Onbekende grootheden
Parijs, 30 April 1934
Toen Doumergue in Februari de Kamer niet ontbinden wilde, ontbond Gaston Bergery, député van Mantes [moet zijn: Nantes], op zijn eentje zichzelf. Hij trad af om te bewijzen dat de Nationale Unie een onwettige operatie was, strijdig met het algemeen kiesrecht en met de verlangens der Natie, stelde zich opnieuw candidaat en werd na een rumoerige campagne verslagen.
Zijn tegenstander Sarret (niet te verwarren met den aspirant-afgevaardigde die onlangs onthoofd is) won zijn zetel met een minieme meerderheid van slechts 299 op 17.427 stemmen. Electoraal beschouwd beteekent die uitspraak van het volksorakel hoogstens dat linksch en rechtsch ongeveer tegen elkaar opwegen. Doch verplicht te zijn om dit te constateeren op den revolutionnairen vooravond van 1 Mei, na een nederlaag, en in de opwinding der laatste tirades, zou juist voldoende kunnen blijken om Bergery en zijn aanhangers buiten zichzelf te brengen van ergernis. Wanneer hij gelooft aan zijn ster, zal zijn échec hem een reden te meer verschaffen om den Rubicon over te steken.
En wie is Gaston Bergery? Hij werd op 22 November 1892 geboren te Parijs, Rue Auber, en staat ingeschreven op de registers van het 9de arrondissement onder den naam Gaston Franck, als kind van ongenoemde ouders. Zijn [vade]r was baron Alfred von Kaulla, administrateur der Mercedes-automobielen en directeur der Vereinsbank van Stuttgart. Zijn moeder, Marie-Louise Morel, zich noemende Derocle, gescheiden echtgenoote van Jean-Paul Bergery. Op 30 December 1897 werd Gaston Franck erkend door zijn natuurlijke ouders en tot zijn zestiende jaar droeg een der mogelijke Fransche dictators den wettigen naam van Von Kaulla. Op 20 Mei 1908 echter werd de erkenning na een langdurig proces ongeldig verklaard. De rechtbank motiveerde haar vonnis door het feit dat de scheiding van het echtpaar Bergery pas uitgesproken was op 26 December 1892, dus ruim één maand na de geboorte van het kind. Zoo werd Von Kaulla, geboren als Franck legaal wederom een Bergery, zonder het te zijn.
Een heele familie-tragedie en vermoedelijk een aangrijpend liefdesdrama dat ontroeren zou in een roman. Niets om er mee te gekscheren en niets om Bergery naar 't hoofd te slingeren als verwijt. Maar ook niets wat kan wegdoezelen dat Bergery volgens de banden van het bloed Duitscher is, die in zijn binnenste zonder twijfel nog luistert naar de stem zijns vaders, wiens naam hij droeg, wiens naam hem ontnomen werd door muggezifterijen van advocaten. Een bijna analoog geval behandelde Jean Giraudoux in zijn Siegfried, waar een Franschman, die spraak, geheugen en identiteitsbewijzen verloor onder een bombardement, door een samenloop van omstandigheden regeerde over Duitschland. Zoo zou een authentiek Duitscher (maar niet in een roman, niet in een tooneelspel) het bewind voeren over Frankrijk wanneer Bergery, wiens naam het idee oproept van herder en schaapskooi, doortastend genoeg is om te grijpen naar den staf. Niets veroorlooft om zijn afstamming in twijfel te trekken. Vóór den oorlog hadden Bergery en zijn moeder geen andere inkomsten dan de subsidies van Baron von Kaulla. Op 3 Augustus 1914 stelt Von Kaulla (wiens goederen en kapitalen in Frankrijk gesequestreerd werden) door bemiddeling der Würtembergsche Vereinsbank 30.000 mark ter beschikking van Marie-Louise Derocle, die bij het uitbreken der vijandelijkheden terstond naar Zwitserland verhuist. Op 5 Februari 1918 benoemt Von Kaulla, bij testament, geredigeerd te Stuttgart, Gaston Franck Bergery tot universeel erfgenaam. Zijn fortuin bestond in soliede effecten, gedeponeerd bij eerste-rangs instellingen, en heeft alle crises, alle schokken van mark en franc, onverminderd doorstaan.
