Wit en Zwart
Parijs, 26 Juni 1934
Wij zijn op de helft der periode waarin Parijs besloot de methode van Coué toe te passen en over alle straten en pleinen uitroept: ik ben vroolijk, ik ben hoe langer hoe vroolijker. De autobussen rijden met vlaggetjes. De lantaarnpalen zijn omkranst met bloempotten vol begonia's en geraniums. Op de Place de l'Opéra is een lichtfontein getimmerd. In het lommer van de boomen der boulevards bengelen gloeilampen als groote glimwormen. Zooals bij elke kermis zijn er masten opgericht met wimpels, festoenen en guirlandes, palen met wapenschilden, bogen met opschriften. De extremisten van links en van rechts vinden dat allemaal een beetje armoedzaaierig en zij verkneukelen zich wanneer de flambouwen van een fakkel-optocht bij gebrek aan brandstof uitgaan onderweg. Maar zij zouden even hard mopperen en hekelen wanneer alles splinternieuw was, duur en magnifiek. Wat de Parijzenaar in zijn binnenste denkt over de gouvernementele onderneming tot verbetering van het humeur, zal men pas hooren, wanneer hij winst en verlies berekent in cijfers - en niet in illusies. Het wordt als een slecht teeken beschouwd dat verschillende theaterdirecteuren, onder wie de bezienswaardigste gelijk Jouvet, niet gewacht hebben tot half-Juli om hun zalen te sluiten. Zij vertikken het om geld te verliezen, en uit eigen zak bij te dragen tot het prestige der Ville-Sirène. Doch het goedige publiek weet na eeuwenlange ervaring dat men zich bij de methode Coué, vooral in den beginne, vergenoegen moet met weinig. Het is blij dat men de menschen een hart onder den riem steekt. Zoo lijkt 't tenminste.
In dit bescheiden décor met de gebruikelijke requisieten zijn de feesten gedurende het gansche etmaal niet van de lucht en zelfs de President der Republiek wordt rondgereden bij dag en bij avond als een nummer van het programma. Dit heeft het nadeel dat soms de schouwburg, gelijk bij het gala-Ravel, voor meer dan driekwart leeg blijft, of de rangen van balcons en galerijen schaars bezet zijn met een dunne rij van stille agenten, die noch den luister, noch de opgewektheid der voorstellingen verhoogen. Hoewel hij zijn uiterste best doet om de sympathie zijner onderdanen te winnen is de brave president Lebrun niet populair. Parijs vergeeft hem moeilijk dat hij op 7 Februari, na den moord der Concorde, tranen stortte in plaats van kranig de armen uit den mouw te steken, en de vlijmendste pamflettist - Henri Béraud - gaf hem den bijnaam van l'homme qui pleure. Er zijn te veel pretendenten loerend op zijn zetel dan dat een in alle opzichten rechtschapene, maar scrupuleuze en aan de Constitutie geketende persoonlijkheid, niet in karikaturen en spotliederen zou voortleven als iemand die op kritieke momenten slechts huilen en janken kon. De hemel en de politie behoeden hem tot dusverre voor ongelukken. Men kan niet genoeg voorzorgsmaatregelen nemen (ook al dempen zij de feeststemming) op een oogenblik dat een presidentieele vacature het land ondersteboven zou zetten. De melodramatische snaken die ontploffende postpakketten versturen met dreigementen van de drie rechters der onderwereld Minos, Rhadamantes en Bachos [moet zijn: Aeacus], onderhouden het knagende gevoel dat er slechts een kleinigheid behoeft te gebeuren en de klucht verkeert in tragedie. Gevoel, dat te reëel is om het te negeeren en nog te ijl om het dapper te trotseeren.
Wij hebben trouwens tegenspoeden, die nietig zijn maar suggestief. In den tuin van het Palais-Royal, eertijds het centrum van Paris qui s'amuse, gedurende jaren verwaarloosd en onlangs opgeknapt, stond een kanonnetje dat elken dag het middag-uur aankondigde met een schot. Het was voor de laatste maal gelost op 3 Augustus 1914, en zweeg sindsdien voor geschut van zwaarder kaliber. Om een aardig gebruik te herstellen, om door het verlevendigen van gelukkige herinneringen het vertrouwen te beamen in het brooze geluk van heden, had men verordend dat het knallende speelgoed als voorheen het twaalfde uur zou inluiden. Zijn eerste schot na 1914, dat een tragisch interval moest afsluiten, zou tegelijk de aera openen van den Parijschen herbloei, en om het symbool zijn volle kracht en glans te verleenen zou het kruit ontstoken worden door de stralende zon. Maar toen het kanonnetje op klokslag geladen klaar stond voor Phoebus-Apollo en voor de autoriteiten schoof een dikke wolk langs het zenith, zoodat men zich behelpen moest met een armzaligen lucifer. Het ontbrak niet aan wichelaars die zulk een teeken duidden als een behartigenswaardigen wenk uit hoogere sferen, en als een bewijs dat onze optimistische muziek vlugger gaat dan de eerste viool; dat we een tikje uit de maat zijn.
