Republiek en monarchie
Parijs, 18 Juni [1934]
Zeker, wanneer iemand hem op den man af vraagt of hij werkelijk gelooft aan de mogelijkheid van een herstel der Fransche monarchie kan de vurigste Fransche royalist niet anders antwoorden dan credo quia absurdum.
Toen Charles Maurras aan 't eind der vorige eeuw met een klein, grijs tijdschrift de fundamenten legde van een der monumentaalste en homogeenste geestesscheppingen welke onze tijd ontwierp, zei hij: Wij arbeiden voor 1940. Ondanks een vervaltermijn welken de eerste pioniers slechts zouden beleven op hun hoogsten ouderdom, het beloofde land aanschouwende zonder het binnen te treden, had hij genoeg genie en volharding om met de beperkste middelen, met zijn pen, zijn bedelstaf en zijn innerlijke vlam, rondom een anachronistische, louter intellectueele, onprofijtelijke conceptie een steeds wassend aantal volgelingen te verzamelen die noch bezwijken voor de straffen van kerkelijke of wereldlijke rechters, noch zwichten voor de gunsten der goedgeefsche democratie.
Al vormen zij een reeds geduchte macedonische phalanx, al beging de Republiek onnoemelijke fouten en bovendien misdaden, al komen wij in 't zicht van 1940, vandaag nog lijkt het voorspelde jaartal optimistisch. Wij kunnen ons redelijkerwijze niet voorstellen dat een uitgeslapen volk van burgers, boeren en buitenlui, een staatsinrichting laat schieten die functionneert als een loterij waar iedereen gelijke kansen heeft op den hoofdprijs. Wij kunnen ons even moeilijk verbeelden dat de periodieke winnaars der groote loten, die elk jaar bijna zonder contrôle een kapitaal te beheeren krijgen van ongeveer 60 milliard, dit ongeloofelijke privilege vrijwillig zullen laten varen. Het zou diametraal indruischen tegen de menschelijke natuur wanneer zij dezen reusachtigen pot, jaarlijks verteerd met een hoop jool maar met blijvende resultaten die belachelijk klein zijn naast de verbraste som, niet verdedigden met alle ten dienste staande wapenen.
Het kost evenveel moeite om den nonchalanten, spotzuchtigen, sceptischen, critischen Franschman met een Troon te zien, met een Hof, met een etiquette, zelfs met een etiquette gereduceerd tot een minimum, met een ceremonieel dito, met een gerehabiliteerden Adel waarvan de overgroote meerderheid, hoewel geenszins door de democratie geboycot, sinds 1871 volstrekt nutteloos gebleken is, met een Autoriteit boven zich welker gezag erfelijk overgaat en waarin hij zich te schikken heeft bij de gratie Gods. Neen. Voor een te ontzaglijk aantal lieden werd de Republiek een goudmijn, een zoet winstje, een dagelijksche bof, een coöperatieve vennootschap met ongeëvenaarde dividenden, een bijverdienste, een hazardspel waarbij alleen domkoppen en idealisten verliezen, een passepartout, een looper, een breekijzer en dikwijls een bijna wettige zakkenrollerij, om op deugdelijke gronden aan te nemen dat zij binnenkort een gewelddadigen dood zal sterven.
En toch! Wie mag beweren een volk te kennen dat wispelturig heet en dikwijls reeds verviel van het eene uiterste in het andere? Op 8 Mei 1870 vroeg Napoleon III aan de Fransche natie ‘een nieuw bewijs van genegenheid’ en verwierf bij plebisciet 7.330.434 ja's, dit wil zeggen een meerderheid van bijna zes millioen stemmen. Vier maanden later werd hij verjaagd. Tusschen zijn triomf en zijn val lag de militaire catastrophe van Sedan, die echter niet alles verklaart, want Napoleon I en menig koning overleefden gelijksoortige rampen. Al zou een dergelijk onheil waarschijnlijk dezelfde gevolgen hebben in 1934, geen enkele Franschman wenscht een herstel der monarchie te betalen met een débâcle van het vaderland. Doch er zijn andere factoren waarmee men bij de analyse der royalistische kansen rekening moet rekening houden. Zij zijn gewichtiger dan de populariteit van een bewind, actueeler dan de mogelijkheid eener plotselinge redresseering der nationale moraliteit. Deze factoren worden gewikt, gewogen, geregeld en gestuurd door de republikeinen zelf. De pure republikeinen die genoeg hebben van de Republiek, 't zij uit zedelijke of rationeele overwegingen, 't zij omdat het systeem onhoudbaar werd, 't zij om beide oorzaken tezamen. Hoewel weinigen hun ontgoochelingen belijden, ten eerste omdat zij niet in kranten schrijven, ten tweede omdat zij belangrijke posten bekleeden in de Republiek, zijn ze minder schaarsch dan men over 't algemeen denkt. Uit hunne handen zal Jean III de kroon moeten ontvangen. Gelijk een Republiek gewoonlijk geproclameerd wordt door afvallige monarchisten, zoo zal de Monarchie slechts gerestaureerd kunnen worden door bekeerde republikeinen.
