De vervloekte
Parijs, 5 Mei 1934
Na een hoop kabaal over zijn verjaging blijft Leib Bronstein-Trotzky per slot in Frankrijk omdat op de rest der planeet niemand hem wil. Geen enkele natie wenscht hem te herbergen. Niet Engeland, waar Karl Marx onderdak vond en waar hij misschien de ontelbare steenpuisten opdeed die zijn leven vergald hebben. Niet de vrijstaat Ierland, dat anders gaarne tegen den Engelschen draad in gaat. Niet het desequilibreerde Spanje dat volgens Lenin bijna even rijp was voor het communisme als het achterlijke Rusland. Niet de menschlievende Skandinaviërs. Niet de Gelen en niet de Zwarten. Er is geen plaats meer voor hem in Turkije waar de volkscommissaris en opperbevelhebber der roode legers logeerde sinds den dag zijner ongenade. Omdat iedereen blij is hem kwijt te zijn kan Frankrijk hem niet eens over de grens zetten. Per volgende trein zou hij geretourneerd worden.
Zoo vergaat het in de twintigste eeuw een verworpeling, een verdoemde. Hij is ruim voorzien van geld en lijdt aan een kwaal waarvoor hij Duitsche specialisten moet raadplegen. Berlijn wijst hem de deur. Als Trotzky niet bij den dokter komt kan de dokter bij Trotzky komen. Maar dat was de bedoeling niet. Er zijn slechts twee landen op den aardbol, edelmoedig en hersenschimmig genoeg om als couveuse te dienen voor een universeelen heilstaat: Duitschland en Frankrijk. De overigen zijn weerbarstig of hoogstens van locaal belang. Toen de Duitsche sfeer vergrendeld werd voor zijn invloeden richtte hij zijn sprieten automatisch naar Parijs. Het Parijs zijner zwerversjeugd. Het Parijs van 1916, Montparnasse en Montrouge, waar aan een morsig café-tafeltje, op een kamertje onder de dakpannen, de ruïne bedisseld werd van een werelddeel, en de vlugge of langzame dood van millioenen ongelukkigen.
Het was geen kunst voor Trotzky om Frankrijk binnen te sluipen onder het bewind van Camille Chautemps. Een medisch attest verzekerde dat de bronnen van Royat onontbeerlijk waren voor zijn geknakt gestel, zooals een psychiatrisch getuigschrift zwart op wit bewees dat Stavisky's zenuwen de emoties eener rechtzitting niet verdragen konden. In minder tijd dan noodig is voor een glimlach herkreeg Trotzky door de dubbel-koolzuurzout-houdende wateren van Royat zijn kostbare gezondheid. Omdat de wereld maar klein is, ontmoette hij in de badplaats een ouden kennis, den vergenoegden Finkelstein-Litvinoff, en men sprak zelfs van een verzoening. Doch Trotzky is nuttiger in 't buitenland dan te Moskou.
Na de kuur verdween hij eensklaps uit de circulatie. Hetgeen een ware heksentoer genoemd mag worden wanneer men bedenkt dat hij een krantje uitgaf, De Waarheid geheeten, geredigeerd in 't Fransch, in 't Spaansch, in 't Italiaansch (drie talen, gesproken door het meeste uitschot) bestemd voor de leden der Vierde Internationale, en gewijd aan de propaganda van het integrale Leninisme. Hetzelfde Leninisme dat failliet ging in een affreuzen hongersnood, maar dat de moscoviet waarschijnlijk in reserve houdt voor tijden die een nieuw experiment in de Tien Plagen wederom veroorloven.
Daladier verklikte in een dolle bui (hij beheerscht zich slecht) dat vier-vijfde der Fransche pers gestipendieerd wordt door het gouvernement. Een onzichtbare censuur schift en zeeft de opinies die behagen aan de regeering van den dag. Zij schrapt wat haar mishaagt. Ik heb dat altijd gezegd, daar men wild-vreemd in Jeruzalem moet zijn om het niet te weten. Als er na de bekentenis van Daladier nog bewijzen geëischt worden voor een uitgemaakte zaak zullen de Fransche lotgevallen van Trotzky de laatste twijfelaars kunnen overtuigen.
