Fransch Nieuwjaar
[zonder datum, circa 5 januari 1934]
In het jaar 1900 trekt Emmanuel Stavisky met zijn vrouw Dounia Adamoff van Slobodka, in het gouvernement Kief, naar Parijs en vestigt zich als tandarts in de Champs-Elysées. Zij laten zich naturaliseeren met hun zoontje Serge-Alexander, een beeld van een jongen, die van de Fransche natie een schatting zal heffen welke tot vandaag geraamd wordt op 640 millioen, langzaam naar het milliard kruipt en het milliard wellicht overschrijdt. Nooit nestelde een vraatzuchtiger en nutteloozer parasiet zich dieper in een saprijk organisme. Het geheele volk, van beneden tot boven, kleine spaarders, verzekerings-maatschappijen, banken, diverse kassa's der Sociale Assuranties en zelfs het pensioenfonds der Afgevaardigden, betaalden hem tribuut. Terwijl de literatuur niets dan mislukkelingen en schlemielen schildert leefde Serge-Alexander op kosten der gemeenschap den onbeschaamdsten roman van iemand die slaagt.
Hij was de trots zijner moeder, de lieveling der dames wier juweelen hij verduisterde, de wanhoop van zijn vader. Zijn eerste veroordeeling dateert van 1912 en hij begon in 't klein met vervalschte wissels, diefstallen en cheques zonder provisie. Hij is zoo verstandig om den oorlog uit de verte mee te maken als chauffeur en zoo slim om zich na drie maanden krijgsdienst te laten afkeuren. In 1915 valt hij voor de tweede maal in handen der justitie wegens vulgaire zwendelarij. Pas in 1926 verschijnt zijn portret in de kranten en maakt hij naam. Hij heeft de Banque Nationale de Crédit en twee effecten-makelaars opgelicht voor de som van een tiental millioenen. Hij wordt gearresteerd doch ontsnapt tijdens het verhoor. Zijn vader, een eerlijk, ouderwetsch man, schoot zich voor den kop langs een spoorlijn omdat hij de schande niet dragen kan. De zoon wordt opnieuw ingerekend op een afscheidsdiner dat hij vrienden en vriendinnen aanbood in een weelderige villa. De persfotografen kieken hem voor het hek van dit zomer-verblijf met handboeien aan en deze snapshot verscheen in de Parijsche bladen. Tegen een borgstelling van slechts 50.000 franc verkrijgt hij zijn vrijheid. Hij werd nimmer veroordeeld noch geoordeeld omdat de zaak voortdurend werd uitgesteld. De voorzitter der 13de Kamer verleende zijn 19de opschorting in October 1933 en het proces zou voorkomen in deze maand Januari, om opnieuw te worden verschoven.
Met zulke antecedenten en zulke referenties steekt Stavisky zich in het geweldige avontuur dat hij zal beëindigen als koning der gauwdieven. Een wet van 1851 machtigt de Gemeente-Crediet-Banken, gewoonlijk lommerds genoemd, tot uitgifte van bons om zich [bedrij]fskapitaal te verschaffen. Deze emissies geschieden onder garantie en onder contrôle van den Staat en worden daarenboven gesurveilleerd door de vereeniging van Fransche Lommerds, welke den prehistorischen titel voert van ‘permanente conferentie’. Stavisky ontdekt dat Bayonne, zeer gunstig gelegen naast Biarritz en St.-Jean-de-Luz met hun casino's en speelzalen, naast de Spaansche grens met haar republikeinsche of royalistische émigrés, zich nimmer bij die ‘permanente conferentie’ heeft willen aansluiten. Met medeplichtigheid van den lommerd-directeur, met oogluikende toestemming van den burgemeester ontwerpt hij een exploitatie-plan dat geen zes dagen had mogen duren en dat het jaren uithield. In een stadje van ruim 27.000 zielen fabriceerde hij valsche bons tot ongehoorde bedragen en in ongeloofelijke hoeveelheden. Met dat valsche geld kocht hij beleende kostbaarheden op, stichtte juwelierswinkels, naamlooze vennootschappen zonder actief, knoopte besprekingen aan over een Bulgaarsche leening van 250 millioen, speculeerde in Hongaarsche oorlogs-vergoedingen, en nam L'Empire, een der grootste Parijsche Music-Halls, over van zijn ex-eigenaar Oscar Dufrenne, den obsceen vermoorden vriend van Malvy, om er Hongaarsche operettes te spelen. Toen hij gesnapt werd, stond hij op 't punt om met een kapitaal van één millioen (waarvan 250.000 gestort) een uitgifte te lanceeren van 500.000.000 millioen francs [moet zijn: 500 millioen francs] obligaties voor een ‘Autonome Cassa voor Internationale Betalingen en groote Internationale Werken’. Hij was concessionnaris der Radio-Publiciteit van den Eiffel-toren. Hij financierde vijf
satirische weekbladen, die bij gelegenheid niet terugschrikken voor chantage, en kocht hun stilzwijgen met subsidies. Hij stichtte een dagblad. Hij woonde de economische conferentie bij van Stresa.
