Dupe?
Parijs, 28 Mei [1934]
De grijze vos Barthou, die zijn haren niet verloor en niet zijn streken, heeft de tribune beklommen om af te kondigen dat de buitenlandsche politiek van Frankrijk onveranderd bleef zooals ze was. Daar hij naar links en rechts de verleidelijkste aaien uitdeelde, oogstte hij veel bijval, doch toen de collectieve warmte zakte en de hoofden bekoelden, vond iedereen zich een graadje ontevredener dan voorheen. Was 't noodig om als steenbikkers te hakken op een piepjong verleden, wanneer 't geen reparaties behoeft? Was 't netjes om te schelden dat alles faliekant ging als men even daarna komt vertellen dat men de zaak blauw-blauw laat? Zette men daarvoor het land op stelten? Had men daarvoor een paar dozijn dooden en duizend gewonden? Werden daarvoor een serie ministeries weggekegeld? Kwam daarvoor Doumergue? Zouden de eenige tastbare resultaten welke de veteranen op Zes Februari behaalden door op zich te laten knuppelen en schieten, hierin liggen dat groene arrivisten van Financiën de pensioenen der oud-combattanten plunderden en brandschatten, terwijl geen enkele dief der Staviskyaansche horde, geen enkele der impertinente oweeërs één cent had teruggegeven? Deze rij ontnuchterende vragen vat de eind-indrukken samen van Barthou's alzijdig toegejuichte rede. Een parlementair meesterstuk. Helder als dubbel gefiltreerd water. Parmantig, bescheiden klaroenend, en soms een beetje klefferig met zijn hooge kopstem. Handig tot in het paradoxale. Wie echter begrijpen zijn kristallen woorden en intonaties zooals ze begrepen moeten worden? Zij die ze letterlijk incasseeren, als een bankbiljet dat men wisselen kan tegen goud, die hem om den hals vallen van aandoening gelijk Pétain, de hand drukken als Doumergue en de neo-socialisten, hem kregel complimenteeren als Blum? Of degenen die haar pijn voelen als na een kwaden roes? Die het alternatief stellen: òf hij veinst, òf hij is zachtjes bezig te verraden. Maar zoo hij veinst, dan
veinzen ook Doumergue, Pétain, de nationalisten, de patriotten en de massa hunner gedrukte organen. Zoo hij verraadt, dan verraden ook zij en wie zou een dergelijke ongerijmde hypothese in gemoede durven opperen?
Zij veinzen dus om het figuur te redden van een deel der Kamer en haar capitulatie te verbloemen. Hoever gaat hun gescherm met de werkelijkheid? Is het inderdaad mogelijk dat Frankrijk opnieuw de Russische kaart zou spelen? Herriot bereisde de Soviet en keerde terug met een lofprijzend boek, getiteld Oriënt. In Moskou werd een Fransche krant opgericht om de verbroedering te bevorderen. Een karavaan geleerden, onder leiding van den vermaarden physicus Jean Perrin, bezocht de universiteiten van het gezegend paradijs, en hoewel de vergelijking kant noch wal raakt, plaatste hij de Russische revolutie op één lijn met de Fransche van 1789. Militaire missies trekken van Parijs naar Moskou. Litvinoff klopt aan de poort van den Volkenbond. Al die symptomen dateeren niet van gisteren en werden hier op hun tijd gesignaleerd. Toenmaals waren zij voorboden. Op 't oogenblik moet men vragen of zij resten zijn der vroegere kwaal of verschijnselen eener wederinstorting.
Men beweert zoetjes dat een hervatting der intieme verstandhouding geen nieuwe editie beduidt der Fransch-Russische alliantie uit de dagen van den Tsaar. Zoo wordt ook de patiënt gesust op de operatietafel. Doch zouden stappen, op twee punten van den aardbol zóó afkeurend en argwanend begroet, verricht worden wanneer zij dienden tot niets? Uit tijdverdrijf? Voor de grap? Neen. Diplomaten verstaan geen gekheid.
Wat echter heeft Frankrijk van Rusland te verwachten in Europa? Niets. De Russische neutraliteit is voldoende verzekerd door het antagonisme tusschen Moskou en Berlijn. Een actieve medewerking der Soviets in een Europeeschen oorlog zal zoo goed als zeker afstuiten op de bufferstaten Polen en Roemenië, die niet den minsten lust toonen (en terecht) om roode troepen doortocht te veroorloven over hun grondgebied. Gesteld echter dat passage verleend wordt. Zou de Russische hulp doeltreffender zijn dan in 1914? Niemand koestert daarover illusies. De eenparige opinie luidt, dat het nut der Russen in Europa niet opweegt tegen de verslapping of de verzuring der relaties op het continent, of tegen de verhoogde mogelijkheid van een conflict.
