Te Saigon
Parijs, 3 Maart 1934
Het ergste is niet altijd zeker. Toen Pierre Pasquier in Januari verbrandde met de Emeraude lag het stavisqueuze ministerie-Chautemps op de knieën voor Léon Blum en zou den zetel van gouverneur-generaal van Indo-China gaarne verkwanseld hebben tegen een socialistisch votum van vertrouwen. Er moet iets van dien aard bekonkeld zijn in het cartellistisch convent want tot het laatste moment stond Alexandre Varenne bovenaan op de lijst der candidaten. Verscheiden bladen, die het oor bezaten der regeering, maakten reclame voor het marxistische satraapje dat reeds het bewind gevoerd had te Saigon en verfoeid door de meeste Europeanen was weggegaan. Een aantal inboorlingen zonden een petitie naar Parijs en vroegen den terugkeer van den demagoog die wind zaaide in dagen van voorspoed, en die zich enkel erop beroemen kon geen storm geoogst te hebben wijl hij tijdig zijn biezen pakte en kisten vol kostbaarheden. Dit antiblanke experiment wordt niet hervat. Pierre Laval, minister van Koloniën in een kabinet waarvan de twee invloedrijkste leden, Doumergue en Sarraut, het grootste deel hunner carrière doorliepen in Indo-China, benoemde René Robin. En ook dat is een der gelukkige gevolgen der insurrectie van Zes Februari.
Hoewel geboren in 1872 (op 6 Augustus te La Trémouille) en dus pas 62-jarig - wat jong is in een land waar de grijsaards taai zijn en voortvarend - genoot René Robin sinds 1932 pensioen en vroege rust. Hij debuteerde in 1900 bij de civiele administratie van Kambodja en zijn gansche loopbaan ontwikkelde zich van de bescheidenste tot de hoogste posten in een der zes deelen van het rijke en menigvoudige gewest. Achtereenvolgens was hij directeur der Affaires Indigènes aan de residentie van Hanoi, kabinets-chef van den gouverneur-generaal Klobukowski, hoofd van ondergeschikte provincies, raadsheer van het koloniaal bestuur, chef der administratieve diensten van den landvoogd, secretaris-generaal van Indo-China, resident van Tonkin, waar hij oproeren dempt, kanalen graaft, dijken aanlegt, chronische hongersnooden, overstroomingen, verwoestingen bestrijdt en een wetboek voltooit dat tot grondslag zal dienen van de wetgeving der geheele kolonie. Tijdens de vacature welke aan de komst van Pasquier voorafging fungeerde hij als gouverneur-generaal ad interim. Na dertigjarige ononderbroken koloniale werkzaamheid bekroont hij definitief de taak waaraan hij een leven besteedde. Wanneer René Robin dit einde gedroomd heeft in zijn jeugd toen hij begon als commies, dan gaf hij ook de afdoendste en duidelijkste bewijzen - dikwijls in zeer bezwaarlijke omstandigheden - dat de vervulling van zijn droom rechtmatig was en wenschelijk.
