Verleden en heden
Parijs, 25 November [1933]
Toen Louis Dumur in het voorjaar stierf, vond men onder zijn papieren het manuscript ‘La Fayette, nous voici!’ bijna voltooid en La Victoire als schets. Met dit laatste werk dacht hij het veelledige oorlogsfresco te besluiten en te bekronen, dat hij omstreeks 1916 had aangevangen met ‘Nach Paris’. Begonnen als een der brillantste successen der Fransche literatuur, eindigt deze historische wereld-cyclus als een nachtkaars. Toen de schrijver zijn werkplan vaststelde, kon hij niet bevroeden dat, naarmate hij zijn panorama ontrolde, de gelijkenis flauwer zou worden. Hoe meer hij naderde tot ‘De Overwinning’, des te meer de overwinning vervaagde tot een onwezenlijke fictie. Het teeken, dat als een regenboog gezweefd had boven den zondvloed van vuur en staal, verbleekte tegen een somber uitspansel. Een zee van tranen, een berg van jonge lijken, een massa kapitaal, energie en zelfverloochening, groot genoeg, om Europa te herscheppen tot een paradijs, bleven zonder resultaat. Terwijl hij planmatig voortbouwde op de gelegde fundamenten, namen de geesten een nieuwen koers en een versnelde vaart. Het noodlot had van paarden verwisseld, zooals Byron zei, en zelfs van richting. De weg veranderde en het uitzicht. Nergens kende Dumur zich zelf terug. Hij verliest stuk voor stuk de aanknoopingspunten met zijn omgeving. De communicatie tusschen hem en zijn tijd is verbroken. Zijn denkapparaat harmonieert niet met de gewijzigde [woord onleesbaar]. Hij wordt een mensch [twee woorden onleesbaar], zonder achterland. Hij gelooft niet aan vandaag. Hoe zal hij nog gelooven aan gisteren, dat vandaag voortbracht? Tevergeefs verzet hij zich tegen afschakeling, welke den schrijver zijn laatste redenen van bestaan ontneemt. Overal weerspreekt hem het leven, dat hem reeds, had uitgestooten vóór het hem verliet.
Van deze afzondering en verschrompeling draagt ‘La Fayette, nous voici!’ de hinderlijkste sporen. De roman is mislukt en zelfs in die mate slecht, dat men niet goed ziet, hoe Dumur den schijn had kunnen redden, wanneer de dood hem veroorloofd had dit boek te beëindigen naar zijn smaak. De rivaliteit tusschen drie Yankee-officieren en een Fransch spion in Duitschen dienst, dingend naar de hand eener kasteel-dochter, die om de beurt recepties geeft en gewonden verpleegt, is een poover, afgezaagd thema, dat een auteur belachelijk maakt, wanneer het stumperig en conventioneel wordt doorgevoerd. Dumur bezwaarde dit nietige thema met een uitwerking, welker armoede door alle gaten heensteekt. Van de eerste bladzijden af raadt men, dat de Elzasser overlooper, kapitein Heuchelmann door het Duitsche Nachrichten-bureau is afgevaardigd naar het geallieerden front. De lezer, die dat direct gesnapt heeft, kan natuurlijk niets anders doen, dan de Franschen en de Engelschen, die zich zoo ezelachtig laten bedotten, te minachten als onnoozele halzen. Eveneens begrijpt men een aantal hoofdstukken vooruit, dat een der jonge Amerikanen den verrader zal ontmaskeren en het aanminnige meisje zal trouwen. Het kan ons overigens weinig schelen wie van de drie gehelmde musketiers dit gemakkelijke heldenfeit verricht (kapitein Heuchelmann zelf blijkt een beunhaas) omdat ze op elkaar lijken als drie druppels gedistilleerd water. Werkelijk, dit verhaal is lamentabel. De beschrijving der gevechten, troepenbewegingen, verwoestingen, offensieven en nederlagen blijft ver beneden Fransch peil. Zij is in die opzichten nul.
Maar met een man als Louis Dumur verknoeit men nooit geheel zijn tijd. Ook in dit dorre boek drijft hem [woord onleesbaar] zijn speurzin, zijn onverzadelijke weetgierigheid tot het onderzoek [woord onleesbaar] een vergeten of verwaarloosd [woord onleesbaar], dat onbemerkt de kleur bepaald heeft van een mensch en van een [reeks] gebeurtenissen. Woodrow Wilson, alvorens president te worden van de Vereenigde Staten, was docent geweest in de geschiedenis; hij had als zoodanig geschreven een ‘Historie van [het] Amerikaansche Volk’. Hoeveel Europeanen zouden dat werk kennen? Misschien alleen Dumur, voor wien documentatie een obsessie was. Hij las het, omdat zijn drie jonge Yankees vroegen: Waarvoor vechten wij eigenlijk? Voor onze zaken? Voor het recht? Of uit dankbaarheid voor den steun, welken Frankrijk ons verleende in den Onafhankelijkheidsoorlog? Om te schatten wat deze dankbaarheid en deze steun konden tellen in Amerikaansche oogen sloeg hij den auteur op, die wellicht niet de beste specialiteit was, doch de hoogste autoriteit der Vereenigde Staten.
