De eene dienst en de andere
Parijs, 20 April 1934
De zaak is nog verre van duidelijk. Toen het Fransche Gouvernement begin Januari aanbood om de halve Fransche Militaire Luchtvloot te offeren op de altaren van valsche Vredesgoden, ketste dit voorstel af door een weigering van Duitschland. Dien dag bewezen de Duitschers den Franschen een onwaardeerbaren dienst. Een dienst welke als zoodanig gevoeld is te Parijs ondanks de schijnbare stugheid waarmee de Duitsche afwijzing gemotiveerd was. Een dienst welks waarde moeilijk door Berlijn kon worden onderschat, al zou de koppigheid en het politieke ignorantisme der Nazi's nog tienmaal erger zijn dan sommigen zich verbeelden.
De vernietiging van 50% der Fransche luchtlegers, de buitengevechtsstelling van 1800 der 3600 alarmeerende machines, die Frankrijk heet te bezitten, de afdanking van een overeenkomstig aantal piloten en manschappen, dat alles vertegenwoordigt voor den eventueelen tegenstander een overwinning (zelfs al werd slechts oude reserve vernield) welke niet gemakkelijk en alleen ten koste van zware verliezen behaald kan worden in een werkelijken strijd. Zulk een zegepraal, verworven met een pennestreek op papier, weegt op tegen een kleine materieele of moreele concessie, een kortstondige, provisorische zelfbeperking. Een dergelijk onverhoopt succes had Goering kunnen bevredigen als resultaat der eerste etappe: 1800 vliegtuigen, buitgemaakt zonder slag of stoot. Over een poosje de helft der overblijvende helft. Hij en Hitler weten dat afbreken oneindig lichter valt dan opbouwen. Men verwoest een luchtvloot in drie weken. Men herstelt haar niet in drie jaren. Wie vrijwillig zijn vliegmacht halveert verbrijzelt ook niet enkel het doode gereedschap. Hij breekt het vertrouwen, den trots, den durf, den ondernemingsgeest, de veerkracht der mannen. Hij went ze aan een lager doel, begrenst hun horizon, vermindert hun activiteit, dresseert ze voor een bescheiden rang in de wereld.
De psychologische winsten dezer abdicatie overtroffen misschien nog de strategische voordeelen. Is het denkbaar dat de dubbele en onmetelijke profijten van het aanbod der Franschen aan de Duitsche regeering ontsnapten? Dan moesten Hitler en Goering, afgezien van hun eigen kenvermogen, over geen enkelen bruikbaren inlichter beschikken op een zoo gewichtigen observatiepost als Parijs, waar de voorstellen van het Fransche Gouvernement de somberste consternatie veroorzaakten onder de patriotten, die boven alles vreesden dat Berlijn zou toeslaan. Doch Hitler vond een uitvlucht en een voorwendsel voor een onverhoopte maar onmiskenbare weldaad. Zij die bijna een beroerte kregen van verontwaardiging, zij die Daladier, Boncour en Cot verdachten van hoogverraad en P.G. (paralysie générale), schepten pas adem toen de koerier der Wilhelmstrasse zijn afwijzend antwoord overreikte te Parijs.
De laatste episode der onderhandelingen over het Engelsche ontwapeningsplan verliep nog raadselachtiger en dramatischer.
Londen, halsstarrig een accoord wenschend dat Frankrijk zooveel doenlijk zou verzwakken en zoolang mogelijk zou binden, maar dat Engeland niets mocht kosten dan een zegel en een signatuur, had na even halsstarrig aandringen der Fransche diplomatie het duur besluit genomen om de conventie, welke Frankrijk betalen zou met zijn veiligheid, te garandeeren met Britsche waarborgen. In een nota van 28 Maart vroeg het Engelsche Gouvernement aan de Fransche Regeering om hare voorwaarden te specificeeren. Sinds jaar en dag kende Londen die condities, doch had nimmer het verlangen geuit om ze officieel in overweging te nemen. Niets stuit den Brit heftiger tegen de borst dan voorwaarden te aanvaarden van anderen, en gelet op dezen karaktertrek, had de eerste Engelsche stap iets van een historisch evenement.
