Op Weg
Parijs, 11 Juni [1934]
Het schijnt dat Camille Chautemps zal hangen, en niet zooals Barbertje, maar omdat hij 't hangen verdiend heeft. Van alle kanten omsingeld, is hij ‘hallali’, gelijk men zegt op de hertenjacht. De radicalen, beraadslagend onder zijn eigen presidentschap, besloten een delegatie van vijf man naar Doumergue te zenden, met de sommatie, dat de wapenstilstand even strikt in acht genomen zou worden door rechts als door links, dit wil zeggen dat de vitrioleerende polemieken tegen hun voorzitter moesten ophouden. Of dat zij anders den steel naar de bijl gooiden en in de oppositie gingen. Al wandelend legden de vijf mannen een bezoek af bij Herriot en trachtten hem aan hun hoofd te plaatsen. Maar Herriot bleef in zijn slof en voegde zijn veeg teeken toe aan het hunne. Want hun stap was een veeg teeken, een wanhoopsdaad.
Wat kon Doumergue antwoorden aan deze fiere republikeinen? Dat hij op staanden voet zijn klabakken zou sturen om vergaderzalen te sluiten en rotatie-persen stop te zetten? Dat de vrijheid van woord, geschrift en gedachte was afgeschaft in een der laatste bolwerken van de democratie, gelijk Daladier zei, de edele democratie voor welke men goed en bloed van vijftien maal honderd duizend jonge, knappe soldaten had veil gehad? Onmogelijk. Als Doumergue met een glimlach deze vergiftige vragen gedruppeld heeft in de ooren der bekommerde gezanten, dan deed hij 't om tezamen als ware filosofen de hachelijkheid te smaken eener tragikomische positie. Doch wij weten niets van wat er bepraat is in het kleine, eenvoudige bureau van den Quai d'Orsay, waar de lankmoedige grijsaard, door linksche geestverwanten uitgenoodigd om tyrannetje te spelen, zijn regeeringspenaten installeerde. Wij weten alleen dat de onderhandelaars geenszins triomfantelijk huiswaarts keerden en dat hun bemoeiing kwalijke indrukken achterliet, die gebruikt worden als versche ammunitie tegen den in 't nauw gedreven Chautemps.
De front-aanval komt dezen keer van een Zwitsersche krant, La Suisse, welke verschijnt in Fransch-Zwitserland. Een redacteur van dit blad ontdekte bij toeval, zooals het heet, dat Camille Chautemps op 30 December j.l. een korte, haastige reis maakte naar Crans-sur-Sierre-Montana in de Zwitsersche Alpen. De toenmalige premier was vergezeld door zijn cabinetschef André Dubois, Azam, een geleerd chemicus, een particuliere secretaresse en verder gevolg. Hij stapte uit in Sion, waar hij werd opgewacht door een inspecteur der Zwitsersche recherche, en den chauffeur van het hotel Eden te Crans-sur-Sierre, waar de secretaresse kamers besteld had. Met denzelfden trein, doch in een afzonderlijke coupé, reisde een vierde Franschman onder den naam Allègre. Op het perron wisselde hij eenige woorden met Chautemps en zijn groep en reed in dezelfde automobiel naar Crans. Wijl er in het Eden een kind ziek geworden was, trokken Chautemps en zijn begeleiders, uit vrees voor besmetting, naar het hotel Royal. Hier had Allègre telegrafisch kamers besproken en door een samenloop van omstandigheden logeerden allen onder hetzelfde dak.
Wanneer gij detective-gaven bezit raadt gij op den eersten slag wie zich verborg onder den opgewekten naam Allègre. Inderdaad, toen men den chauffeur van het Eden een foto voorhield van Stavisky, zonder hem te noemen, riep hij verrast uit: ‘Maar dat is mijn vierde passagier!’ Die vierde passagier, toenmaals voortvluchtig, werd met veel ophef gezocht in de buurt van Servoz, aan den anderen kant der grens. Terwijl de politie van Frankrijk en Navarre den roover kwasi op de hielen zat, bevond de schavuit zich in geheime conferentie met Camille Chautemps die stokstijf beweert, dat hij hem nimmer gekend, gezien, of gesproken heeft, en die tot 29 Januari heldhaftig poogde het schandaal te dempen.
Tot welk doel confereerde de Premier met den Bandiet? Het had de Franschen direct verbaasd dat Chautemps omstreeks Nieuwjaar eensklaps tuk raakte op sky-loopen en alpinisme, hoewel hij destijds zooveel andere zorgen aan het hoofd had. Als de amateur-rechters van instructie gelijk krijgen, dan moet de oorsprong dezer plotselinige bevlieging gezocht worden in de rivaliteit van twee clans, die beide aasden op de spaarpenningen der burgers, in de concurrentie van twee benden, tusschen welke Chautemps, aan beide medeplichtig, optrad als arbiter. Crans-sur-Sierre zou het tooneel geweest zijn der laatste, vruchtelooze negotiaties tusschen twee gilden van gangsters.
