Wordt vervolgd
Parijs, 28 Januari 1934
De een na den ander raakten de voornaamste leden van het Kabinet-Chautemps betrokken in de serie vuile zaken, welker hooge protectie zou motiveeren om op alle publieke gebouwen de bekende raadgeving te schilderen: pas op zakkenrollers. In het staatslichaam ontwikkelde zich naast het rottend abces Serge-Alexandre Stavisky het stinkend gezwel Georges Alexandre, die in 1927 nog een sjofele kleerekoop was op de luizenmarkt te Rouaan, en in 1934 de gevangenis betrad als directeur eener Banque des Fonctionnaires na met medeweten en met steun der overheid de Fransche ambtenaars te hebben opgelicht voor ruim vijf honderd millioen francs. Men spreekt voortaan van Alexandre I en Alexandre II. Een dynastie. Onder de regeering van dit gulzig vorstenhuis openbaarde zich tevens de etterbuil der Holding Commerciale de France, opgericht door zekeren Sacazan (een Syriër), die Fransche beleggers onder toezicht en met hulp der autoriteiten beroofde voor een half milliard. Infectie van het gansche gestel. Deze drie kapitale ondernemingen bestonden louter uit wind en al dat geroofde geld (tennaastenbij twee milliard) is verdwenen in de zakken der systematisch georganiseerde plunderaars. Niet spoorloos evenwel. Ontelbare chèques en andere bezwarende documenten getuigen van de algemeene besmetting.
Camille Chautemps had de opdracht gekregen om de voortwoekering der bandeloosheid te stuiten, de averij te beperken tot het onvermijdelijke en te redden wat er te redden valt. Maar hij was persoonlijk gecompromitteerd als advocaat van generaal Bardi de Fourtou, die in den Raad van Beheer zat der Autonome Cassa voor Internationale Betalingen van Alexandre I en die belooningen tot een bedrag van 670.000 francs opstreek van Alexandre II. Een minister-president, die met zulk een blok aan het been loopt, had zijn lastgevers (het radicaal-socialistische en socialistische deel van het parlement) enkel kunnen sauveeren door onmiddellijk en uit eigen beweging af te treden zoodra de affaire een politiek karakter aannam en ontaardde in een Scandale d'Etat. Hij heeft echter zijn krachten en zijn kansen overschat. Hij onderschatte daarentegen het discrediet der volksvertegenwoordiging en de broeiende woede der Parijzenaars. Hij beging de ongeloofelijke stommiteit van zijn wetsontwerp tot beperking der persvrijheid. In de gegeven omstandigheden is de flater dusdanig extravagant dat slechts de hoeveelheid en de hoedanigheid der bedreigde personnages konden dwingen tot een blunder van dit kaliber. Hij weigerde bovendien halsstarrig een Commissie van Onderzoek en ook tot deze onbegrijpelijke afwijzing noodzaakten hem zonder twijfel een groep onnoembare medeplichtigen. Ten slotte vroeg ieder zich af: wat heeft hij te verbergen? Langzamerhand verwierf Chautemps den slijmerigen bijnaam van le Stavisqueux en hij zal dien dragen tot het einde zijner dagen. Hij ging van de baan onder het gejoel der oproerige stad. Hij werd een der kegels die President Lebrun nimmermeer zal overeind zetten. Hij deed zijn laatsten toer in den radicaal-socialistischen mallemolen. Hij verlaat het tooneel en de kermis.