Van zulk een bekeering legt Léon Mirman getuigenis af in een boek dat hij titelde La Route Nationale, dat op zijn uur verschijnt en juist in republikeinsche gemoederen breede, ofschoon nog onhoorbare deiningen veroorzaakt. Mirman, zoon van een der republikeinen van 1848 die onder de rechtschapenste en edelmoedigste is te tellen, opgegroeid in de religie van het republikeinsche ideaal, ex-député, ex-directeur der gezondheidsdiensten, en in 1918 commissaris der Derde Republiek te Metz, was een vertrouwensman van het huidige bewind die geen andere drijfveeren kon hebben om te opteeren voor de Monarchie dan zijn geweten. Vergrijsd in den dienst van zes presidenten viel het hem hard om een levenslange dwaling te bekennen en behalve zijn eigen dwalingen te herroepen, ook de traditie te verloochenen zijner familie. Hij nam pas het moeilijke besluit toen de opgestapelde beweegredenen sterker waren dan de weerstand, en hij deed zijn keuze niet zonder een nuance van spijt. ‘Gelukkig hij die kan leven en sterven in het politieke geloof zijner jeugd’ zegt Mirman in een voorbericht. Zijn nieuwe geloof berust niet, gelijk bij Maurras, op het onverstoorbaar besef eener onveranderlijke waarheid, onvergankelijk als een natuurwet. Het vloeit voort uit de erkentenis eener noodzaak. In plaats echter van zijn voorbeeld te verzwakken vermeerdert de overwonnen weifeling zijn kracht. Want het moet een sterke waarheid zijn die zelfs onwilligen en hereditair bevooroordeelden overreedt.
Mirman's verwijten tegen de republikeinsche staatsinrichting behoeven niet te worden opgesomd: onze lezers kennen ze uit de brieven waarin wij dit thema behandeld hebben, telkens wanneer het op den voorgrond trad, en zonder partij te kiezen overigens. De incompetentie der parlementsleden, de encyclopedische onwetendheid van afgevaardigden en ministers, de decadentie van het parlementaire stelsel, dat degenereert in de verbrokkeling der partijen, de overheersching der advocaten, de corruptie, het misbruik van klinkende argumenten, de ondermijning van het gezag, de tyrannie eener immoreele politieke politie, zijn feiten die wij beschouwd hebben als momentane verschijnselen. Mirman acht ze ongeneeslijk, onuitroeibaar, omdat zij inhaerent zijn aan het kiesrecht, gelijk het functionneert en niet anders functionneeren kan, wijl het geen beter uitgangspunt en doeleinde heeft dan kwakzalverij, marktgeschreeuw, boerenbedrog, egoïsme en plundering der schatkist.
Als de auteur uiteenzet hoe de Republiek geknoeid heeft, hij ontvouwt ook hoe de Monarchie zal werken. In den mond van een voormalig republikein is de tweede helft van zijn betoog des te verrassender daar zelfs de royalisten de organisatie van het koninklijk bewind bij voorkeur verdoezelen. Het is geen kleinigheid om zwart op wit te onderstrepen dat de toekomstige Fransche Monarchie niet constitutioneel zal zijn. De natie mag aanmerkingen maken, bezwaarschriften indienen, adviezen geven, desnoods vertoogen houden, belastingen inwilligen en de aanwending der belastingen bewaken, doch in alle gevallen blijft de beslissing aan den Koning. Aan den anderen kant der barrière zal het frauduleuze algemeen kiesrecht vervangen worden door beroepskiesrecht en gezins-kiesrecht. Alleen zij zullen stemmen die een gezin stichten en een beroep uitoefenen. Het zal de parlementen, gekozen volgens deze methode, slechts geoorloofd zijn om zich te moeien met zaken waarvan zij speciaal verstand hebben, en zelfs met die restrictie arbitreert de Koning nog hun besluiten. Bij tijd en wijle, niet te dikwijls, en alleen om te stemmen over wetten van volks-belang zooals de duur van den militairen dienstplicht, de inrichting der belastingen en dergelijke onderwerpen die het persoonlijk statuut raken der burgers, zullen de beroeps-parlementen verzameld worden voor een Staten-Generaal. Haar president zal benoemd worden door den Koning en de Vergadering bezit de vrijheid om adressen te richten tot den vorst. De ministers, eveneens benoemd door den Koning, zullen niet verplicht zijn om persoonlijk voor de Vergadering te verschijnen en mogen zich laten vertegenwoordigen door een medewerker dien zij zelf kunnen aanwijzen. Hoewel enkel verantwoordelijk voor den Koning zullen de ministers, bij ontslag of aftreden uit hun ambt, gedwongen zijn om kwitantie te vragen aan een Rekeningen-Hof en met al hun bezittingen aansprakelijk gesteld worden voor hun beheer.
Dit is het essentieele van een politiek systeem dat dagelijksche vorderingen maakt. Het immense voordeel dezer tamelijk radicale omwenteling en haar voorsprong op de andere revoluties, die openlijk worden aangekondigd en voorbereid, ligt hierin dat men precies weet waar men zich aan te houden heeft, dat zij avonturiers en avonturen elimineert, en dat zij hare continuïteit kan waarborgen. Maar als later de Koning beslist, vandaag is de eind-beslissing nog aan de Franschen. Wie durft gissen bij alle ezels en ezelinnen van Balaäm, die sinds enkele maanden spraak verkregen, wat zij kiezen of welke machtsgreep hen uit een hinderlaag zal overrompelen? Qui vivra verra.
[verschenen: 7 juli 1934]