Fransche Kerstmis
Parijs, 28 Dec. '33
Een eeuw lang hebben er treinen geloopen voor dat de wereld zou opschrikken van een spoorwegramp als die van Pomponne-Lagny: 204 dooden en meer dan 500 gewonden. Een heel dorp met mannen, vrouwen en kinderen.
Het was een dier lichtende treinen, wegstuivend door den zwarten nacht, welke men, als in Opstanding van Tolstoï, verlangend nakijkt om de som van geluk dat zij medevoeren, de som van ongrijpbaar geluk, dat men in het leven altijd wacht aan een overweg en zelden achterhaalt. De reizigers van den express Parijs-Nancy gingen Kerstmis vieren in het besneeuwde Lotharingen. Rondom de hoofdstad lag een dikke mistbank, die het verkeer ontredderde, en zij hadden het station overhoop geschreeuwd wegens anderhalf uur vertraging, zooals men lawaai schopt in een schouwburg wanneer het doek te laat opgaat. Men doet dit vanzelf, omdat kankeren een nationale gewoonte is waarmee de citoyen zijn onafhankelijkheid betuigt en zijn individualiteit. Nauwelijks rollen de wielen of men schertst, men lacht om zijn eigen kwaadheid en de kleintjes amuseeren zich met hun speelgoed. Tusschen kilometer 24 en 25 stopt de machinist voor een rood sein. Onbeduidend oponthoud van enkele minuten. Het sein wordt wit en langzaam zet de locomotief zich in beweging.
Maakt zij juist één of twee seconden te vroeg haar eigen baanvak vrij? Heeft het signaal dat haar in den rug dekken moet één of twee seconden gehaperd? Die tik van een slinger, de tijd voor een motor om een sein te verwisselen, besliste over honderden levens. In een tempo van 33 meter per seconde, veel vlugger dan een zwaluw, komt achterop de sneltrein Parijs-Straatsburg aangedaverd, die met een tusschenruimte van negen minuten vertrok van hetzelfde station, over dezelfde lijn, en Kerstmis gaat vieren in den besneeuwden Elzas. Als de machinist door den vetten mist heen de roode lampen ziet gloeien van den express is het te laat om te remmen. Hij remt niettemin. Maar met een vaart van 102 kilometer per uur boort een massa van 600 ton (600.000 kilogram) zich als een reusachtige wig door de gansche lengte van den bijna stilstaanden voortrein. De schok is zoo vervaarlijk dat verscheiden reizigers het geheugen verliezen. Van de zeven wagons waaruit het getorpedeerde transport bestond worden vijf letterlijk versplinterd als lucifersdoosjes. De daken vliegen in de lucht en de lichamen worden uit den eenen wagen in den anderen gesmakt. Langs de rammeiende machine, geheel onttakeld, hangen flarden van kledingstukken. Het is stikdonker, alle lichten zijn gedoofd en het vriest tien graden. Tot overmaat van tegenspoed is het vooravond van een feestdag en etenstijd. Parijs ligt vlakbij, doch de noodige menschen zijn moeilijk te bereiken. De passagiers voor Straatsburg, die in hun metalen rijtuigen het minst geleden hebben, improviseeren de eerste hulp zoodra zij beseffen nog te leven. Zij leggen dooden en gewonden langs den ijzigen berm. Pas drie, vier uur later arriveeren in voldoenden getale de ambulances. Geen enkele dienst was voor zulk een catastrofe berekend. Zij bleek zoo afgrijselijk trouwens dat niemand haar durfde ramen, of dat men het voorzichtiger achtte haar geleidelijk te laten doorsijpelen om te Parijs een opschudding te voorkomen.
De dokters die zeiden dat zij na den oorlog niet meer zulke diepe wonden behandeld hadden (de wagons richting Nancy waren van hout welks splinters werkten als evenveel spietsen) zeiden ook dat een belangrijk percentage der slachtoffers bezweek van kou en dat een ander vierendeel eenvoudig doodbloedde.
Te Parijs, waar op 't oogenblik achttien verschillende operetten gespeeld worden (ongeteld de luchtige films en de losse revues) te Parijs, waar men vroolijker wenschte te feesten dan vorige jaren, was de indruk vermorzelend. Zooals de hongerige Tantalus de handen rekte naar de ontglippende spijzen, zoo had de Franschman gegrepen naar de vreugde; maar de mythologie verhaalt niet dat de goden wreed genoeg waren om den gestrafte te laten bijten in een oneetbaar gerecht. Parijs, dat naar vreugde haakte, ontving een vlaag van leed, dat voor drie glazen champagne niet wijken wilde. Het was alsof men fuifde bij Balthasar, den laatsten koning van Babylon, en de vurige letters, onzichtbaar op de wanden, spookten achter elk voorhoofd. Collectieve onheilen hebben misschien niets bovennatuurlijks (maar wie is daarvan zeker?) doch in ieder geval prikkelen zij met dubbel geweld de huiverende aandacht welke vanaf het eerste bewustzijn gewaakt heeft in den mensch. Herodotus vermeldt dat kort voor de Perzische oorlogen het instorten eener school, waarbij een menigte kinderen omkwam, door de Grieken werd opgevat als de aankondiging van een naderend gevaar. Een dergelijke gedachte zal altijd opwellen uit een gezamenlijke ramp. Hier werd de duistere rilling nog versterkt door de herinneringen die toeven rondom de Gare de l'Est, dat de vergruizelde treinen had uitgezonden: de Gare de l'Est waar men afscheid nam van duizenden gemobiliseerde soldaten, die vertrokken om nimmer weder te keeren, of om weder te keeren in doodkisten.
