Noodzakelijk kwaad
Parijs, 9 Sept. [1933]
De Russische reis van Edouard Herriot wordt gecommentarieerd in de verschillendste toonsoorten. Zij, die de onverwoestbare hoop koesteren dat de Moscovitische leiders nog eens zullen ontpoppen als verstandige en fatsoenlijke menschen, betreuren hartgrondig dat het Communisme zich encanailleert met een afgezant der vette bourgeoisie. De spruiten dezer bourgeoisie, waaraan het menschdom de relatieve vrijheid en voorspoed dankt, welke in den loop der eeuwen konden veroverd worden, jammeren erover dat de Democratie pootjes geeft aan de satrapische Soviets. Zij, die vergeelde Russische fondsen in hun laden hebben, en zij die zaken willen doen met garantie van het Fransche gouvernement, volgen Herriot als de Driekoningen hun Ster. Zij, de journalisten der Humanité, die hun opinie kant-en-klaar ontvangen uit het Kremlin, proclameeren hem tot den grootsten staatsman van onzen tijd. Zij, die eigenzinnig speculeeren op de Witte Russen, lanceeren den canard dat de dikke man-met-de-pijp bevorderd is tot eere-kolonel der Roode Garde, en laten hem bedanken met een mal speechje dat wordt afgedrukt in de kranten. Daar zijn nog degenen, die contanten spaarden (men beweert vijf-en-twintig milliard) en die beven voor hun duiten als er een verleidelijke leening zou loskomen. Daar zijn de bankiers, die de commissie eener leening gaarne zullen opstrijken met hun gebruikelijke après nous le déluge. Daar zijn ook de wantrouwigen die bedotterij vreezen van alle kanten. Ten slotte is er Daladier met zijn regeering. Edouard I en Edouard II gaan door voor doodsvijanden. Toen Georges Leygues stierf, minister van Marine, benuttigde Daladier de vacature om aan Herriot een zijner verknochtste lijftrawanten te ontfutselen (Dalimier) en hem te bombardeeren tot minister van Koloniën. Zou 't Edouard Daladier zijn die aan de dagbladen het uitstekende idee suggereerde om den eere-kolonel der Roode Garde belachelijk te maken met geregelde citaten uit de inepte,
leeghoofdige verklaringen waarmee hij de halten zijner Russische tournee heeft opgevroolijkt? In de politieke jungle is alles mogelijk.
Daar is ook de helsche machine van Le Matin. Terwijl Herriot prinselijk banquetteert in Odessa en festijnen gaat presideeren te Kieff, de hoofdstad van Ukraine, publiceert Suzanne Bertillon, die een respectabelen naam draagt, in het machtige orgaan van den Boulevard Poissonnière haar ontstellende en aangrijpende interview met Martha Stebalo.
In 1913 verlieten Martha Stebalo en haar man, eenvoudige boeren, hun geboorteland Ukraine en vestigden zich in de Vereenigde Staten. In 1918 lieten zij zich naturaliseeren tot Amerikanen, maar bleven betrekkingen onderhouden met familie welke zij in Rusland hadden achtergelaten. Boeren schrijven elkaar niet dikwijls. De brieven uit Ukraine waren schaarsch maar behelsden hoe langer hoe dringender beden om geld en levensmiddelen. Aan deze verzoeken werd voldaan en de soviet-autoriteiten meldden regelmatig de goede aankomst van het gezondene. Op 1 Juli 1933 scheepten Martha Stebalo en haar man zich in te New-York, als leden eener karavaan van Amerikaansche toeristen, en op 14 Juli landden zij te Leningrad. Vandaar gingen zij naar Moskou en vroegen permissie om Ukraine te bezoeken. Dit verlof wordt aan alle toeristen geweigerd. Aan Martha Stebalo en haar man werd het echter verleend. Men bood hen zelfs de leiding aan van een kolkhoz.
Wijl vrienden hen gewaarschuwd hadden dat het lastig zou zijn om zich in Ukraine levensmiddelen te verschaffen en dat zij goed zouden doen om duurzame provisie mee te nemen, kochten zij in een torgsin (magazijn voor vreemdelingen) 200 pond meel, 10 pond kaas, 40 pond haring, worst, gerookte zalm en ten overvloede 228 kilo kleedingstukken. Met dien voorraad bereikten zij na een tweedaagsche reis Kieff, dat weinig veranderd was, en vandaar trokken zij naar de dorpen waar hun familie woonde en waar zij hun jeugd hadden doorgebracht.