Voor wie was de uitnoodiging het onaangenaamst? Voor Engeland dat hypothetische verplichtingen op zich laadde? Voor Frankrijk dat zich in zekeren zin onder protectoraat stelde van Albion? Voor Duitschland dat weliswaar zijn geoorloofde wapenen vermeerderd zag, maar deze relatieve machtsversterking kocht met een tweede besnoeiing zijner onafhankelijkheid?
Het waren ongetwijfeld de Duitschers die de meeste redenen hadden om een situatie te duchten waarin het Britsche plan hen ging plaatsen. Zij verloren hun bewegingsvrijheid zonder de wapenen te verkrijgen waarmee zij die ooit konden heroveren. De bepalingen en de contrôle aan welke zij zich zouden onderwerpen waren niet te vergelijken met die van Versailles. Bij elke Duitsche overtreding van het ‘Dictaat’ had Engeland persoonlijk belang omdat de Fransche suprematie geknot moest worden. Zoodra daarentegen het Britsche ontwapeningsplan de continentale oorlogsmiddelen geëgaliseerd had, zou Londen met des te grooter nauwlettendheid en strengheid waken over de strikte nakoming der opgedrongen verbintenissen daar het contract en de nieuwe machtsverhoudingen aan Engeland rechtens en feitelijk voogdijschap verleenden over de voornaamste mogendheden van Europa. Want de Engelsche vlag bleef de golven beheerschen en de degen van den admiraal woog zwaar genoeg om de balans altijd te doen overhellen in het nadeel van een wederspannige. Het plan van MacDonald sloot voor Europa, en speciaal voor Duitschland, een periode van natuurlijke dynamiek, van vrije evolutie. Wanneer het rijkelijk bedeelde Engeland, het verzadigde Frankrijk en de vazal Italië zich min of meer oprecht konden vergenoegen achter zulke barrières, voor Duitschland beteekenden zij een gevangenis.
Het hing dus af van Parijs of Berlijn wederom geketend zou worden aan restricties en toezicht. Een inschikkelijk antwoord op de Londensche nota en de poets was gebakken. Iedereen achtte deze gedragslijn normaal, logisch en waarschijnlijk, omdat Frankrijk immer gestreefd en gesnakt heeft naar een hervatting der ‘hartelijke verstandhouding’, der Entente Cordiale.
Wat doet echter Parijs? Na omslachtige en delicate besprekingen tusschen den ministerraad en het Opperbevel, na een beslissende interventie van Doumergue, verwerpt het Fransche Gouvernement even gedecideerd als onverwacht de Britsche plannen en de Britsche invitatie. Plotseling ontdekken de Franschen de Duitsche begrooting welke reeds gepubliceerd was op 29 Januari en die sinds langer dan een maand als boeman gehanteerd werd door het Engelsche Kabinet. Oogenschijnlijk had Parijs zich niet geïnteresseerd voor een budget waarvan de posten leger, vloot en luchtvaart verhoogd waren met 175.50 en 132 millioen mark. De Franschen hadden alle agitatie betreffende deze onrustbarende cijfers overgelaten aan hun Engelsche vrienden. Londen vroeg ophelderingen over een zoo intempestieven aanwas der krijgsuitgaven en het verbaasde Parijs niet eens dat de Duitsche Regeering haar toebereidselen niet meer camoufleerde. Als Berlijn stellig niet zonder reden voor den eersten keer open kaart speelde, wat belette de Franschen om die ongegeneerdheid te beoordeelen met dezelfde afkeurende blikken als de Britten? Of wat belette Parijs om het Duitsche budget te blijven negeeren?
De Franschen hadden een onbetwistbaar argument noodig om het Engelsche ontwapeningsplan af te wimpelen, dat de Generaals van Parijs even weinig beviel als de Generaals van Berlijn. De Duitschers verstrekten hun dit argument. Men kan zich altijd paaien met de gedachte dat dit bij toeval geschiedde en niet opzettelijk. Maar men kan zich ook afvragen (hoewel alle uiterlijke teekenen pleiten tegen deze veronderstelling) of de betrekkingen tusschen de eigenlijke leiders van de Fransche en de Duitsche natie niet veel harmonischer en intiemer zijn achter de schermen dan zij tot nader order kunnen blijken op het tooneel.
[verschenen: 12 mei 1934]