Elke week vervoeren de Fransche spoorwegen, in een dikwijls extravagante, steeds toenemende snelheid, millioenen personen die heelhuids uitstappen, en vandaag reeds rent men 120 K.M. per uur naar Nancy en naar Straatsburg over dezelfde baan, met hetzelfde materieel, met hetzelfde automatische signalisatie-systeem, in denzelfden mist, in dezelfde kou welke mist transformeert tot ijs-kristallen op de seindraden, op de ruiten der lampen, op de electrische contacten, op de glibberige rails.
Toch hebben ettelijke Fransche en buitenlandsche bladen de spoorwegmaatschappijen der Republiek beschuldigd van fouten of roekeloosheden waartegen de logica der mechaniek en van het gezond verstand zich verzet. Voor zoover het nuttig is dat de publieke opinie de verantwoordelijke leiders aandrijft tot ononderbroken waakzaamheid kan ik met zulke witteken instemmen. Maar voor de rest en in 't algemeen zijn de aanklachten meer beïnvloed door overwegingen van politieken aard dan gebaseerd op zakelijke leiten. Zoo ze geldig waren in absoluten zin dan zou er op dit uur in Frankrijk geen enkele trein kunnen rijden zonder ongelukken. Wanneer antikapitalistische kranten groote heeren als de Rothschild, de Wendel, de Nervo verwijten dat zij enkel hun presentiegeld opstrijken en aan al het overige hun voeten afvegen, verwarren zij den geldschieter met den hoofd-ingenieur. Wanneer Der Angriff beweert dat Frankrijk beter deed met zijn geld te besteden aan veiligheidsmaatregelen voor het verkeer dan het uit te geven aan bewapening, moest dit blad liever bedenken hoe weinig het past voor Duitschland, dat onbeschaamd en frauduleus geteerd heeft op den zak van andere naties, om zulke opmerkingen te richten tot Frankrijk dat jaarlijks 8 à 10 milliard uittrekt voor rente en aflossing van Herstel en Oorlogsschulden. De onvolkomenheden der Fransche spoorwegen (gecomprimeerd personeel, te veel houten wagens, karige verlichting, rails welker weerstandsmarge te zuinig is afgemeten ten opzichte van de zware locomotieven) vloeien hoofdzakelijk, zoo niet uitsluitend voort uit de 32% welke de fiscus int op de bruto-ontvangsten der spoorwegmaatschappijen. Deze 32% veroorzaken misschien rampen. Zij dekken echter een Duitsch tekort en verhinderen een Duitsch bankroet.
Men moet catastrofen als Pomponne-Lagny derhalve niet becritiseeren uit een te engen gezichtshoek. Voor de Fransche spoorwegen, welke een kapitaal vertegenwoordigen van 50 milliard, werden snelheid en zuinigheid een kwestie van to be or not to be tegenover de automobiel. Het is in den grond niet vermeteler om twee express-treinen met een tusschen-ruimte van negen minuten en met een vaart van 120 K.M. door den mist te jagen dan een paard te bestijgen dat zijn ruiter elk oogenblik kan afwerpen. Het een en het ander lukt ontelbare keeren; het mislukt bij uitzondering. Wie overigens kan nauwkeurig de limiet aanduiden waar het gevaar begint? De Franschen laten in hun dagelijksch bestaan, en in hun politiek, een ruimer coëfficiënt onveiligheid toe dan eenig andere natie en aan deze beredeneerde, veelal op 't nippertje uitgemikte waaghalzerij danken zij de eminentste hunner eigenschappen. Het kost soms een nederlaag als die van Charleroi, doch zij behalen ermee ook overwinningen als den Slag aan de Marne. Wanneer de emotie gezakt is, zullen de deskundigen hun rapport indienen. Men zal enkele verbeteringen aanbrengen. Men zal b.v. rails eischen van 62 kilo per meter in plaats van 48 kilo per meter. Maar locomotieven van 200 ton zullen transporten trekken van 2400 ton. Zij zullen niet meer 120 K.M. loopen per uur doch 130 of 140. De Franschman heeft zoo dikwijls gemompeld ‘Inch' Allah’ dat de uitroep de grondtoon werd van zijn wezen. Een treinreis is niet gevaarlijker dan het oversteken eener straat, want toen de oude Aeschylos, wien de orakels voorspeld hadden dat hij verpletterd zou worden, buiten ging wonen om aan dat lot te ontsnappen, liet een arend een schildpad vallen op zijn dichter-hoofd.
[verschenen: 17 januari 1934]