Nemesis
Parijs, 25 September 1933
De kaarten zijn geschud, afgenomen en gegeven te Parijs. Bij die fiduciaire verrichting kregen de twee partners Engeland-Frankrijk reeds oneenigheid omdat Paul-Boncour aan kapitein Eden een spel in de hand stopte dat deze gentleman absoluut niet wilde. Met een glimlach vloog hij naar Londen, en telegrafeerde het Britsche kabinet bijeen. Glimlachend keerde hij terug, vergezeld van den duivelsadvocaat John Simon, terwijl uit een Fransche badplaats Stanley Baldwin kwam aangesneld. Men zegt dat de twist werd bijgelegd, doch niemand gelooft het. De partij begint met onwillige spelers. En de inzet is Nemesis, vertegenwoordigster van het hemelsche recht en bewaakster der wereld-orde. In de oudheid werd deze godin afgebeeld als een kalme, strenge dame, met de rechterhand op den mond en in de linkerhand een elle-maat. Ieder wil de godheid tot zich trekken en ieder wil meten met haar stok. Wie zal winnen?
Zoo reist men naar Genève, elk met zijn troeven, elk met zijn foefjes. Alle kaarten zijn doorgestoken en alle spelers weten dat. Zij vreezen echter zoowel den uitslag als den afloop. Om den schijn te redden stelt Frankrijk voor dat men elkaar controleeren zal. Een permanente, automatische, universeele contrôle. De grooten de kleinen, en de kleinen de grooten. Het homeopathisch procédé: met wantrouwen verjaagt men wantrouwen. Lumineus idee, waartegen de Britten sputteren, de Amerikanen, de Italianen en de Duitschers. Zij parlementeerden. Zij sjacherden, pruttelden en pingelden. Als zij niet weer terugkrabbelen zullen zij tenslotte toestemmen. Omdat de Franschman uitsluitend geplunderd wil worden met open kaarten.
Lumineus idee, inderdaad! Er was echter een maar. Wie over contrôle praat kan niet zwijgen over sancties en men speelt met de revolvers op tafel, als in een ouderwetschen goudzoekers-film. Sancties, dat zijn straffen, boeten, dwangmiddelen. Het woord alleen reeds wekt opschudding en schandaal. De Engelschman wenscht het te vervangen door een onschuldiger term. De Amerikaan is van dezelfde opinie. De Duitscher en de Italiaan laten de zaak bedisselen door Brit en Yankee. Zij is hun best toevertrouwd.
Waarom spreken over sancties, zeggen zij, alvorens er overtredingen zijn? Wie vertelt u dat er gesmokkeld zal worden? Wie kan smokkelen als ieder hem op de vingers kijkt? Waartoe dienen sancties als geen sterveling smokkelt? Met de contrôle cureerden wij de achterdocht en kwade bedoelingen. Met de sancties halen wij deze pest opnieuw in huis. Laten wij eerst probeeren en daarna zien. In het slimste geval kunnen wij altijd overleggen. Rijpelijk overleggen.
In hun binnenste denken zij: Stel je voor dat er per ongeluk een betrapt werd. Welk een complicaties! Verbeeld je dat men er drie of vier tegelijk snapt. Welk een janboel. En wat heeft het grut der kleine mogendheden zich met onze zaken te bemoeien? Van hen kun je alles verwachten. De een is hypocriet en omkoopbaar, de ander idealist en intransigent. Beide soorten zijn even gevaarlijk. De Vereenigde Staten gecontroleerd door Mexico of Nicaragua? Groot-Brittannië gecontroleerd door Ierland? Goeie morgen! Controleer jullie onderling zooveel je verkiest, maar niet bij ons, en basta over sancties.
De nog leeper geboren Franschman gnuift bij dat pleidooi. Hij begrijpt 't en hij had 't voorzien. Toch bedacht hij geenszins de contrôle en de drommelsche sancties om zijn partners een kool te stoven of om hen in ongelegenheid te brengen, maar omdat hij bij nader overweging geen lust voelt om zich te laten villen, zelfs niet met open kaarten. Hij gelooft niet aan controleurs, en heeft daarvoor goede redenen. Hij sympathiseert slechts matig met het begrip sancties. Als sancties serieus zijn kan men er verder mee komen dan wenschelijk is. Als ze voor de grap zijn, logeert men in den aap. Maar met het woord alleen kan men poolshoogte nemen. Het is een bijna onfeilbaar herkenningsmiddel. Fluister het iemand in het oor en hij verraadt de kronkels van zijn brein. Zoolang niet allen optimistisch reageeren op die tooverspreuk blijft zij een talisman. Men doet dus alsof. En ik zie een geonduleerden Paul-Boncour meesmuilen naar een imaginairen Sir John Simon of Norman Ezechiah Davis: Natuurlijk wordt er niet gesmokkeld. Doch juist omdat niemand smokkelt kunnen wij sancties uitvaardigen. Een gewone voorzorgsmaatregel voor een onmogelijke eventualiteit. Wat deren sancties vanaf het moment dat men ze niet behoeft toe te passen? Welk gevaar is erbij, welk bezwaar ertegen, wijl niemand zich laat knippen? Zou het niet veel meer een blijk van argwaan beduiden als wij de boete verdonkeremaanden in ons reglement? Achteraf mompelt hij, apart, gelijk in een drama: Als zij reeds schuw zijn voor het woord, wat moeten zij dan bang zijn voor het ding! Zullen zij toehappen? Nooit! Geen denken aan. In het hol der veertig roovers was Ali Baba veiliger dan de Franschman aan deze groene tafel.