De pogingen tot Fransch-Russische toenadering hebben bijgevolg een andere oorzaak. De manoeuvre die zinledig schijnt onder den meridiaan van Moskou, wordt beteekenisvol onder de meridianen van Washington en Tokio. Voor de eene en voor de andere partij is Frankrijk een factor van onberekenbare waarde, als medestander en zelfs als welwillend neutraal. Met Parijs, zijn Generalen Staf, zijn soldaten, zijn industrieën, zijn goud, wijkt of nadert de overwinning naar een der oevers van den Pacific. Wanneer Frankrijk voorzichtig is, zal het handelen als Richelieu op het eind van den dertig-jarigen oorlog, of gelijk Amerika in 1917, en de kat uit den boom kijken tot de belligerenten amechtig zijn. Het zal de gepofte kastanjes niet uit het vuur halen voor Amerika, Engeland, Rusland of Nippon, maar ze zelf verorberen. Zelfs zijn huidige besluiteloosheid zal het peperduur laten betalen. De solidariteit der blanken blijft een prachtig beginsel, maar zooals ze tot 1934 beoefend werd door Angel-Saksers en Moscovieten is ze stellig niet de botten waard van een gemotoriseerden cavalerist uit Picardië. Denkt Frankrijk nog verstandig? Zal zijn idealisme, zijn ideologie, zijn sentimentaliteit het geen poetsen bakken? Kleine nuances: Barthou richt plechtige boodschappen tot het Amerikaansche volk ter gelegenheid van La Fayette's honderdsten sterfdag. Omdat per ongeluk de draadlooze zender defect raakt, komt zijn hartelijke speech niet over en de Yankees hooren La petite Chocolatière. Maar de bedoeling was goed. De Joseph Le Brix koerst naar San Francisco en trotseert liever den Oceaan dan te vliegen naar Tokio. Als Herriot Rusland visiteerde, senator Honnorat toog naar het land der Rijzende Zon en bracht een rapport uit waarvan niets uitlekte. De vliegtuigen-fabriek Benard zond een harer beste ingenieurs naar Nippon. Was het niet de Fransche ingenieur Bertin die de eerste moderne oorlogsvloot bouwde van den Mikado?
Een staatsman verzwijgt het essentieele zijner denkbeelden en laat ze niet eens raden. Wie zou ongeveer de grens kunnen bepalen waar het veinzen van Barthou aanvangt of ophoudt? Misschien twee of drie geïnitieerden van den Quai d'Orsay en wellicht nauwelijks Barthou zelf. Maar het is volstrekt ongeloofbaar en absoluut onaannemelijk dat Frankrijk zich in een wespennest zou steken, Polen in 't harnas zou jagen en Duitschland zou tergen, om de expansie van het communisme te vergemakkelijken in Azië en Europa, de hegemonie van Rusland te bevestigen in het Verre Oosten en den Angel-Saksischen export te bevorderen naar China en Zuid-Amerika. Als Barthou's altruïsme tot daartoe gaat, staat er ergens reeds een valluik klaar waardoor hij verdwijnen zal. Hij zou de Amerikanen, Engelschen en Russen vóór zich hebben, doch de geheele Fransche natie tegen zich. Paul Achard, die Duitschland even grondig kent als Frankrijk, maakte onlangs deze amusante suppositie:
‘Hitler hield een plebisciet. Als het Fransche gouvernement den moed had er ook een te houden en den Franschen vroeg, waaraan zij de voorkeur gaven: een bondgenootschap (ondanks het risico) met Duitschland of het avontuur met Rusland en als men hun de volgende vragen voorlegde:
1o | wilt gij elke tien of twintig jaren bakkeleien met de Duitschers? |
2o | verkiest gij een Fransch-Duitsche alliantie, zelfs met alle toekomstige bezwaren? |
en als men hun zei: antwoordt voor het eerste geval in het Russisch met “Da!”, en voor 't tweede geval in het Duitsch met “Ja!” dan geloof ik dat men nooit zoovéél Fransch en Duitsch zou hebben hooren praten.’
Maar de Saar, hoor ik u tegenwerpen? De incidenten? De opwindingen? Het oorlogsgerucht? De tergende artikelen der Fransche en Duitsche pers?
Wel! De Saar is de minste onzer zorgen. Fransche fabrikanten en handelaars, van wie men de namen en de cijfers zou kunnen geven, twee Fransche universiteiten, zeven Fransche grootindustrieelen en verschillende Fransche badplaatsen subsidieeren in de Saar de Nazi-beweging en haar kranten. Hermann Roechling, magnaat der Saar, exporteert nog steeds 90% zijner productie naar Frankrijk. Knap, wie van dezen rebus de oplossing geeft!
[verschenen: 13 juni 1934]