Nieuwe teekens
Parijs, 19 Augustus [1933]
Frankrijk heeft zijn vlag geheschen op een tiental eilandjes zonder eigenaar welke liggen tusschen Indo-China en de Philippijnen en Japan heeft geprotesteerd tegen die bezetting. Waarom juist het gouvernement van den Mikado? Waarom niet veeleer Engeland of de Vereenigde Staten of zelfs Holland? Zij hebben niet minder rechten op dien onbetreden grond en evenveel belangen in dat vaarwater. Waarom dan zonden zij niet een hoffelijke waarschuwing naar den Quai d'Orsay?
Omdat Japan daar niet geringere belangen heeft doch een gansch anderen horizon en een gansch andere toekomst. De Rijzende Zon ducht dat de Phrygische Muts op dien verloren grond een vloot-basis zal vestigen. Werd ooit uiting gegeven aan een ongegronder vrees? Het zal lang duren alvorens Frankrijk (waar men van oudsher de overtuiging heeft dat alle beslissingen vallen op Europeesche slagvelden) zijn koloniën versterkt. Behalve Noord-Afrika, dat gedeeltelijk reeds moederland is, liggen de Fransche bezittingen zoo goed als open voor een overval. De eerste de beste destroyer kan Tahiti innemen, Guadeloupe of het groote Madagascar, zonder een schot te lossen. Om de kusten van Annam en Tonkin doeltreffend te verdedigen tegen Japan zou Frankrijk zijn vloot en zijn koloniale legers minstens moeten verzesvoudigen.
De kommer van Tokio is dus stellig voorbarig en zelfs een greintje belachelijk. Gelijk echter sommige droomen en sommige versprekingen de verborgenste wenschen kunnen verraden, zoo onthult de Japansche argwaan neigingen die niet Fransch zijn, die nimmer Fransch kunnen worden, maar die ontegenzeggelijk een gedachte ontsluieren van Nippon. Japan treedt op alsof het de Philippijnen reeds bezit, alsof de twee Chineesche zeeën reeds zijn exclusief domein werden, waar geen andere kleuren zullen wapperen dan de zijne. Tokio's nota aan den Quai d'Orsay springt misschien een kwart eeuw over. Maar zij preludeert op gebeurlijkheden. Zij is als een ouverture die men pas geheel begrijpt wanneer het drama eindigt.
Deze linkerkant van het aanhangige geval behoort evenwel tot het gebied der sterrewichelaars en duiders van orakelen. De bezetting der eilandjes en het protest van Tokio heeft een positiever zijde dan de lijnen van een horoscoop. Zoowel de eene als de andere handeling wijst op een verkoeling der Fransch-Japansche relaties, die reëel is en onmiskenbaar.
Twee jaar geleden zou Frankrijk misschien dat waardelooze rif niet ingepalmd hebben omdat het zich een buurtschap van Japan nog verbeelden kon als onschadelijk. Twee jaar geleden zou Tokio zich misschien niet verzet hebben tegen een Fransche toeëigening van een paar zandbanken omdat het Frankrijk nog beschouwen kon als een steunpunt, als een advocaat. Maar in die twee fatale jaren wankelden de polen en veranderden alle klimaten. Het internationale klimaat van Genève, dat onbewoonbaar werd voor Japan. Het politieke klimaat van Parijs, waar pacifistische democraten het bewind aanvaardden, die Tokio lieten schieten voor een denkbeeldig, utopistisch China. Doch boven alles veranderde met een duizelingwekkende snelheid het sociale en economische klimaat van Japan, van Frankrijk, van den geheelen aardbol.
Men kan tot in het oneindige disputeeren over den rang welke de economie en de politiek zullen bekleeden in een welgeordend staatsbestuur, - er brak een tijd aan waarin men leven moet alvorens te filosofeeren, de barre tijd waarin de hongerige magen niet luisteren naar rede. Vandaag heerscht de economie over de politiek als een tyran, als een onverbiddelijke natuurwet. Wij vragen niet meer of een zekere maatregel in overeenstemming is met een denk-systeem, met een ideaal of met een hersenschim. Wij vragen of hij ons hachje kan redden. De koloniën en de Fransche industrie schreeuwen om bescherming. Waarvoor heeft een land koloniën, wanneer koloniën zelfs niet meer dienen als afzetgebied? Waarvoor een industrie, wanneer zij wijken moet voor een concurrent der antipoden? En een Japansche fiets kant en klaar, franco thuis, en volstrekt geen rommel, kost 9 gulden. Uitstekende Japansche motorrijwielen, die niet onderdoen voor Fransche, Engelsche, Duitsche merken, kosten 95 gulden. Japan levert kunstzijde voor 18 francs per meter, waarvan de naaste prijs 26 francs bedraagt in Frankrijk. Japan importeert giet-ijzer in België, welks metalen nochtans gerenommeerd zijn en voordeelig. Japansche wol en Japansche katoen concurreeren niet alleen schitterend tegen Lancashire en Roubaix (de helft lager!) waar de werkman duur is, maar zelfs tegen Bombay, waar grondstoffen voor de deur liggen en waar men arbeidt voor een prikje. Japan levert kristal tot in Bohemen, beroemd om zijn kristal. Het levert horloges in Zwitserland. Het levert articles de Paris tot in Parijs. Het levert gloei-lampen die elke concurrentie tarten. Het levert cement. Het levert conserven in blik. Ja, wat levert het niet? Alles in industrieele hoeveelheden. Alles beneden den Europeeschen en Amerikaanschen kostprijs. Alles en overal tot onmetelijke schade van den Europeeschen handel en nijverheid. En alles tot mager profijt van den Japanschen inboorling.
