Dezelfde bende
Parijs, 3 April [1934]
De onthulling der formidabelste spionnage-onderneming, welke Frankrijk ooit gekend heeft dateert van 19 December 1933, vijf dagen voor de ontmaskering van Stavisky. De dagbladen, die naar gewoonte de inblazingen volgen van het gouvernement van den dag, verzwegen aanvankelijk den naam der mogendheid in wier dienst de verraders gewerkt hadden. De kranten zonder lezers, welke de toenmalige regeering subsidieerde (L'Appèl, L'Ere Nouvelle, La Volonté, etc.) beweerden, dat de vangst, waarover men zooveel misbaar schopte, een nieuwe streek was van het Tweede Bureau (de Contra-spionnage), dat in sommige kringen even gehaat is als gevreesd. De linksche organen (L'Oeuvre, La République, etc.) meesmuilden over een bombarie, welke noodzakelijk moest afloopen met een sisser. Een week later, en gedurende een volle maand, pasten de pers en het gouvernement dezelfde tactiek toe op de ontkiemende Stavisky-affaire: zij was een banale afzetterij, een onbeduidend incident, volgens de eigen woorden van Chautemps.
Deze terughouding, deze baloorigheid en dat gegrinnik verrieden bij de ministers en hun spreekbuizen een verlegenheid, welke de opmerkzaamheid trok naar de verborgen oorzaken van dergelijke gevoelens. Een eerste punt stond vast: de spionnage-geschiedenis kon onmogelijk ten laste gelegd worden aan Duitschland. Zelden immers gedroeg de Fransche pers zich anti-Duitscher dan het laatste halve jaar, waarin zij het minste voorwendsel of verzinsel exploiteert in vette letters, in lange kolommen en op de eerste pagina. Men zou te verheugd geweest zijn om Berlijn een veeg te geven, wanneer Berlijn slechts eenigermate in de termen kwam. Uit de bijzonderheid dat Duitschland vrijuit ging kon vervolgens gerust geconcludeerd worden, dat de Fransche contra-spionnage voor 't oogenblik niet de geringste reden had om een sensationeelen slag te slaan in de richting van Göbbels en Hitler. Als het Tweede Bureau dit gewenscht had, zou de aanleiding niet ontbroken hebben.
Een volgend punt was niet minder onbetwijfelbaar: de ‘streek’ werd uitgehaald buiten opdracht, zonder voorkennis en ook tegen den zin der vorige regeering. De felheid waarmee de linksche en extremistische pers uitvoer tegen het ‘reactionnaire’ oppercommando, deze stokebrand, deze vredesverstoorder, deze roet-in-'t-eten-gooier, was een ondubbelzinnige aanduiding. De snelheid waarmee men het ongewenschte nieuws smoorde, de vaardigheid waarmee men de explosie die de redactie-zalen opschudde reduceerde tot de proporties van een voetzoeker, kon enkel verklaard worden uit een order van hoogerhand. De houding der gearresteerden gaf een andere aanwijzing: zij loochenden hardnekkig en met een aandoenlijke eenstemmigheid. Bovendien beschuldigden zij het Tweede Bureau van een perverse machinatie. Met politieke bijbedoelingen zou de contra-spionnage bij de huiszoeking compromitteerende stukken hebben weggemoffeld in de meubels, achter de schoorsteenen of onder de matrassen der verdachten.
Ik weet niet wat er gebeurd zou zijn wanneer het banale Stavisky-incident van Chautemps niet ware uitgedijd tot een regelrechte insurrectie, en wanneer het fusilleerend ministerie Daladier-Boncour-Frot-Cot zich had kunnen handhaven tegen den wil van het dappere Parijs.
Doch het offer dat de anderhalf millioen dooden brachten in den wereldoorlog was stellig niet vruchtbaarder voor het Fransche Vaderland dan het bloed der duizend dat in den avond van Zes Februari gestort werd op de mistige Place de la Concorde. Terugblikkend naar dezen datum, die een langen nacht doorvlamt als een vuurpijl, vraag ik mij af, aan welke geheimzinnige inspiratie de Franschman gehoorzaamde, toen hij weerloos de kogels tegemoet trad. Of aan welk geheimzinnig order. Het is echter te vroeg om dit thema grondig uit te werken. Te vroeg, omdat men na den afloop eener eerste schermutseling niet durft spreken van een overwinning. De balans helt over naar den kant waarheen onze binnenste wenschen gaan. Maar de belangen welke gemoeid raakten bij de ingezette worsteling zijn zoo kapitaal en de verslagen partij beschikt nog over zulke reserve's, dat het elken dag voorzichtiger wordt om den uitslag als onbeslist te beschouwen. Voor hen die den onderlingen samenhang bespeuren der verschillende Affaires, waarin verraad en corruptie hetzelfde infame doel najagen, is het een voortdurende beklemming te moeten denken dat de kans zou kunnen keeren wijl de energie en de waakzaamheid verslapten.