Het geval is extravagant, doch niet onbestaanbaar. Ofschoon men de zaak niet aan 't rollen kan krijgen daar zij het stadium van papieren plannen niet overschreed, is het een ontegenzeglijk feit dat Chautemps' cabinetschef André Dubois, zijn strooman in vereeniging met zekeren Charles Lévy, en een aantal andere financiers, een gelijksoortig syndicaat van Groote Openbare Werken bedisselde als de zelfmoordenaar van Chamonix, maar veel pyramidaler en veel lucratiever. Terwijl Stavisky zijn zwendel machineerde met Hongaarsche bons, welke hij voor een prikje opkocht, vermomden Dubois-Lévy hun flesschentrekkerij achter Fransche oorlogsvergoedingen, waarvan nog ettelijke milliarden onverrekend ronddobberen. Maar waar Alexander zich tevreden stelde met een onnoozel half milliardje, daar vlaste de concurreerende firma, die zijn idee gestolen had, op een buit van 1.800 millioen. De Fransche basis was onvergelijkelijk rendabeler dan de Hongaarsche, doch op voorwaarde dat Stavisky zich associeerde of spoorloos verdween. Op 30 December kon een eerste minister zich nog kalmpjes vleien met de illusie, dat de oplichter ongemerkt zou uitknijpen. Stavisky echter, alles op één kaart zettend en het onmetelijk schandaal kiezend als bondgenoot, weigerde een compromis. Hij speelde in het hotel Royal te Crans zijn laatste banco en verloor. Het is voor 't oogenblik van weinig belang hoeveel waarheid of hoeveel leugen deze geschiedenis bevat. Zoowel waarheden als leugens van dergelijk kaliber zullen door een representatief man als Chautemps, hooggeplaatst en invloedrijk genoeg om zich te vereenzelvigen met Marianne, bestreden moeten worden met de uiterste middelen van geweld, daar hij de juridische versmaadt. De zwaarte der beschuldigingen staat in evenredige verhouding tot de vinnigheid der passies, welke zij ontsteken, tot het fanatisme dat zoodanige, betichtingen formuleert. Beoordeeld van dit psychologisch standpunt kunnen zulke exorbitante
aanklachten slechts preludeeren tot een strijd op leven en dood. Er gaat reeds geen dag voorbij of ergens wordt geknokt rondom een redenaar die recht eischt, en er is geen stad meer waar Philippe Henriot, wiens persoonlijkheid ik onlangs geschetst heb, nog kan optreden zonder een oproer te ontketenen. Als tegenargument vonden de aanhangers van Chautemps tot heden helaas niets beters dan de vuisten, stokken en straatkeien van communisten en andere ‘anti-fascisten’.
Naast den front-aanval van La Suisse, gesteund door rechtsche bladen en op den koop toe door een linksch orgaan als Le Quotidien (indertijd opgericht met de vrijwillige bijdragen van 50.000 zuivere republikeinen) ontwikkelen zich de flank-aanvallen van La Liberté, de krant van Tardieu, een der Ministers van Staat in het Cabinet Doumergue. La Liberté heeft bewezen, onomstootelijk bewezen, dat Camille Chautemps vanaf 1931 alle antecedenten, kende van Stavisky, zijn burgerlijken stand, de veroordeelingen, welke hij opliep sinds 1909, de détails zijner oplichterijen, zijner frauduleuze handelingen aan de speeltafels, zijner contrabande in narcotica, zijner arrestatie in 1926, zijner scabreuze dieverijen bij den lommerd van Orléans, zijner grootscheepsche beurzensnijderij te Bayonne. Hij kende den heelen boef en zijne streken dank zij een rapport (het verpletterende rapport Cousin), dat door het Parijsche Parket met behulp van Chautemps' zwager, den procureur Pressard, in Juni 1931 werd weggemoffeld. De gansche familie Chautemps was advocaat van Stavisky's ondernemingen of van Stavisky's handlangers: Camille van den geschrapten generaal Bardi de Fourtou, zijn broer Pierre van Stavisky's Foncière, zijn neef Robert van Stavisky's S.I.M.A.!
Het ligt niet in de macht van Doumergue en het strookt waarschijnlijk niet met zijn beginselen om dergelijke campagnes te stuiten. Tot op heden verrichtte hij het goede, voor zooverre hij vermocht, zonder met het kwade te breken. Het zou hem slechts één woord kosten om La Liberté, Le Quotidien, Le Jour, L'Echo de Paris te neutraliseeren. Of een ander woord, en Chautemps, Pressard, een vracht ex-ministers, député's, leden der politie en moordenaars van Prince zaten in hechtenis. De twee vijandige helften der natie schreeuwen met gelijke onverzoenlijkheid en verbittering om een daad van gezag, een daad van rechtvaardigheid, beide vast-besloten overigens om voor geen enkele beslissing te bukken. En daar een beslissing absoluut onvermijdelijk is kan men duizend tegen één wedden, dat de Franschen niet zullen ontsnappen aan den ingeroepen heerscher. Alleen de kleur zijner vlag blijft nog onzeker.
[verschenen: 30 juni 1934]