Ondertusschen brandt het heele huis en van alle kanten kerft men met messen de straalpijpen der blusschers. De député Bonnaure dankt tot nu toe zijn vrijheid aan honderd chèques waarvan hij de namen verzweeg, doch die natuurlijk gefotografeerd zijn voordat ze in beslag genomen werden op het Crédit Lyonnais. Een lekkage is altijd mogelijk en onder de honderd namen bevindt zich misschien een minister van straks. Herriot heeft moeten logenstraffen dat in 1932 de verkiezingscampagne der Radicalen gedeeltelijk bekostigd is door Stavisky. De gulle dikke Herriot kijkt somber. Kan hij een kabinet formeeren als voorzitter eener partij, op welke zoo zware verdenkingen rusten en waarvan reeds verscheiden leden gevlekt zijn met het merk der galei-boeven? Welk lot hangt boven het hoofd van Paul-Boncour? Toen het mannequin Juffrouw Arlette Simon, de latere mevrouw Stavisky, in 1926 werd ingerekend met een kwartet beurzensnijders (onder wie haar toekomstigen echtgenoot) en onder beschuldiging van inbraak geïsoleerd werd in een ziekenhuis, was de huidige Minister van Buitenlandsche Zaken een der zeer weinigen die verlof ontving haar te bezoeken. Het is hem verweten in het Parlement en Boncour verdedigde zich met het smoesje dat Arlette Simon het kind was van een zijner oudste vrienden uit Saint-Agnan, zijn geboortedorp. Uitstekend. Maar als hij dit verdwalende schaap zoo trouw bewaakte, waarom verloor hij zijn beschermelinge uit het oog, toen zij huwde met den slecht befaamden gauwdief, dien Boncour kende, en dien hij twintig maal had kunnen, had moeten arresteeren toen hij Minister-President was? Deze nalatigheid blijft verdacht. Zullen Boncour's tegenstanders haar ooit vergeten? Ook de advocaat Anatole de Monzie, gisteren Minister van Nationale Opvoeding, onderhield destijds betrekkingen met Arlette Simon. Welke prachtige relaties voor een typiste en mannequin die een zoo schitterende carrière zou maken met verduisterde juweelen en
valsche bons! De Monzie heeft deze kennis met een hoop lawaai geloochend. Maar wie gelooft hem behalve zijn vrienden en geestverwanten? De Minister van Justitie Raynaldy heeft zóólang geloochend dat hij fictief inteekende op aandeelen van Sacazan's zwendel tot men hem met de bewijsstukken onder den neus noopte tot aftreden. Jammer! Wij zouden aanschouwd hebben dat de Zegelbewaarder door een zijner ondergeschikte rechters gedagvaard werd als getuige en als beklaagde. Op zijn beurt heeft de dubbelhartige Georges Bonnet, Minister van Financiën, zoolang in de Kamer geloochend dat zekere Guiboud-Ribaud, advocaat en tusschenpersoon van Stavisky, verbonden was aan zijn departement, tot genoemde ronselaar zelf in de kranten verklaarde dat hij op aanbeveling van Stavisky's trawanten Dubarry en Bonnaure door Bonnet werd aangesteld, dat hij een bureau had op het Ministerie van Financiën, dat Bonnet hem herhaaldelijk zijn tevredenheid betuigde, enz. Zulke leugens en zulke démenti's overleeft geen enkel minister, ook al zou hij geen cent aan Stavisky verdiend hebben. Nog een kegel die niet spoedig weer overeind zal staan. Toen de knoeier Dalimier ontslag kreeg met een loftuitend getuigschrift zeiden humoristen dat hij aftrad wijl hij blijkbaar te fatsoenlijk was om in het ministerie te blijven. Men lachte. Per slot sloegen zij de plank niet totaal mis.
Dat geeft een heele opruiming van versleten, onbruikbaar, afgedankt staatspersoneel. Men zou de consequenties als dubieus mogen wantrouwen wanneer wij niet met eenige zekerheid konden vermoeden dat de Fransche Marianne eigenhandig schoonmaak houdt in een harer zes en dertig toiletten. Wat merkwaardig en hoopvol aandoet bij dit reinigingsproces is de afkomst der bescheiden waarmee de aanklagers hun beschuldigingen staafden. De verpletterendste documenten (de stukken b.v. waarmee Bonnet werd genekt) stammen rechtstreeks van de ministeries. Een gewetenlooze maffia ondermijnde het crediet en specialiseerde zich in de straffelooze berooving van eerzame burgers. Deze bandieten en verraders waren almachtig: een Bonnet kon den gouverneur der Banque de France ontheffen uit zijn ambt en vervangen door een strooman. Deze boeven oefenden hun bedrijf uit op klaarlichten dag. Zij struikelden echter over een handvol onkreukbare lieden, die in den beginne niet aanzienlijker en niet talrijker waren dan de ganzen van het Kapitool. Die brave menschen behoefden slechts alarm te slaan en bijna de geheele natie liep in 't geweer. Uit schrik en op advies van Herriot zou de Kamer het deerlijk verminkte kabinet-Chautemps gaarne bestendigd hebben. Doch Chautemps en zijn doofpot zijn letterlijk weggeveegd door de aanvalsgolven welke aanvankelijk bij honderden, toen bij duizenden, gisteravond bij tienduizenden over de Boulevards stormden en die straks honderdduizenden zullen tellen wanneer een geblameerd of aanvechtbaar persoon zich durft belasten met het bewind.
Het eerste bedrijf en het eerste resultaat der bereddering beperkt zich tot een paleis-revolutie. Het is een andere vraag of de tooverbezem, eenmaal in beweging, nog kan worden stopgezet en opgeborgen met het hocus-pocus van wettige formules. Een vliegtuig strooide onlangs biljetten over Parijs, welke een driemanschap aanbevalen van Gaston Doumergue, ex-President der Republiek, Maxime Weygand, opperbevelhebber, en Edouard Daladier, een der zeer schaarsche politici, die in den vulkaan van modder en slijk ongerept bleef. Men heeft sindsdien alle vliegtuigen, behalve de machines der handelslijnen, streng uit de Parijsche atmosfeer verbannen. Doch een idee kruipt waar het niet gaan kan en niet vliegen kan.
[verschenen: 17 februari 1934]