Hoe romanesk, verleidelijk en kwasi-gepredestineerd Bergery's avontuur ook aandoet, wij moeten wenschen dat hij het nimmer voeren zal tot de bekroning welke hij zich droomt. Deze stellig begaafde, energieke, markante figuur is door bezadigde mannen als Poincaré en Tardieu een nationaal gevaar genoemd en zij overdreven niet. Herriot en andere ministers, die hem attacheerden aan hun Kabinetten, kunnen daarover slechts berouw hebben. Bergery's huwelijk met de dochter van den multimillionnair Krassin, ambassadeur der Soviets te Parijs en te Londen, symboliseerde een programma dat hij nooit verloochende, ofschoon de vereeniging eindigde met een scheiding. Hij is geen communist omdat hij vooral Bergery wil blijven. Maar hij verliet de radicale partij, die hem lanceerde, toen deze burger-club huiverde, om het rood harer vlag te herschilderen. Ik zag hem liever ingelijfd, genummerd en gedresseerd als gehoorzaam agent der Derde Internationale dan als sympathiseerend vrijschutter die misschien Lenin hoopt te overtroeven. Want zijn ambitie is even onbegrensd als totnutoe zijn voorspoed. Wat kan Bergery zich niet vermeten, Bergery, die de radicale groep, het kompas der Fransche politiek, in tweeën spleet, wat nog nimmer iemand lukte? Met de dissidente helft, die zich losscheurde toen zijn verkiezing reeds onzeker was, kan hij elke Nationale Unie welke niet linksch is in den grond boren. Al werd hij gedeballoteerd, al verliet hij de partij, het buitengewoon congres dat de Radicalen gaan samenroepen te Clermont-Ferrand, zal schommelen tusschen Doumergue en Bergery. Zulk een aantrekkingskracht emaneert van deze persoonlijkheid.
Een factor van binnenlandsche tweedracht te zijn is voldoende om wantrouwen in te boezemen. Maar Bergery heeft eigenschappen die hem nog gevreesder maken voor hen die overwegen dat een overrompeling hem zou kunnen plaatsen aan het hoofd der natie. Wanneer een Fransch Hugenoot emigreerde naar Pruisen werd hij een ijverig, onverdeeld en dikwijls zelfs fanatiek Duitsch patriot in zijn nieuwe vaderland. Men zag daarentegen nimmer een Duitsch uitgewekene, zich nestelend in Frankrijk, Fransch patriot worden. Het intellectueele klimaat van Frankrijk, van nature cosmopolitisch, werkt even weinig mede tot deze transformatie als de Duitsche inborst. Onder de talrijke geïmporteerde of ontaarde Franschen, die de overwinning van 1918 vervuld heeft met wrevel, behoort Bergery tot de verbitterdsten, en aan den wrokkigsten dezer defaitisten schonk een grillig lot macht en invloed. Bergery is niet enkel pro-Duitsch: dit ware normaal voor het kind van een Von Kaulla. Hij is niet enkel internationalist: dit ware verdedigbaar. Doch meer dan dat alles is hij anti-Fransch. En de mentaliteit der ontwikkelde Franschen bereikte op dit punt een dusdanigen graad van paradoxale vrijzinnigheid, dat Bergery zijn haat tegen Fransche tradities, zijn onverschilligheid voor Fransche grootheid en Fransche belangen, zijn afkeer van Fransche cultuur, van alles wat verband houdt met het idee Frankrijk, niet eens behoefde te verbloemen. Men kan dergelijke gevoelens in Frankrijk onbelemmerd uiten als schoolmeester, als schrijver, als député. Zij beletten niet om een schitterende carrière te maken in particuliere bedrijven of staatsbetrekkingen. Pas de jongste incidenten (sabotage) op de Parijsche telefoon- en telegraaf-centrale hebben een minister geleerd, dat de regeering over betrouwbaar en patriottisch personeel moet beschikken op een post waar het gouvernement elke minuut geïsoleerd kan worden van het leger, van de vloot en van de geheele buitenwereld.
Ziehier Bergery die door de faam wordt aangekondigd als de dictator van Linksch, wanneer een gevecht tusschen Linksch en Rechtsch, kampend om de dictatuur, verkeerd zou uitvallen. Moge zijn nederlaag te Nantes een gelukkig voorteeken zijn. Men kan slechts dwaasheden, rampen en dwingelandij verwachten van een pro-Duitsch internationalist die anti-Fransch genoeg is om Duitschland te willen verlossen van Hitler, Goering, Goebels en van het hakenkruis. Tijdens de vacantie der afgevaardigden werd de Fransche Kamer in staat van verdediging gebracht met verblindende zoeklichten, waterspuiten onder hoogdruk, prikkeldraad, rookverspreiders en vuurwapenen. Wegens Bergery en zijne benden zou men deze voorzorgsmaatregelen haast toejuichen als niet ook de kans bestond dat de benden zullen legeren in het Parlement.
[verschenen: 19 mei 1934]