Zij stapten uit in een woestijn. Geen blad aan de boomen. Geen bloemen. Geen blaffende honden, geen kakelende hoenders, geen vee. Toen de bevolking hoorde dat Amerikanen waren gearriveerd, kwam zij hen tegemoet uit de afgetakelde huizen. Op een afstand bekeken schenen de lieden welvarend, zelfs enorm, en Martha Stebalo dacht reeds dat kwade tongen de praatjes hadden uitgestrooid over de ellende. Van dichtbij merkte zij dat allen van boven tot onderen opgezwollen waren, overdekt met zweren en stinkende wonden. De man, die sedert twintig jaar zijn moeder niet gezien had, trof haar aan in denzelfden toestand van halve ontbinding. Sedert een jaar had zij geen enkel der pakketten gekregen waarvan de ontvangst trouw door de soviet-autoriteiten bericht was. Vanaf de lente aten de menschen boomblaren, schors, onkruid en houtzaagsel. Buiten het dorp stond een prachtige oogst te velde, bewaakt door schildwachten op uitkijkposten. Ieder die de akkers naderde werd neergeschoten.
Van dit ter dood gedoemde dorp togen zij naar Pysarivka, in Podolië, waar de moeder en de broers woonden van Martha Stebalo. Zij vond het ouderlijk huis ledig. Haar geheele familie was gestorven, behalve een jongen van 22 jaar, die nauwelijks op zijn beenen kon staan, en evenals de anderen overdekt was met etterende gezwellen. Zij ontpakte haar proviand en de ongelukkigen wierpen zich als wolven op het voedsel, dat zij met volle handen naar binnen schrokten. Zij probeerde hen te matigen. Laat ons begaan, zeiden zij, je weet niet wat eten is. Denzelfden nacht stierven er twee van de spijzen welke hun maag niet meer verteren kon. Toen zij kennissen bezocht had en bij donker wilde vertrekken hield men haar met aandrang in huis. Wie zich 's avonds buiten waagt riskeert zijn leven. Om te eten schrikt men voor geen enkele misdaad terug. Men slacht kinderen. Men graaft lijken op om ze te verorberen. Ook hier golft tot aan de verste horizonnen een rijke oogst over het land, bewaakt met geweren. De landbouwmachines hebben weinig menschen noodig, veel minder menschen dan er zijn, en, wie niet werkt, eet niet. Er heerscht geen hongersnood in Ukraine. Er heerscht een uithongeringspolitiek.
Ieder burger eener normale maatschappij, ieder onderdaan eener humane regeering, zal onbewust en instinctief wenschen dat mededeelingen als die van Martha Stebalo verzonnen zijn, en dat de ijzingwekkende opgaven welke doorsijpelen over het ontvolkingscoëfficiënt, in sommige streken geklommen tot 80%, berusten op leugens of overdrijvingen. Het verslag dat Herriot gaat uitbrengen over zijn reis en over zijn missie zal niet gewagen van gruwelen, noch van tyrannie, noch van ontbering. Volgens de telegrammen heeft de brave volkstribuun, die een gevoelige biografie schreef over Beethoven, zich verrukt betuigd over alles wat hij zag en zijn bijzondere tevredenheid geuit over de broodfabrieken van Odessa. Wij twijfelen geenszins aan zijn oprechtheid. Elke eeuw heeft haar Pilatus, die niet weet wat de waarheid is. Hij zal zijn handen wasschen in onschuld. Op twintig meter afstand kan niemand opgeblazen hongerlijders onderscheiden van weldoorvoede.
Doch waarheid of leugens, wat zou dat, wat doet dat ertoe? Wie kan de Soviets missen? Wie heeft geen geldige redenen om hen officieel te menageeren en officieus bommen op hen af te mikken als het relaas van Le Matin? Pierre Cot vliegt met een eskader van de mooiste Fransche luchtvaarders naar Moskou en ook hij zal banketteeren en dithyramben zingen op het bolsjewistische paradijs. Nog een gezant! Voor het Fransche gouvernement komt elke raad en stellig elk rapport te laat. Zijn meening staat vast. Zoowel op de Europeesche als op de planetaire balans werd de vriendschap der Soviets een weldaad der goden, die hun gewicht leggen in de schaal. De kunst is om die vriendschap te verwerven voor den naasten prijs. Zonder twijfel zijn de uitbarstingen van filantropie niet enkel komedie. Zij blijven echter hoofdzakelijk middel tot het doel. Het enige wat men redelijkerwijze voor de rampzalige Russen kan hopen is de hypothese dat een Fransche invloed mettertijd hun lot onwillekeurig zou kunnen verzachten. En ook dat is waarschijnlijk maar wind.
[verschenen: 6 oktober 1933]