En de partij gaat door. Elke slag, die wordt opgehaald, verloren of gewonnen, beslist over een veldslag der toekomst. Zal die slag geleverd worden tusschen Dijon en Lyon of tusschen Mainz en Basel? Of noordelijker? Als Nemesis geen hand voor den mond had, zou zij roepen: Halt. Maar zij is stom zooals de gerechtigheid blind is. Zij volgt. Zij schrijdt niet vooruit. Het is onze eigen maat waarmee zij meet. Ditmaal echter zal zij de slachtoffers niet tellen per millioenen. Zij zal ze tellen per tientallen van millioenen. Ditmaal, wanneer de engel des verderfs gepasseerd is, zal er niet een hoek van Frankrijk verwoest liggen. Heele strooken van Europa zullen verschroeid en ledig achterblijven als de oevers van de Doode Zee. Het gaat niet meer over geld, niet meer over grenzen, niet meer over voordeelen, niet meer over suprematie, niet meer over Kultur-vragen. Het gaat over het leven van allen, zonder uitzondering. Niet alleen het stoffelijk leven. Maar het geestelijke leven der planeet. Na 1918 konden wij met moeite ademen in een wereld waarvan alle moreele fundamenten ons verbrijzeld schenen, en waarin hetzelfde oog ons vervolgde dat Caïn tevergeefs ontvluchtte. Er is een spijt en een knaging welke wij nimmer en nergens konden sussen. Zelfs zij leden aan dat hartzeer die de misdaad uit de verte hadden aanschouwd en die de vlammen enkel zagen flakkeren op den horizon. Duizendmaal erger kwellingen zal de volgende ronde na zich sleepen als wij de kinderen tellen die stierven met bloedschuim uit ooren, neus en lippen, als wij de gebeenten oprapen in de verbrande steden. Wat zal het leven waard zijn in dit perspectief? Alleen de barbaar, de wilde, zal dat demonisch achterland verduren. Wie een hart heeft en een consciëntie moet stikken en wankelen. En waarschijnlijk zal deze ruïne de onherstelbaarste zijn.
Tegen zulk risico weigert Ramsay MacDonald zijn assurantie. Van twee dingen één: òf de assurantie is overbodig en dan kan hij den polis teekenen zonder aarzelen: òf de assurantie is onontbeerlijk en dan verzaakt hij een plicht, waarvoor hij misschien te klein is, misschien te laf, misschien te sluw berekend, misschien alle drie te zamen. Er is geen tusschenvorm. Wat bezielt dezen man, die sedert 1924 Europa naar een catastrofe drijft? Niemand durft het gissen. Het Engelsche gouvernement blijft tot zijn orders, hoewel de Engelsche publieke opinie omsloeg. Stanley Baldwin met zijn vier honderd conservatieven vermag niets tegen den geïsoleerden MacDonald. John Simon is zijn advocaat. Negen op de tien der s.o.s.-signalen bereiken ons via Engeland. Gisteren nog onthulde de Engelsche Augur in den Petit Parisien een invalsplan door Zwitserland. Hij citeerde een zin die Balbo gezegd zou hebben tot zijn vriend Goering: ‘Met mijn machines kan ik het Rhône-dal verwoesten, maar voor onze troepen zijn de Alpen een harde noot.’ Terwijl de Engelsche klokken het sensationeelste alarm luiden, chicaneeren de Engelsche staatslieden over de elementairste waarborgen. Eén helder woord van Ramsay MacDonald kan het menschdom verlossen van een nachtmerrie en hij spreekt het niet. De Franschen bedelen om dat woord en hij praat eromheen. Eén signatuur van Ramsay MacDonald maakt de Franschen gedwee als lammeren en hij geeft ze niet. Zij bedelen om die signatuur en hij houdt zich voor den domme. Wie peilt deze raadselen? Wie begrijpt dit funeste overwicht, die lugubere koppigheid? Wie verklaart zulke dubbelzinnigheid, deze tegenstrijdigheden? Als er slechts één tienduizendste kans bestond dat de hemelen vuur zullen regenen en gif (de kans is grooter!), hoe moet men oordeelen over een man die zoo lichtvaardig en zoo almachtig solt met de schrikwekkendste verantwoordelijkheid?
[verschenen: 21 oktober 1933]