Is het avontuurlijk om te denken, bij den tweesprong waar Indo-China staat, dat Robin's verleden de komende periode waarborgt? Het ligt voor de hand dat hij niemand inwijdde in zijn plannen en dat hij geen maatregelen zal openbaren alvorens ze toe te passen. Hij aanvaardt zijn bewind op een onheilspellend uur van de Indo-Chineesche geschiedenis in 't bijzonder, van de wereld-geschiedenis in 't algemeen. De rijst wordt slecht verkocht. Aan wie de schuld? Voor een deel aan de Chineezen, die liever oorlogstuig verbruikten dan het witte graan. Voor een ander deel aan Frankrijk dat de Indo-Chineesche productie ongenoegzaam begunstigde in het moederland. Maar de rijst wordt ook te slecht betaald. Ze is lager geprijsd dan de teelt kost en de bouwer die haar kweekt lijdt dezelfde ellende naast stampvolle silo's als de hongerende Chineezen. Waarom? Gedurende de vette jaren hebben de eigenaars van rijstvelden den grond te duur gekocht, in de magere jaren boeten zij voor hunne fout. Een extra-parlementaire commissie gaat op het Ministerie van Koloniën beraadslagen over de duizenden stroppen door deze speculatie berokkend. Een andere commissie, expres overgekomen uit het Verre Oosten, delibereert over den koers van den piaster. Wat zal zij adviseeren? Wat zal Robin beschikken wanneer de commissies gewikt hebben? Als de prijzen te laag zijn, is de munt te hoog, zeggen de wonderdokters der Amerikaansche school. Zij beschuldigen den piaster, die met den Indischen gulden de eenige valuta is in het Oosten welke den gouden standaard trouw bleef, van alle euvelen welke leege magen roerig maken en, volgens het Fransche spreekwoord, doof. De waarde van piaster en gulden is ongeveer gelijk. Zij willen hem besnoeien tot vijftig cents. Zij verwachten een hemelsch bloeitijdperk van de halveering. Doch is de kwestie niet gecompliceerder dan deze rudimentaire economisten zich verbeelden? Wat bewijzen de statistieken? Het ruil-verkeer van Nederlandsch-Indië (volgens Fransche
cijfers) liep in 1932 61% terug. Dat van Indo-China 65,5%. Dat van Britsch-Indië daarentegen 72% - ondanks de gedeprecieerde munt. Indo-China exporteerde in 1933 meer rijst en meer steenkolen dan Siam, Birmanië en Britsch-Indië, bijna evenveel als Japan, en meer cement dan Hongkong met hun gedaalde valuta. De wonderdokters zullen uit de overtuigende en indrukwekkende getallen welke men citeeren kan, trachten af te leiden dat de slotsom brillanter kon zijn, dan zij is en dat Indo-China met een papieren piaster alle concurrenten zou overvleugelen. Zullen zij gehoor vinden? Men kan niets met zekerheid voorspellen. Doch het karakter en de antecedenten van René Robin duiden niet aan dat hij gerekend moet worden tot de waaghalzen die tien vogels in de lucht verkiezen boven één in de hand.
Hij krijgt echter niet enkel den piaster te verdedigen maar ook de orde te bewaren welke door een stabielen piaster (want alle voorwendsels zijn geldig) verstoord zou kunnen worden. De troebelen van 1930 gisten nog na tot in Parijs waar het vorig jaar blanke en gele dwepers de ruiten, de spiegels en kunstvoorwerpen kwamen verbrijzelen op het Commissariaat-Generaal van Indo-China, ter eere van veroordeelde Annamieten. Deze beeldenstormers achtten Pasquier te onbarmhartig - de talmende, dikwijls weifelende Pasquier, die aan marxisten van de tweede en derde Internationale den tijd liet tot het opeischen der dossiers van vonnissen, geveld door koloniale rechtbanken. Wanneer het waar is dat de Oosterling, en speciaal de Annamiet, houdt van kort en snel recht, wanneer het waar is dat hij de uitspraken van een Hof waar op Europeesche wijze geïnstrueerd, gepleit en geappelleerd wordt, niet beschouwt als een oordeel doch als een hatelijke, geniepige wraakneming, zal hij waarschijnlijk meer voldoening smaken van het systeem René Robin, dan van de methode Pasquier. Zonder een geweldenaar te zijn mag Robin gerangschikt worden tot het energieke soort. Hij zal in de binnenlandsche aangelegenheden van Indo-China geen bemoeiing, geen opruiing en geen belemmering dulden van het Fransche parlement. De fraaie geesten, die voorspellen dat binnen vijftien jaar de Franschen uit Indo-China verjaagd zullen zijn, of die moeilijk vatten kunnen, gelijk de schampere Goncourt-Prijs André Malraux, ‘dat een moedig Annamiet iets anders is dan revolutionnair’, en alle overige menschlievende lichten, voor wie de Europeaan a priori een min of meer gedegenereerde schoelje, de inboorling per se de vermoorde onschuld belichaamt, heel deze teergevoelige gemeente zal in René Robin een man aantreffen die haar niet met proza doch met daden van repliek dient.
Ook de benoeming van Robin is een uiting van het Fransche ontwaken. Een der gewichtigste bastions der linie van den Stillen Oceaan (hoe lang nog stil?) wordt toevertrouwd aan een patriot en aan een chef.
[verschenen: 24 maart 1934]