Het is opvallend hoe de mooiste lauweren, gedurende deze weken van verademing uitgereikt, behaald werden door Duitschers. De jonge charmante baron Gottfried von Cramm, coqueluche aller dames, veroverde op de tennisvelden het kampioenschap van Frankrijk. Merlin, ‘de taks’ zooals hij heet (le basset) versloeg Crawford, doch Von Cramm versloeg Merlin. Een ander loyaal Nazi, Gerhardt Fieseler, veroverde te Vincennes het wereldkampioenschap in acrobatisch vliegen op den virtuoos Michel Détroyat, en de staart zijner machine droeg het hakenkruis. Furtwaengler, alsof zijn dirigeerstok een tooverstaf ware, verandert zijn Fransche hoorders in extatische bacchanten (hetgeen hun zelden overkomt) en zelfs Toscanini legt het bij hem af. Wat nog nimmer geschiedde en wat men meende nimmer te zullen bijwonen: Een Duitsche troep gaf in de Grand Opéra een onvergetelijke opvoering van Wagner's Meistersinger in 't origineel en voor den eersten keer klonk Hans Sachs' patriottische apotheose uit het derde bedrijf (Ehrt Eure Deutsche Meister - Dann bannt Ihr gute Geister!) in het Duitsch. Wat blijft er naast die verrukkingen over van het gedans van Witte en Roode Russen, van Mexicanen, van Hindoes en van dozijnen cosmopolitische solisten? Bekoorlijke maar vage indrukken. Dergelijke triomfen zonder weerga, in 't hartje van Parijs, triomfen tegenover de élite en triomfen tegenover volksmassa's, toonen bovendien overvloedig aan hoe ongeloofelijk weinig anti-Duitsch de Franschman is, ondanks strubbelingen waaraan hij weinig beteekenis hecht.
Concludeer uit dit overzicht niet dat alles nog rustig en gemoedelijk toegaat. Een handelaar in moderne schilderijen op Montparnasse, negotie drijvend onder het uithangbord ‘De vier Winden’, exposeert in zijn étalage een gewonen, alledaagschen zitstoel, waarvan drie pooten rusten in drinkglazen en de vierde poot in een slof. Dat is excentriek en dat geeft ongewild een trouw beeld van ons evenwicht. Terwijl wij te Parijs ons bedwelmen aan menigerlei roes, vecht men ongeveer overal elders. Op 4 Juli: heftige revolutionnaire onlusten te Roubaix; 7 Juni: communistische geweldenarijen te Chaumont; 9 Juni: kloppartijen op den Boulevard Sébastopol; 10 Juni: barricaden en muiterijen te Grenoble; 12 Juni: oproer te Saint-Etienne; denzelfden datum bloedige botsingen te Privat; 13 Juni: barricaden te Cannes, waar de roode muiters hun tegenstanders bekogelen met vlammende petroleumblikken; 15 Juni: woestelingen slaan alles kort en klein te Colombes; 17 Juni: felle troebelen te Marseille; 18 Juni: opstand te Toulouse met barricaden en verbrande auto's; denzelfden dag: barricaden te Lyon; een horde communisten verschanst zich op de zolders en bestookt de straten met dakpannen, flesschen en keisteenen; 19 Juni: de rooden verstoren de onthulling van een gedenkteeken voor gesneuvelde strijders, bij welke plechtigheid Doumergue niet durft verschijnen; 22 Juni: relletjes te Vannes; 23 Juni: oproer met barricaden te Lorient; 24 Juni: gevechten te Pontoise en te St-Germain. Bij deze ontmoetingen, ruim voldoende voor een maand van dertig dagen, vielen gewonden bij honderdtallen en op den koop toe enkele dooden. Er werd vernield en geplunderd voor een bedrag dat de ordelijke citoyen nooit zal kennen doch zonder mankeeren zal betalen. Berichten van denzelfden aard kwamen dertien jaar geleden bijna dagelijks uit Italië en drie jaar her wekelijks uit Duitschland, alvorens Mussolini en Hitler daar hun joyeuse entrée deden. Wanneer Jupiter een
democratie verderven wil, maakt hij haar eerst vechtlustig en onuitstaanbaar. Zonder een enkele uitzondering braken alle onlusten uit omdat de Croix de Feu, de Solidarité Française, de Jeunesses Patriotes, de Action Française of een andere niet-roode bond de onvergeeflijke pretentie had om in een der vermelde steden een besloten vergadering te houden. Of de overheid, die zulke inbreuken op de vrijheid van het woord oogluikend duldt, bestaat uit kapoenen, medeplichtigen of misleiden, is een vraag geworden zonder belang. De kwestie treedt in een stadium waar de burgers haar persoonlijk zullen regelen, buiten overheid en gouvernement om.
Ondertusschen schoeien de heele en halve mondaines zich met parelend kikvorschen-leder. En nooit werd op den spreekwoordelijken vulkaan lichtvoetiger gedanst.
[verschenen: 14 juli 1934]