Achter bajonetten
Parijs, 27 October [1933]
Per slot zijn Daladier de Zwijger en Daladier de Stier, zooals hij genoemd wordt, geen van beiden meegevallen. ‘Hij doet zijn mond niet open, omdat hij niets te zeggen heeft’ schimpten de eenen, en zij kregen gelijk toen men hem hakkelend en toonloos hoorde antwoorden op een radden aanval van het knipoogend kaboutertje Paul Reynaud, van wien hij blijkbaar niet terug had. ‘Hij is een stier van bordpapier’ hoonden de anderen en men kon hen niet weerspreken toen men hem zag chargeeren tegen Léon Blum. Pas toen hij in 't nauw zat en niet meer vooruit kon, noch achteruit, noch opzij, deed hij een stoot naar dezen verwenden picador die hem drie dagen vrijuit gejudast had. Hij nam hem op de horens en schudde hem een beetje, zooals een hond zeult met een slof. Kom, kom! Dat was niet serieus meer. Bij den eersten schok verbleekte de tengere Blum, die tot de familie der kruidje-roer-me-niet's behoort, welke een knip voor den neus altijd verward heeft met een pogrom. Men dacht dat hij flauw ging vallen. De president der Kamer liet hem een glas water aanreiken, dat hij verzwolg met een chemisch tablet. Gelukkig trok hij bij. Doch over en weer hadden de twee duellisten elkaar geridiculiseerd. Men maakt niet zooveel omslag met iemand die zoo zwak staat. Het is clownerie als de stier beeft voor den matador, terwijl de matador siddert voor den stier. Men verwachtte dat van Blum die reeds gebibberd had onder een uitval van Flandin. Men verwachtte dat niet van Daladier. Graag had het publiek hem vergeven, dat hij voor de zooveelste maal den radicalistischen karper der deflatie probeerde te koppelen aan het konijn der socialistische inflatie. Dit is een onzinnige maar betrekkelijk amusante tijdpasseering. Wanneer echter het konijn niet wil en niet kan, moet de karper die een zwijgzaam, verstandig dier is, niet kwaad worden. Als Léon Blum volgens de optimisten zich parlementair onmogelijk maakte, als het cartel karper-konijn volgens
dezelfde optimisten voorgoed in duigen ligt, dan is het billijk en logisch dat ook Daladier als staatsman en als cabinetsformeerder voor geruime maanden van de baan verdwijnt. Hij toonde zich een saaie held, geenszins opgewassen voor een groote taak. Hij weet noch te strijden, noch te sneuvelen.
Terwijl deze corrida plaats vond voor een tjokvolle zaal, was de Kamer in staat van beleg. Agenten, gardes mobiles en infanterie, horizon-blauwe kapotjassen en zwarte pelerines, helmen en kepi's, klabakken in burger en uniform, klabakken met sabels, met gummistokken, met karabijnen, met fluitjes, met handschoenen en met bajonetten, omringden het Palais Bourbon in een wijden cirkel en hadden de toegangswegen afgesneden. De troepen die niet opereerden waren geconsigneerd in de kazernes, klaar om uit te rukken. Een cementen kiosk tusschen den Quai d'Orsay en de Kamer, was kort voor de opening der wetgevende vergadering gereed gekomen en daar de smalle vensters sterk leken op schietgaten strooiden lastertongen het gerucht rond dat het gebouwtje diende als blockhaus. Niets van waar, verklaarde de chef der politie, de kiosk is een staaltje van moderne architectuur en berust onder ons gezegd op een vergissing! Men keek den spreker ongeloovig aan. De achterdocht had zich in de gemoederen genesteld en menigeen waande mitrailleuses te bespeuren op het dak waaronder de afgevaardigden zetelen. Gezichtsbedrog? Praatjes? Niemand mocht gaan kijken. Drie bruggen van de Seine waren bezet als strategische punten en voor den eersten keer in de geschiedenis der politie werden de vrachtauto's welke de manschappen aanvoerden gebezigd als verschansing en als barricade. Denzelfden avond bewezen de taxichauffeurs dat zij de tactische les begrepen hadden. Te middernacht verzamelden zij ongeveer duizend rijtuigen op de Place de l'Opéra, stremden het verkeer der gansche stad en brachten met claxons, hoorns en sirenen een oorverscheurende serenade aan de Overheden. Dat duurde ruim een uur en gaf te denken. Men zal in de toekomst rekening moeten houden met een regiment chauffeurs die per ongeluk de straten versperren waardoor de gewapende macht aanrukt. De orde herstellen in duizend verstrengelde wagens bleek een heksentoer wanneer de bestuurders gekscheren en moppen tappen. Wat zal
het zijn wanneer ze alle gekheid op een stokje zetten?
Zoo tuimelde Daladier, die een zeer slecht plan had, een verdrietige potpourri van nieuwe belastingen, fiscale vexaties, valsche munt (voor acht honderd millioen nikkelen vijffranc-stukken die materieel slechts een stuiver waard zijn) en schroomvallige bezuinigingen op de ambtenaarstraktementen. De valsche munt is in omloop en wordt zooveel mogelijk geweigerd. De rest werd afgeketst omdat Blum in ruil voor de administratieve besparing een heffing eischte op de salarissen der particuliere bedrijven. Het socialistisch staatspersoneel wilde zich niet bekrimpen zonder dat de overige staatsburgers extra boetten. De bezuiniging der eenen moest gekocht worden met een straf voor de anderen. De twee kornuiten waren 't over alles eens behalve over het percentage der inkorting. Maar het memorabele is niet hun geschipper, hun geknoei, hun eindelijke ruzie. Het merkwaardige is dat de volksvertegenwoordiging niet meer kan beraadslagen over financieele wetten zonder beschermd te zijn door een vierdubbele haag van bajonetten. Zij tenminste beteekenen iets. Zij bewijzen hoe bemind de afgevaardigden zijn te Parijs. Men durft ze niet meer afdraaien in de bioscoop. Een ‘actualiteit’ als het beleg van het Palais Bourbon zal men nimmer op het witte doek zien.