Pas zeven weken na den patriottischen opstand vielen de voornaamste leden der gearresteerde spionnen-bende door de mand en legden volledige bekentenissen af. De politieprefect Jean Chiappe, gewipt door de Staviskyanen (en die uit vrees voor de Rooden niet hersteld kon worden in zijn ambt), speelde ruim een jaar kat en muis met de internationale vennootschap welke, evenals de troep van Stavisky, agenten en handlangers bezat in verschillende ministeries. Zij opereerden op groote schaal ten bate der Soviets, dezelfde perfide en zoogenaamd getemde Soviets met wie [Paul-]Boncour, Daladier en Cot vriendschapsverdragen sloten en allianties ontwierpen. Telkens, wanneer Chiappe een spoor te pakken had, ontglipte hem de draad, en verdween de bende om zich te reorganiseeren op nieuwe basis. Zoolang de bondgenooten van Moskou ongehinderd heerschten over Frankrijk bleek het onmogelijk om de spionnen op heeterdaad te betrappen of overtuigingsstukken te bemachtigen. Telefoon en draadlooze hielden hen nauwkeurig op de hoogte van de stappen der politie. De bende verplaatste zich slechts in groepen van drie, die de hoofdpersonen beschermden met een voor- en achterhoede. Zij werkte met een buitengewone rapheid en met het modernste materiaal. Documenten die 's morgens geleverd werden door een trawant van Oorlog of Marine om gefotografeerd te worden, lagen denzelfden avond of uiterlijk den volgenden dag wederom in de kast waaruit ze ontvreemd waren. De leden, belast met foto en radio, hadden speciale studies gemaakt en beoefenden hun vak met een volleerde virtuositeit. De draadlooze zenders, welke de kortste golflengten gebruikten, bleven altijd onnaspeurbaar. De cliché's waren geborgen in geheime laden, meesterstukken van timmermanskunst. De spionnen reproduceerden de documenten in de kleinste formaten (omvang van een postzegel) wat de verberging, de uitwisseling, de verzending vergemakkelijkte, wat de ontdekking daarentegen uiterst bemoeilijkte. Zij ontmoetten elkaar in
chique tea-rooms, op de perrons van drukke stations, in theaters, droegen nimmer compromitteerende stukken op zak en vermeden alle schriftelijke correspondentie. Een gemiste afspraak bleef geldig voor de zeven dagen derzelfde week, of, zoo noodig, voor dezelfde dagen der volgende maand. De bende arbeidde achter zoo geperfectioneerde gordijnen van technische listen dat men wanen zou, te doen te hebben met verdichtsels uit een avonturen-roman wanneer de aanvoerders en ondergeschikten niet allen bekend hadden.
Er lekte weinig uit van de verliezen welke de bende berokkende aan de veiligheid van Frankrijk en andere mogendheden. Maar de kwaliteit der Fransche verraders wettigt de ontstellendste vermoedens. De een, zekere Professor Martin, de beste ontcijferaar van geheimschriften, kende 69 talen en dialecten. Hij stond aan het hoofd van den cryptografischen dienst der Fransche vloot en centraliseerde alle inlichtingen betreffende vreemde zeemachten. De ander, zekere Aubry, ingenieur, was directeur der laboratoria van Du Bouchet, bij Corbeil-Essonnes, die zich uitsluitend bezighouden met wat men ‘het zesde wapen’ noemt: de gassen. Aubry had den rang van kolonel en hing rechtstreeks af van den Minister van Oorlog. In zijn hoedanigheid van laboratorium-directeur ontving hij niet alleen rapporten omtrent de recentste onderzoekingen en uitvindingen der Fransche chemisten, doch bij hem belandden eveneens alle berichten welke de Fransche Contra-spionnage verzamelde over het zesde wapen van bevriende of vijandelijke mogendheden. De derde, een zekere Dumoulin, eveneens kolonel, had een menigte vrienden op het Ministerie van Oorlog en redigeerde een tijdschrift dat systematisch campagne voerde tegen het opperbevel. Dit tijdschrift (Armée et Démocratie) werd gedrukt met subsidies van Moskou en van de Fransche Geheime Fondsen. Het hield op te verschijnen bij den val van Daladier.
Men verwondert zich dat de misdaden dezer bende (21 beklaagden waarvan 15 gevangen, 5 voortvluchtig en 1 in voorloopige vrijheid) als een bagatel, of als een ‘reactionnaire’ manoeuvre behandeld werden door een aanzienlijk deel der Fransche pers. Doch men staat stom verbaasd dat dergelijke luchthartige opvattingen gesouffleerd konden worden uit regeeringskringen. Men weigert te begrijpen wat nochtans helder is: dit land ligt omwikkeld in samenzweringen en verraad. Verraad voor dertig zilverlingen. Verraad uit lafheid. Verraad uit idealisme: Lenin rust onder de roode vlag der Parijsche Communards van 1871. Verraad uit mystieke overtuiging, sadisme, domheid of bekrompen afgunst. Maar allerwegen loert verraad. En men duizelt bij de gedachte dat een fout of een zwakheid van Doumergue (een aanslag of een ongeluk) de resultaten van Zes Februari zou kunnen vernietigen. Het eerste complot dat Frankrijk moest omwentelen tot een aanhangsel der Sovietistische en Socialistische Republieken werd verijdeld. Omdat alles verloren zou zijn, zelfs de eer, geloof ik niet dat een tweede complot beter zal lukken, ook al is ongeveer de helft der Fransche administratie verkocht of verknocht aan Moskou. Maar berekenend wat wij riskeeren, wat er op 't spel staat, wat vijandig is, rot en onwillig, moet men gelooven zonder hoop, hopen zonder geloof, hopen en gelooven ondanks alles.
[verschenen: 25 april 1934]