Toen Serge-Alexander Stavisky op 28 Juli 1926 gearresteerd werd, koos hij René Renoult, ex-minister van Justitie, tot verdediger. Renoult was drie maanden lang zijn advocaat en als hij hem liet schieten uit voorzichtigheid, hij heeft den schavuit, dien hij terdege kende, ook ongehinderd laten betijen. Zijn opvolger, André Hesse, ex-minister, afgevaardigde en ondervoorzitter van de Chambre des Députés, waagde zich veel verder. Hij bezorgde Stavisky de onmisbare bewegingsvrijheid, en het uitstel van executie dat noodig was voor de formidabele strooptochten tusschen 1926 en 1933. Uitstekend wetend dat zijn cliënt onverbiddelijk hangen moest wanneer zijn proces voor de rechtbank kwam, begunstigde de afgevaardigde en ex-minister den gekwalificeerden bandiet met de 19 opschortingen welke het geding en het vonnis geregeld verschoven naar een volgende zitting. Hij dekte deze gewetenloosheden met medische certificaten van Dr. Pierre Vachet en Prof. Auguste Marie. Dr. Vachet monterde elken Zondag-ochtend zijn bedrukte tijdgenooten op in leeken-preeken van den Eiffel-toren en gaf zijn opbeurende toespraken zelfs uit op gramofoon-platen. Prof. Marie is een der beroemdste Fransche psychiaters. Terwijl beide geleerden getuigden dat Stavisky zich om gezondheidsredenen niet kon verplaatsen, bereisde de zakkenroller Frankrijk en Europa, dikwijls in gezelschap van een ander zijner advocaten: Gaston Bonnaure, een der radicaal socialistische député's van Parijs. Ondertusschen waarschuwde de ‘permanente conferentie’ der Fransche lommerds herhaaldelijk tegen Stavisky's manipulaties en alleen gedurende de laatste 9 maanden verdwenen 11 beschuldigende rapporten, ingediend bij de financieele sectie van het Parket, in den doofpot. Steeds beschikte Stavisky over een vlekkeloos straf-register, hoewel zijn duim- en vinger-afdrukken berustten op het anthropometrisch archief.
Deze alzijdige protectie was echter niet voldoende om in een gelijkmatig rhythme de ontelbare waardelooze bons te verzilveren van Bayonne, waar de radicaal socialistische député Joseph Garat burgemeesterde. Tot dit doel adresseerde Stavisky zich met enkele millioenen (men weet nog niet precies hoeveel) aan het dagblad La Volonté, een weinig gelezen linksch orgaan, maar welks representatieve ideeën elken avond geciteerd worden in het pers-overzicht van kranten als Le Temps. In ruil zijner millioenen vond hij den directeur van La Volonté, Albert Dubarry, gaarne bereid tot een wederdienst. Dubarry wendde zich schriftelijk tot Albert Dalimier, gisteren minister van Arbeid, heden minister van Koloniën, met het speciale verzoek om ten gunste der Bayonneesche bons een aanbeveling te richten tot de credietinstellingen die zulke papieren konden absorbeeren. Albert Dalimier, vroeger reeds gecompromitteerd door zijn betrekkingen met den bioscoop-speculant Himmelfarb, genaamd Himmel, beantwoordde met twee ministerieele circulaires de geenszins belanglooze uitnoodiging van Albert Dubarry. Hij beval de gemeente-lommerds aan in 't algemeen en de Bayonneesche flesschentrekkerij in 't bijzonder. Ten overvloede werd de zwendel gesteund door den minister van Handel, Julien Durand. Om deze successen te vieren gaf Dubarry een diner, waar Stavisky aanzat met verschillende invloedrijke figuren der Fransche politiek. In hetzelfde jaar betrapte de croupier van Cannes hem bij 't baccarat op valsch spel gemerkte kaarten en ontzegden de Casino's hem den toegang tot alle speeltafels. Een poos later moest dit consigne worden opgeheven omdat Stavisky zich presenteerde met een kaart van inspecteur van politie, welke hem verstrekt was door een magistraat. In den herfst van het vorig jaar trof men onder den Raad van Beheer, welke zijn Autonome Cassa voor Internationale Betalingen en groote Internationale Werken moest garandeeren bij de inteekenaars,
namen als die van Joseph de Fontenay, ex-ambassadeur bij het Vaticaan, Robert Petitjean, Belgisch Senator, oud-minister en groot-kruis van Oranje Nassau, Eugène de Guichen, eerste gezantschapssecretaris, correspondeerend lid der Academies voor Politieke Wetenschappen van New York, Madrid en Boekarest, François Ceccaldi, ex-prefect, etc. etc.
Een zoo objectief mogelijke vermelding van de tot dusverre bevestigde feiten, leek mij de beste manier om de buitensporigheid te teekenen van een schandaal waarbij het gouvernement, het parlement, de administratie, de magistratuur en de politie in gelijke mate betrokken raakten, dat het gansche Bewind aantast in zijn eer, de bestolen burgers revolteert in hun elementairste gevoelens van rechtschapenheid, en elke notie van gezag en orde te grabbel gooit. Er waren altijd schurken, doch Stavisky is de eerste die opereerde onder toezicht en met medewerking der hoogste autoriteiten. Of het fouten zijn, vergrijpen of lichtzinnigheden, hun terugslag is onberekenbaar in het huidige tijdsbestek waar de doorsnee-Franschman twijfelt aan alles, waar hij alles leerde verguizen en minachten, waar hij gereed staat om alles omver te werpen. Als regelrechte samenzwering tegen Republiek en Maatschappij zou men niets diaboliekers kunnen verzinnen dan de langdurige eendracht tusschen het gezag en den alom geprotegeerden Boef, wiens in braspartijen verspilde Milliard betaald zal moeten worden door belastingbetalers die men terroriseert met ontvangers en deurwaarders, door ambtenaren op wier inkomen van honderd gulden per maand men bezuinigt en door de duizenden werkloozen die kou lijden en honger.
[verschenen: 27 januari 1934]