Twintig minuten
Parijs, 2 Mei 1934
Generaal Armengaud, onlangs belast met de organisatie der Noord-Afrikaansche lucht-verdediging, publiceert in de Revue des deux Mondes een studie over La Défense aérienne welke ongeveer alles zegt of te verstaan geeft wat een militair deskundige denkt van het vliegtuig als oorlogswapen. Er schuilen tusschen de regels van het kleurloos geschreven opstel waarheden, die elementair zijn als natuurwetten, hoewel men ze nauwelijks vermoedt, en die, zoodra men ze begrepen heeft, hard zullen blijken als het oude noodlot, dat goden en menschen regeert. Voor 't geval dat sommige buitenlandsche collega's over eerstkomende levenskwesties anders zouden redeneeren dan de Fransche generaal, zal de simpele kennisgeving zijner theorieën hen nacht en dag achtervolgen als een dwangvoorstelling. Zoo ze met hem accoord gaan zal het hen niet minder kwellen dat onverhelpbare zwakheden, die zij verborgen als een familie-geheim, waarover zij in stilte zuchtten, de vermaledijde Achilles-hiel die hun plannen en ondernemingen caduc maakte, hun pretenties ongerijmd, geraden, doorgrond en geopenbaard werden door een technicus der natie, welke juist het laatst van allen over de kwetsbaarheid van enkele buren mocht worden ingelicht.
Er zijn bevindingen die de grootste aandacht verdienen omdat ze, behoorlijk geconstateerd, een beslissenden invloed zullen uitoefenen op de concepties der staatslieden. Wat is b.v. voor onverschillig welk land de hoofdvereischte van veiligheid in de lucht? Niet de aanwezigheid van duizend, vijf duizend of tien duizend machtige toestellen die den vijand tegemoet snellen en verslaan. Maar de plek waar de strijd kan worden aangebonden met de minste schade voor den beganen grond. Die plek mag niet Parijs zijn, Londen, Berlijn, een fabrieks-centrum, een concentratie-punt der gemobiliseerde troepen, waar een bombardeerder, zelfs al stort hij gewond naar beneden, de verwoestingen zal aanrichten welke hij beoogde. De slag moet geleverd worden op een voldoenden afstand van het bedreigde doelwit en alvorens de aanvaller zijn bommen kan lossen met nuttig effect. Het is dus van cardinaal belang dat de verdediger door waakposten tijdig wordt verwittigd van de komst der vijandelijke eskaders, die uitrukken op een onkenbaar uur, aanzweven op een hoogte van pl.m. 5000 meter en zich voortbewegen met een snelheid van vijf kilometer per minuut.
Wat is onder zulke omstandigheden een tijdig signaal?
Een luchtvloot, vertrekkend op voet van alarm, heeft twintig minuten noodig om te kunnen intervenieeren op aanzienlijke hoogte. Voor een luchtvloot, vertrokken op voet van afwachting, wordt de gaping tusschen het sein en het ingrijpen der machines vijf en veertig minuten. Op voet van rust is de tusschenruimte onbepaalbaar. De uiterste termijn van twintig minuten werd zóó krap uitgemeten dat hij vermoedelijk nimmer noemenswaardig zal verminderen. Het is ongeveer de tijd welke een middeleeuwsch krijger noodig had om zijn harnas aan te gespen wanneer de torenwachter hem de nadering van een vijand berichtte. Der ewige Wiederkehr van Nietzsche. Eenvoudiger gezegd; l'histoire se répète.
Gedurende die twintig verloren minuten legt de vijand een afstand af van honderd kilometer. Terwijl de aanvalstijd der afweer-machines nauwelijks comprimeerbaar schijnt, zal de uitgestrektheid van het straffeloos bestreken terrein regelmatig toenemen en over enkele jaren 150 kilometer bedragen. Maar reeds in 1934 heeft elke mogendheid langs de geheele lengte harer grenzen een niemandsland van 100 à 120 kilometer breedte waar alle industrieele bedrijvigheid en alle militaire operaties wisselvallig, zoo niet onmogelijk worden. De oorlogvoerder kan dit onzekere terrein slechts beveiligen door de eerste linie zijner waakposten vooruit te schuiven op vijandelijk gebied. Het landleger blijft bijgevolg een element van overwegende beteekenis. Verondersteld dat de Fransche veldlegers in het Noorden moeten terugtrekken tot de lijn Maubeuge, Saint-Quentin, Reims, Longwy, in het centrum, tot de lijn Besançon, Lons-le-Saulnier, Saint-Claude en dat zij in 't Zuiden Corsica moeten ontruimen (eertijds onbeduidende verliezen), zouden hun waakposten der eerste linie op minder dan 120 kilometer komen te liggen van alle industrieele regionen en alle bevolkings-agglomeraties van welker productie en van wier moreel de voortzetting van den oorlog en de verbrijzeling van den vijand afhangt. Voor Duitschland (Ruhr, Rijn, Saksen, Silezië) geldt dezelfde opmerking. De geringste tegenspoed te land kan den uitslag van den oorlog voor beide mogendheden hopeloos in gevaar brengen. Alle hemels, zegt Armengaud, zijn slecht verdedigd. Geheele hemelstreken zijn absoluut onverdedigbaar. Een bewolkte lucht onttrekt de machines aan de verrekijkers, aan de speurende zoeklichten en aan de kanonnen. De ballons die kabels en stalen netten uithangen langs het uitspansel stijgen heden tot 3500 meter en zullen straks klimmen tot 5000. Dat is reeds onvoldoende, al wordt op zulke hoogte een bombardement lukraak.
