Honderd tegen een
Parijs, 20 Februari [1934]
Men kan ervan zeggen wat men wil, en desnoods bekennen dat men er niets van begrijpt, maar het is onloochenbaar, dat de Banque de France een ridderlijk en edel spel vertoond heeft. In een ordelooze wereld, waar beginselen niet langer duren dan voordeelig is, hijscht Clément Moret zijn vlag met de grondvaste, onveranderlijke symbolen van maten en gewichten, van schietlood en waterpas. Hij doet denken aan Bayard den Chevalier sans peur et sans reproche die een middeleeuwsch ideaal voortdroeg te midden van de haakbussen der Renaissance. Hij doet ook denken aan den Ridder van de Droevige Figuur die draken en reuzen wilde bevechten in een tijd waar Don Quichotte enkel nog maar windmolens ontmoette en kudden schapen, welke, tusschen haakjes, veel taaier zijn dan reuzen en draken. In beide rollen heeft hij gekampt of gespeeld als een man van eer, een man met principen, en zoo hij sneuvelt kan hij de laatste woorden citeeren van Bayard: ‘Ik ben niet te beklagen, want ik bleef trouw aan mijn vaderland en aan mijn eed.’ Wanneer een dergelijke houding papieren maskerade is, kan men ze met een glimlachje voorbijgaan. Wanneer zij betaald wordt met tonnen en tonnen gouds kan men haar dwaas noemen (want hebben is hebben en de Amerikanen zullen den gelen buit niet grif loslaten), doch men brengt een bewonderend saluut.
Moret's voornemen - bewaring van den gouden standaard - schijnt op 't eerste gezicht en zelfs op het tweede gezicht, bovenmenschelijk en onuitvoerbaar geworden. Hij heeft niet alleen Washington en Londen tegen zich, doch ook de binnenlandsche Fransche banken. De dollar blijft goedkooper te New-York dan te Parijs. Het goud blijft goedkooper te Parijs dan te New-York. Wat valt daar tegen te beginnen? Roosevelt dirigeert zijn munt. Hij stelt een koers vast die 15.07 bedraagt in francs en er zijn een massa lieden die den dollar best 16 waard achten, omdat zij daarbij voordeel hebben. Als Roosevelt loyaal was, zou hij zijn egalisatie-fonds laten werken en de verschillen verminderen tot een cijfer waar arbitrage niet meer loonend wordt en waar de winst de transport-kosten van metaal niet meer dekt. Doch waarom zou Roosevelt loyaal zijn volgens de manier van het ijzeren harnas? Hij is loyaal volgens de manier der donderbus. Hij vond een smoesje om dat wissel-fonds stop te zetten alvorens het in actie trad en liet vertellen dat Frankrijk een embargo overwoog op het goud en een devalorisatie van den franc. Te Parijs protesteerde men à cor et à cri en noemde dat wantrouwen onkwalificeerbaar. Waarschijnlijk was die uitbarsting juist wat Roosevelt wenschte, want het eenige wat zijn plannen zou kunnen dwarsboomen is een geheel of gedeeltelijk embargo, een geheele of gedeeltelijke ontrouw aan den gouden standaard. Het is den Amerikanen niet te doen om het spel, doch om de knikkers en wanneer het eene voorwendsel heeft uitgediend zullen zij een ander verzinnen. Dit valt hun des te gemakkelijker. daar niet alleen een fractie der Fransche pers, doch ook franctireurs van handels, nijverheid en zelfs wetgevende lichamen de geruchten rondstrooien, welke men hen in den mond legt. Geen etmaal geleden stelde een député voor om den goud-voorraad der Banque de France te herschatten: 16% boven de hedendaagsche waarde. Lezen de financieele raadsheeren van
Roosevelt zulke berichten met genoegzame oplettendheid en verwondering? Alles wat den franc moreel en physiek verzwakt komt in hun kraam te pas en schijnt hen niet het geringste gevaar te berokkenen. Met gedirigeerde munt immers kan men altijd lager bieden en opnieuw schatten. Wat belet Roosevelt om overmorgen een dollar te decreteeren van 12 en hem te Parijs te laten taxeeren op 13? Alleen Franschen kunnen naïef genoeg zijn om te gelooven, dat het hem mishaagt om goud te koopen voor 15,07 wat voor 25,60 niet verkrijgbaar was. Naïef genoeg om te rekenen op het egalisatie-fonds! Dit wil zeggen: de argelooze natie en de paladijn Clément Moret. Niet de magnaten der internationale bank en niet de makelaars.
