjes langs de straten. De Chautemporains genoten hun leedvermaak tot de laatste minuut. Zij hadden Tardieu kunnen verhooren in Maart en zij noodigden hem pas voor hun areopaag in Juli.
Zij verergerden zoodoende hun flater. Terwijl zij in hun jammerlijke janklaassen-kast de waarheid trachtten te smoren onder eindeloos gezwets en perfide uitweidingen, rumineerde Tardieu den ontvangen hoon en vergaarde zijn wrok. De tactiek der Chautemporains behoefde hem niet te spijten, want de wraak is een gerecht dat koud 't lekkerst smaakt. Dagelijks filtreerde hij de onverteerbare verslagen der enquêtecommissie. Dagelijks lichtte hij de onbetwistbare feiten uit het overwoekerend gedaas.
Elk verhoor leverde hem materiaal voor een requisitoir, dat klemmender werd naar mate het onderzoek vorderde. Zijn gezworen tegenstanders bezorgden hem eigenhandig de deugdelijkste bewijsstukken en zij waren haatverblind genoeg om 't niet te beseffen. Toen zij hem eindelijk dagvaardden, op den vooravond der vacantie, zette hij de eindstreep onder een philippica die geen enkel nieuw feit bevatte, maar de bekende feiten zoo resumeerde en zoo groepeerde dat alles ineenstortte onder kreten van woede, verbazing en bewondering. Alles! Dit wil zeggen de kunstmatige rehabilitatie van Chautemps; de reputatie van Chéron; de Trève; de beurskoersen; het schijnbaar optimisme; en - zoo niet nu dan straks - het ministerie, het parlement en de parlementaire regeeringsvorm.
Het spreekt vanzelf dat Tardieu, Minister van Staat, te weinig naïef is om niet de verwoestingen te voorzien, welke zijn bom zou aanrichten. Vermoedelijk maakt zijn offensief deel uit van een operatie-plan, welks doeleinden werden vastgesteld door een aanvoerder en een staf. Voortaan evenwel behoort een vreedzame samenwerking tusschen de linker- en rechterhelft der Fransche natie tot het rijk der absolute onmogelijkheden. Hoe meer de linksche partijen zich vastwroeten in bedrog en eerloosheid, des te scherper zal het conflict zich toespitsen. De politieke beginselen raakten afgesleten, tot hun elementairsten verschijningsvorm: leugen en waarheid. En dit is het tragische: de toekomstige leider van het Fransche volk zal voortbouwen op de leugens der eenen of op de waarheid der anderen.
[verschenen: 11 augustus 1934]