Hij consulteerde Wilson en ontdekte een falsaris. De President had kans gezien, om in vijftig pagina's den naam van La Fayette, Rochambeau en de Grasse nauwelijks één of twee maal te noemen. De beslissende overwinning van Yorktown, behaald door een leger, dat voor ruim drie kwart uit Franschen bestond, was geëscamoteerd in een paar regels. Lodewijk XVI en zijn minister Vergennes, die een vloot, een troepenmacht, munitie, geld en proviand ter beschikking gesteld hadden van de opstandelingen, waren weggemoffeld met dezelfde handigheid als admiraal De Grasse en maarschalk Rochambeau, zonder wie de Vereenigde Staten niet bestaan zouden. Zoo weinig erkentelijkheid de professor betuigt aan Frankrijk, zoo hartelijk daarentegen spreekt hij over Frederik den Groote, die ondanks zijn wrok tegen Engeland, alle hulp aan de insurgenten geweigerd had. Wilson vond geen woord, om de dapperheid te waardeeren der Fransche troepen. Hij zwaait evenwel uitbundigen lof toe aan de ‘onverschrokken’ Duitsche soldaten, die onder Engelsche aanvoering en voor Engelsche rekening de Amerikanen bevochten. Het waren inderdaad 20.000 Duitsche huurlingen, tegen klinkende munt geleverd door den hertog van Brunswick en den landgraaf van Hessen, op wie [verscheidene woorden onleesbaar] veroverd. Het is niet zonder belang, om te weten, dat een der machtigste [woorddeel onleesbaar]-heden van de twintigste eeuw bestuurd kon worden door een professor, die een uitgesproken neiging toonde voor geschiedenisvervalsching. De politiek, welke de V.S. volgden vóór en na 1918, kiemde reeds in het hoofdstuk, dat de leeraar wijdde aan de kritiekste periode van het land, dat hij regeeren zou. De meeste volken bezitten weliswaar een officieele waarheid, min of meer verdraaid ten behoeve van een nationaal idee, doch die der Amerikanen is schadelijker en misleidender, dan alle overige te zamen. Het is volstrekt niet buitengesloten, dat zij voor den derden keer de
Duitschers te bekampen krijgen en ditmaal tot in Japan. Het is ook niet onmogelijk, dat Amerika en Frankrijk zich dan zullen associeeren voor den derden keer. Waarop zinspeelde Boncour, orakelend naast het monument, dat deze maand onthuld werd voor Rochambeau in tegenwoordigheid van Generaal Pershing? ‘In zorgvolle dagen, zei hij, wanneer het gevaar wederom de werkelijke karakters en de diepe roerselen der volken zou blootleggen, zouden de Vereenigde Staten en Frankrijk dezelfde krachten van gemeenschap en solidariteit hervinden, ontsprongen bij den vroegsten aanvang hunner geschiedenis en uit de gelijkheid hunner aspiraties.’ Want ook de Fransche Republiek heeft hare officieele, lichtelijk verdraaide waarheid. In het uur des gevaars zal ze voluit pro-Amerikaansch blijken.
Een andere merkwaardige passage uit het boek van Dumur betreft juist het raadselachtige gedrag van Pershing op den krijgsraad, welke na de Fransche débâcle van den Chemin des Dames gehouden werd te Versailles. Bij deze zeer dure, bijna catastrofische nederlaag, had Pershing een geoefende troepenmacht van 400.000 man ongebruikt achter de linies. Onder voorwendsel, dat de Amerikanen slechts aan den oorlog konden deelnemen als autonoom leger, en niet als stoplappen, weigerde hij hardnekkig, om zijn soldaten in het vuur te zenden. Alle argumenten, waaronder de hypothese der inneming van Parijs en van een terugtocht tot de Loire, stuitten af op zijn koppigheid en op de instructies van zijn gouvernement. Wilson en zijn raadslieden hadden becijferd, dat Amerika in Maart 1919 een versch leger van 3.200.000 man in het gevecht kon werpen naast de geallieerden, die op dat oogenblik even uitgeput zouden zijn als hun Duitsche tegenstanders. Elke maand strijd verzwakte Europa, versterkte Amerika. Nog een half jaar oorlog en de Vereenigde Staten domineerden hun bondgenooten en hun vijanden, zoowel numeriek als moreel. Onder de gegeven omstandigheden (na een driedubbele nederlaag van Foch) was die berekening accuraat. Daar de bewijsstukken totnutoe ontbreken, kan men niet met de gewenschte zekerheid zeggen, dat de achterbaksche bedoelingen van Wilson en Pershing noodzaakten of bijdroegen tot den voorbarigen wapenstilstand van 11 November. Doch de eenige verklaring van dit overhaaste evenement, welke bij strenge analyse steekhoudt, schijnt gezocht te moeten worden in de veronderstelling, dat de Franschen zeer geldige redenen hadden, om de Amerikanen toenmaals meer te vreezen, dan de Duitschers. Niet Foch zou door den Brandenburger Tor Berlijn zijn binnengemarcheerd, wanner de oorlog [regel onleesbaar] [als] een tweede Caesar, als een tweede Napoleon.
Is het jammer, dat Louis Dumur zulke gezichtspunten, die later vermoedelijk gestaafd zullen worden door de archieven, niet meer verbreiden kon in een boek, even goed en even verkoopbaar als ‘Les Défaitistes’ of ‘Les Fourriers de Lénine’? Misschien hebben zij alleen nog retrospectieve waarde in den middelpuntvlietenden draaikolk, waarin Europa en Amerika een nieuw evenwicht zoeken. Maar te midden van het Oosten en het Verre Westen is Europa geografisch weinig meer dan een kaap in zee. Wij zullen ons nooit genoeg herinneren, hoe ernstig de zelfstandigheid dier kaap in een recent verleden bedreigd is. Bij elk onderhoud tusschen Hitler en den Franschen gezant zou deze gedachte alle bijgedachten moeten overheerschen.
[verschenen: 16 december 1933]