De stichter der Vierde Internationale vestigt zich in het Barbizon der schilders, aan den rand van het woud van Fontainebleau, in een coquette villa, omringd door buren, onder den rook van Parijs, redigeert een blaadje, ontvangt een volumineuze correspondentie, doet geheimzinnig, wordt bewaakt door twee nijdige honden, heeft een secretaris, wordt dagelijks geconsulteerd door revolutionnairen in den dop, en zoolang Camille Chautemps regeert, kent geen enkele Franschman, behalve Trotzky's aanhangers, geen enkele Fransche krant het bestaan, de aanwezigheid, het gewroet van den beroepsomwentelaar op Frankrijk's grondgebied. Doch zoodra is Chautemps onttroond door de kogels van Zes Februari en vervangen door Doumergue, die maar zeer flauwe sympathieën koestert voor de Soviets, of een veldwachter bekeurt op een donkeren avond een zonder licht rijdend motorfietser. Deze blijkt de koerier te zijn van den bolsjewistischen tsaar, die te Barbizon huist onder een valschen naam. Pas possible! Trotzky op een uur afstand van de hoofdstad! Ongestoord nieuwe rampen beramend en voorbereidend! Opeens trokken alle kranten, na maanden lang stommetje gespeeld te hebben, van leer tegen den cynischen verrader, die door den vrede van Brest-Litovsk vijfmaal honderd duizend Fransche soldaten in het graf dreef als remplaçanten der gedroste Russen. Een verrader die op den koop toe het Fransche volk zocht te ondermijnen na het gedecimeerd te hebben. Naar den duivel met zijn Vierde Internationale en zijn Wereld-Revolutie! Had de Derde niet genoeg ellenden opgestapeld? Was er geen politie in Frankrijk om een da capo te verijdelen, tenminste voor dit land? In wiens soldij stond hij? Wie fourneerde hem geld? Kon iemand erger schelden op de Fransche natie dan de pestrat deed die zich heimelijk had binnengesmokkeld en vandaag asyl vroeg? Op staande voet het huis uit en suiker gebrand om de lucht te ontsmetten! Men voer zóó heftig uit tegen de Sûreté
Générale en haar verregaande onbekwaamheid, dat deze reeds danig bekaaide ‘vereeniging van misdadigers’ gelijk Daudet zegt, voor haar goed fatsoen moest aankondigen dat zij van Trotzky's tegenwoordigheid niet onkundig was en dat de sinistere intrigant met geldige papieren in Frankrijk vertoefde. Hij was een cadeau der vorige regeering en het spreekt vanzelf dat hij zonder den donderslag van Zes Februari zijn preparatieven kalm zou hebben voortgezet.
Er zijn sentimenteele en ijlhoofdige menschen die de hardvochtigheid bejammeren van een gouvernement dat den onverzoenlijksten vijand der Europeesche instellingen op 300 K.M. van Parijs verbande. De socialisten fulmineeren, de radicalen verkroppen met moeite hun spijt. Beiden spelen de edele rol van ridders die een ontzadelden tegenstander de hand reiken. Zij hebben geen rancune tegen Trotzky. Noch voor wat hij deed, noch voor wat hij uitbroedt. Zij vergelijken hem met Alphons XIII, die de Fransche gastvrijheid geniet, met den anderen dwingeland die dezen dag juist 113 jaar geleden den geest gaf op een afgelegen eiland. Zij verzwijgen dat Alphons XIII niet complotteert tegen Frankrijk! Zij vergeten dat Napoleon duurzamer en bevredigender herinneringen achterliet dan de pyramide schedels van Trotzky. Zij verwijten dit monster niet zijn mislukkingen, zijn verstoktheid, zijn onpeilbare verwatenheid. De honderd duizend levens, de schatten, zonder het geringste resultaat geofferd aan de ideeën van een maniak, die zich messias waant, het bloed en de tranen, nutteloos gestort, en alleen gestort omdat deze ijdele verwoester geboren is, dat alles telt voor niets. Zij roepen de vrijheid aan. Zij betreuren dat deze funeste werkzaamheid belemmerd wordt. Zij zouden wenschen dat hij onmiddellijk herbegint: Een nieuwe pyramide van doodskoppen. En waarom niet van Franschen, wijl geen enkele andere natie zich wil leenen voor de proef?
Zulk een rist onzinnigheden kenteekent den toestand van labiel evenwicht waarin Frankrijk blijft verkeeren. Doumergue had Trotzky de keuze kunnen geven, tusschen de afreis of de deportatie. Persoonlijk voelde hij voor het paardenmiddel. Doch hij kon het niet toepassen omdat de helft van zijn kabinet en de helft zijner medeburgers nog steeds lijdt aan de verblindheid van lieden zonder geheugen die dikwijls zelfs niet genezen kunnen worden door ervaringen aan den lijve.
[verschenen: 26 mei 1934]