De partijen zijn verbazend ongelijk, want les affaires sont les affaires. Het patriottisme van een bankier is genuanceerder dan het patriottisme van een filosoof en van een schildwacht op een verloren voorpost. Het wordt daarom niet minder heldhaftig en minder offervaardig. Een bankier leverde wapenen aan Abd el-Krim en zag zijn eigen zoon vallen onder de kogels, welke hij verkocht aan den Moorschen sultan. Tragisch dilemma voor een zakenman: wat is beter? Dat mijn zoon sterft door wapenen, welke ikzelf verschafte of door wapenen, welke in elk geval gefourneerd zullen worden door een concurrent, wanneer ik de bestelling weiger? Ook de handel heeft zijn helden en zijn grootheid. Waarom wil 't niet erkennen? Tegenover de Amerikaansche en Engelsche boekaniers volgt de Fransche bankier dezelfde redeneering: Het goud vlucht en vliegt heen. Waarom zouden wij de winst van het koersverschil gunnen aan Roosevelt's commissionnairs? Waarom niet liever zelf de marge opgestreken? Zal het goud daarom sneller wegstroomen? Tegen 210.000 papieren francs overhandigt de Banque de France een gouden staaf aan ieder die hem wenscht en zonder te vragen naar zijn nationaliteit. Als wij het goud toch moeten verliezen, omdat Moret beweert er niet zoo erg aan te hechten, laten wij dan tenminste de voordeelen der arbitrage voor onszelf behouden. En met de deposito's hunner klanten koopen zij de tonnetjes en kistjes van het gele metaal, welke zich in vliegmachines en pakketbooten naar Londen en naar New-York spoeden. Zij denken realistisch en bijgevolg logisch. Gedurende verscheiden dagen bedroeg de netto winst op twee millioen dollar één millioen francs.
Het onredelijkst in deze aangelegenheid schijnen mij de Amerikanen en Engelschen, hoewel zij er voorloopig het best bij varen. Wat beoogen zij? De ruïne van den gouden standaard. Maar hoe meer zij de edele specie verguizen, hoe meer zij ervan opstapelen. Terwijl hun valuta's moeten zakken (om te kunnen exporteeren) verzwaren zij den hefboom, welke de valuta's totnutoe deed stijgen. Als het goud geen beteekenis heeft en tot de ijdele goden behoort die men niet mag aanbidden, waarom werpen zij 't dan niet op den diepsten bodem van den Oceaan? Toen de Franschen het goud oppotten, hebben zij 't tenminste nooit belasterd. Zij zeiden niet, gelijk een der machtigsten van de City: ‘Liever handel zonder goud, dan goud zonder handel.’ De standaard echter welken men verbrijzelen wil is gewoonlijk de standaard van den buurman. Wij mogen aannemen, dat vooral de Fransche standaard ingedeukt moet worden. Waarom zou men anders vechten? Niet om hem te versterken. Als men hem versterken wilde zou men het goud niet wegpompen uit Parijs. Wat echter zal onvermijdelijk gebeuren - vroeg of laat - wanneer de belegering wordt voortgezet en het proviand gaat ontbreken? De standaard zal bezwijken; de franc wordt losgehaakt (met of zonder toestemming van Moret); de dollar wordt opnieuw 25 en het pond 125. Misschien zullen zij nog hooger noteeren. En alle baten van twee en een half jaar Engelsche, van één jaar Amerikaansche geld-politiek zullen verbeurd zijn, elke voorsprong verspild en de heele zaak zou van voren af moeten worden hervat.
Qua tactiek lijkt dat absurd en ontgoochelend. Maar kan men het duel milder interpreteeren? Kan men een gunstiger einde verwachten? Volgens het jaarverslag der Banque de France zal het Fransche Volk zich nieuwe en nog hardere offers moeten getroosten voor de handhaving eener theoretisch onvolprezen en practisch onbegeerlijke gedragslijn. De bewonderenswaardige Moret, die in één week twee milliard aan goud zag vertrekken zonder eenige hoop op wederkeer, en die ze liet vertrekken zonder een vin te verroeren, bekommert er zich weinig om hoe het Fransche volk zal reageeren, wanneer het bemerkt dat de kostbare substantie in gulpen of in druppels afvloeit. Hij is Bayard die twee honderd Spaansche ruiters tegenhield op een brug en met een nietig garnizoentje een leger afsloeg van honderd duizend man. Hij is de technicus die zich niet vergist. Goed! Maar mèt zijn goud was dat Fransche volk geenszins gelukkig. Wat zal het verlangen en eischen, zoodra het onvruchtbare goud verdwijnt? Eenige faciliteiten. Eenige opluchting. Moret mag deze behoefte op zijn tabellen verwaarloozen. Doch ware ik Amerikaan of Engelschman ik zou dezen tegenstander niet in 't nauw drijven en vreezen voor een bruuske devalorisatie of een andere verrassing, Bayard tenslotte sneuvelde en Don Quichotte gaf den geest in zijn bed.
[verschenen: 12 maart 1934]