De krijgskundigen formuleeren dus deze nieuwe wet: een vijandelijke lucht-expeditie kan zonder slag of stoot binnendringen over de strook land welke 50 à 60 kilometer achter de voorste waakposten ligt. Zij riskeert alleen een paar toevallig patrouilleerende machines te ontmoeten. Tot 100 à 120 kilometer zal zij reizen onder dezelfde condities, doch op den terugtocht misschien moeten vechten tegen gealarmeerde eskaders. Pas verder dan 120 kilometer loopt zij serieuze kansen om te stuiten op een verdediging die talrijker zal zijn naar mate de afstand groeit.
Zij formuleeren nog deze andere wet: Eilanden, schier-eilanden en in 't algemeen alle zee-kusten zijn onverdedigbaar overgeleverd aan elke luchtvloot welke een vijand op hen belieft af te sturen. Zij hebben geen waakposten te land. Waakposten ter zee zijn even ondoelmatig als practisch onverwezenlijkbaar. Geen enkele luchtvloot, hoe talrijk ook, kan permanent de atmosfeer doorklieven. Toestellen en manschappen zouden zienderoogen slijten bij een dergelijke intensieve aanwending.
Bij de huidige techniek der vliegmachines (draagvermogen, hoogte, snelheid, etc.) gaat geen enkele vergelijking met 1914 op. Het luchtwapen, moreel verlammend en ontzenuwend, materieel onbedwingbaar en vernietigend, is de daadwerkelijke, doodelijke bedreiging van elke seconde die de klokken wijzen. Het vliegtuig hergeeft aan een beeld van Napoleon (‘pistoolschot op de borst van Engeland’) zijn volsten zin en breidt het uit tot Italië. Want de eenige bruikbare waakposten van Engeland liggen op de Fransche Noord-kust en in België. De waakposten waarmee Italië zijn vitale organen kan beveiligen liggen op de Fransche Zuid-kust en in Yoego-Slavië. De loutere veronderstelling dat punten van zulke essentieele beteekenis zich zouden kunnen bevinden of zouden kunnen vallen in vijandelijke handen zal bijgevolg in de naaste toekomst een determineerende factor worden der Engelsche en der Italiaansche politiek. De eerste voorwaarde van het elementairste Engelsche en Italiaansche zelfbehoud is een neutrale, een geallieerde of een ontwapende Fransche hemel. Weldra zal deze waarheid doordringen tot Londen en Rome en daar goedschiks of kwaadschiks aanvaard worden, als zij 't ten minste niet reeds is. Wij zullen dan nieuws beleven in het Westen.
In afwachting van deze verschuiving der diplomatische posities schijnt mij dat de consequenties van Generaal Armengaud's studie de vooruitzichten op een Europeeschen oorlog herleiden tot een minimum dat verwaarloosd zal kunnen worden zoolang er vliegmachines zijn. Welke ook: civiele, sportieve, toeristische, commercieele of militaire. De Fransche deskundige verheelt niet dat hij effectieve protectie tegen al die virtueele kapers en stroopers houdt voor lucht-kasteelen. Zoolang derhalve het defensie-probleem nergens is opgelost en zoolang de mensch niet afzakt tot de onredelijkheid van dieren, kinderen en dwazen kan men gerust vertrouwen dat niemand zal aanvallen, omdat niemand zich kan verdedigen. Volgens een recent bericht verwijderen de Duitschers alles van hun zolders wat brandbaar is. Zij maken zich gereed mompelen de pessimisten. Volstrekt niet! De Duitschers, hun zolders leeghalend, bekennen dat zij weerloos staan. En Frankrijk, Engeland of Italië zijn er niet beter aan toe.
[verschenen: 23 mei 1934]