Deze onstuimige doorbraak van het industrieele en commercieele front der Blanken verraste ons des te heviger, daar wij zeer slecht ingelicht waren over den omvang van Japan's emancipatie, en geenszins verdacht op een offensief van zulk een geweld uit dien hoek. De Franschen verklaren zich, evenals voorheen, gaarne bereid om in den Japanschen arbeider een geest van zelfopoffering te bewonderen, die slechts overtroffen wordt door den heldenmoed van den Japanschen soldaat. Doch daarbij houdt hun waardeering voortaan op. Zij oordeelen ronduit dat de fenomenale Japansche expansie de grenzen ruimschoots overschrijdt, welke voor een volk van 67 millioen zielen normaal en geoorloofd zijn. Met andere woorden: Japan verviel in megalomanie. De Japanners lijden aan acuten grootheidswaanzin.
Het is echter niet voldoende een zoo onrustbarende stoornis te constateeren, men moet haar ook kunnen verhelpen. Een hermetische sluiting der grenzen baat in zooverre, dat de blanke arbeider, die wegens zijn opvoeding of wegens de lucht- en bodem-gesteldheid van Europa, zijn Japanschen collega nooit in zelfverloochening zal kunnen evenaren, dat de blanke arbeider, die nimmermeer voor een paar centen per uur - zooals in 1890 b.v. - zal willen werken, kan doorgaan met het verdienen van zijn dagelijksch brood. Doch Japan is een natie, waar in 1932 op den kop af 2.180.000 nieuwe arbeiders het levenslicht aanschouwden; een natie, waar volgens Tejiro Uedo, professor aan de Handelsuniversiteit te Tokio, pas omstreeks 1950 een verlaging van het geboortecijfer kan intreden, wanneer de Japanners tenminste voortgaan met later te trouwen dan zij vroeger gewoon waren. Hoe zal dit opgewonden, overprikkelde volk reageeren, wanneer het de uitwegen zijner productie ziet afgesneden?
Wij hebben geen keus en behoeven dus niet te kiezen. Wij sluiten de grenzen. Tenzij wij willen terugzinken in het pauperisme der vorige eeuw, zijn wij gedwongen de consequenties van het Japansche dynamisme koelbloedig af te wachten. Geen enkele blanke mogendheid beschikt over de middelen om de wapenen op te vatten tegen het rijk der Rijzende Zon, gesteld, dat de blanke arbeider zou willen vechten voor zijn rantsoen. Niet wijl een macht als Engeland of de Vereenigde Staten noodzakelijkerwijze de nederlaag zou lijden tegen Japan. Maar omdat de vloten van Engeland of Amerika dermate gehavend uit het gevecht zouden komen, dat die landen hun rol van groote mogendheid bij dezen strijd zouden inboeten. Een overwinning van Amerika op Japan zou een nederlaag beteekenen van Amerika tegen Engeland. Een triomf van Engeland in de Japansche wateren zou gelijkstaan met een débâcle in den Atlantischen Oceaan en de Middellandsche Zee. De onderlinge rivaliteit der blanke mogendheden maakt een coalitie der sterkste vloten uiterst onwaarschijnlijk. Men mag zelfs betwijfelen of een Macchiavellistisch realisme A zou raden om B ter hulp te snellen wanneer B werd aangevallen door Japan. Want nimmer zou een zegepraal zoo goedkoop bevochten zijn als de victorie, welke automatisch behaald wordt op de mogendheid, die slaags raakt met de legers en de eskaders van den Mikado.
Het is echter niet de eerste keer, dat het blanke ras bedreigd wordt uit het Oosten. Het zou de tiende of de twaalfde maal reeds zijn, dat een Oriëntaalsch heerscher storm loopt tegen de ‘albinocratie’, wanneer Japan de kanonnen laat spreken. De tiende of de twaalfde maal, dat het lot de menschheid voor een tweesprong plaatst. Geen nood dus. De Fransche gebiedsuitbreiding in de Chineesche Zee mag gerekend worden tot de goede teekens. Zij voorspelt een begin van solidariteit.
[verschenen: 11 september 1933]