En wederom scharen zich een aantal excellenties en onder-excellenties rondom een minister-president op de trappen van een ministerieel departement om gefotografeerd te worden. Achttien leden van het oude Kabinet maken deel uit van het jonge. Men wipte Lamoureux, minister van budget, wegens zijn onberedeneerde kippigheid. De dwerg François Albert werd geloosd van Arbeid, omdat zijn Sociale Assuranties ontaardden in een zwendel van hooge ambtenaren, die ontelbare zegels stalen en meubelen lieten vervaardigen voor hun concubinen. Men lichtte den multi-millionnair Pâtenotre een beentje op Nationale Economie, omdat hij als secretaris-generaal speculeerde in dollars. Van Handel werd Serre weggestuurd die op niets kon bogen dan op deficits en schadeposten. Men maakte echter geen schoon schip. Men behield Bonnet en den gouden standaard. Op speciaal verzoek der socialisten recidiveert de ‘geonduleerde star’ Paul-Boncour op Buitenlandsche Zaken en Volkenbond, hoewel zijn verwijdering met klem geadviseerd was door den President der Republiek. Daladier bleef aan Oorlog, Pierre Cot aan Luchtvaart, Sarraut aan Marine. ‘Het moet een stupide natie zijn door wie Frankrijk in den volgenden oorlog niet verslagen wordt’ heeft Hugo Wells voorspeld. Dat zit nog. Maar als dit orakel ooit bewaarheid wordt dan kennen de Franschen tenminste de aansprakelijken, wien zij vertrouwen betuigen door een verlenging van hun ambt.
Albert Sarraut, telg uit het regenten-geslacht dat Frankrijk's politiek sinds jaren richt met de uitstekend geredigeerde Dépêche de Toulouse, presideert het ministerie als zaakgelastigde van zijn broer Maurice, en in de schaduw van dezen eminenten man die altijd bedankte voor officieele functies. De gebroeders Sarraut hebben over de grootheid van Frankrijk en over de bestemming der Republiek zuivere, evenwichtige en instinctmatige begrippen. Albert Sarraut, een der gedelegeerden op de vloot-conferentie van Washington, heeft de achteruitzetting van Frankrijk, zijn verlaging tot den derden rang, de theoretische pariteit met Italië, de bevoorrechting van Japan, zeer moeilijk kunnen verkroppen en nimmer kunnen digereeren. Hij zal geen schip schrappen, zooals hij reeds zei te Brest, toen hij enkel maar minister van Marine was. Wat hij schrapt zal hij vervangen door beter. Sarraut is een koloniaal en Indo-China herdenkt hem als een zijner bekwaamste bestuurders. Hij is onkreukbaar. Hij zal een beginsel minder lichtvaardig verloochenen dan een massa zijner ambtgenooten. In een harmonische wereld die draait volgens republikeinsche, humanitaire principen en in een bark (de Parijsche bark) die niet van alle kanten water schept zou hij een perfect eerste minister en een respectabel staatshoofd zijn. Doch de zaak is vandaag niet om ideeën te hebben. Jan-en-alleman heeft ideeën. De zaak is om ze door te voeren. Of ze meer of minder juist zijn werd van tamelijk ondergeschikt belang, want een averechtsch idee, energiek doorgedreven, gaat altijd boven anarchie. Het komt er desnoods ook weinig op aan hoe Albert Sarraut regeeren zal. De kardinale kwestie is hoelàng hij zal regeeren met een chaotisch parlement, een onhandelbaar ambtenaarcorps en een ontevreden natie welker productieve substantie uitgemergeld leegvloeit in de schatkist. Toen Daladier, die het bewind aanvaardde op denzelfden dag als Hitler, zag dat hij ging vallen, zei hij:
‘Het gouvernement heeft reeds lang geduurd. Men kan het omverwerpen. Maar het probleem is daarmee niet opgelost.’ Als Sarraut het probleem - het deflatie-probleem - aanpakt met dezelfde defaitistische halfheid en zooals ieder Fransch politicus met een gelaten buiteling in 't zicht, dan blijft het volstrekt nutteloos om principen te hebben, karakter, bekwaamheid, een Dépêche de Toulouse en een Republiek. Te zamen is dat minder dan wind voor een horde onwillige ezels, balkend rondom een ruif, die zich meesters wanen, en waarover Sarraut's republikeinsche beginselen verbieden de zweep te leggen, welke bajonetten zou overbodig maken.
Ik vraag me daarom af of het verreweg voornaamste feit dezer week, gewichtiger dan een kabinetsvernieuwing, niet geweest is de openlijke toetreding van den uitvinder Georges Claude (vloeibare lucht, synthetische ammoniak, edelgassen enz.) tot de Action Française. Claude is de eerste industrieel die zich laat inschrijven bij deze politieke partij, waar totnutoe niets ontbrak dan de nervus rerum geld. Behalve genie heeft Georges Claude geld, en goed voorgaan doet volgen.
[verschenen: 18 november 1933]