Het jaar Negentien
Parijs, 3 Augustus '33
Of men wil of niet, de dag is onvergetelijk. Twee Augustus 1914 werd een jaartal als de eerste Olympiade, de Stichting van Rome, de Geboorte van Christus, de Hegira, de Fransche Revolutie. Volgens deze tijdrekening leven wij in 't jaar 19. Het is negentien jaar geleden dat Duitschland den oorlog verklaarde aan Frankrijk.
Telkens wanneer de datum wederkeert maken wij een balans op als bij een wisseling tusschen oud en nieuw; 620 gemeenten van het oorlogsgebied waren met den grond gelijk toen het laatste schot viel; 1334 waren voor meer dan de helft vermorzeld; 2349 leden minder ernstige schade; slechts 423 bleven ongedeerd.
Het aantal der verwoeste perceelen bedroeg 893.792, waaronder 9332 fabrieken. Men heeft 862.866 perceelen herbouwd, waaronder 7787 fabrieken.
Een wegennet van 120.000 K.M. was zo goed als geheel vernietigd; 6123 ingenieurswerken waren vergruizeld tot aan de fundamenten. Men heeft er 5280 hersteld en de Waterstaat repareerde 61.382 K.M. wegen.
Van de spoorlijnen moesten 2731 K.M. baan en 915 ingenieurswerken (bruggen, tunnels, etc.) van meetaf worden aangelegd; 1751 K.M. onbruikbaar geworden kanalen zijn opnieuw bevaarbaar gemaakt.
De wederbevruchting der akkers was een onmetelijke onderneming. 3.306.350 hectaren land lagen totaal verwoest. Voor 116.000 hectaren kostte de herwinning meer dan de grond waard was, dien men wilde herwinnen. Men heeft 333 millioen kubieke meter loopgraven en schansen gedempt. Men heeft 375 millioen vierkante meter prikkeldraadversperringen weggeruimd.
Deze cijfers, die menige pyramide vertegenwoordigen, menigen Chineeschen muur, menig vijfjaarplan, deze cijfers, die een onnoemelijke wilskracht uitdrukken, zijn door niemand begrepen en slechts door weinigen geëerbiedigd. Het scheelt niet veel of buiten Frankrijk worden de reparaties gehouden voor een onbeschaamde flesschentrekkerij. De gansche wereld zwoer samen om de betaling der verwoestingen over te schrijven op het volk dat ze onderging, en Lausanne, waar deze goocheltoer werd uitgevoerd, geldt als een triomf van het Recht. De ondoorgrondelijke Franschman zweeg. Op eigen kosten had hij tien provincies herschapen uit de chaos. Op eigen kosten had hij langs 1000 K.M. front-linies de verbleekte beenderen opgeraapt van ontelbare gesneuvelden. In 40.000 gemeenten richtte hij groote en kleine monumenten op ter gedachtenis aan de 1.750.000 zijner gevallen landgenooten. Hij leefde dagelijks niet den dood.
En dat is nog niet afgeloopen. Voortdurend graaft men nog bommen op uit den herspitten en herploegden grond. Steeds nog vindt men lijken van soldaten, wier ouders sinds negentien jaren wachten op nieuws van hun jongen. Er zijn nog altijd moeders die een kind zoeken dat verloren raakte in de paniek eener vlucht. Er zijn nog honderden kinderen die een aangenomen naam dragen, die zich niet de plek herinneren waar ze leerden glimlachen en die wachten tot het lot hen samenbrengt met hun gezin. Er zijn ook de duizenden goederen-wagens op welker verkleurde wanden geverfd staat: 8 paarden - in de lengte -, 40 manschappen. Men had geen tijd om ze over te schilderen. Zij behooren tot de vele achterstalligheden van dit arbeidzame volk. Want als de reparaties, waarbij de meeste haast was, ongeveer voltooid zijn, hoeveel moet worden ingehaald wat voor hen verschoven werd tot later! Waar ontmoet men in de beschaafde wereld krotten als in de naaste omgeving van Parijs? Kampementen van barakken, oude spoorwegen, vrachtauto's, leemen hutten overdekt met zeil, stallen van gegolfd plaatijzer, waarvoor negers en zigeuners den neus zouden optrekken. Overschotten van den oorlog! Deficit dat geduldig moet worden weggewerkt. Het ontbreekt niet aan stadsbouwkundigen (de besten werken in 't buitenland), maar men kan niet alles tegelijk doen.
Die onbeschrijflijke verwoestingen, die overstelpende, onomvatbare herstellingswerken, die sleep en nasleep van ellende en dat universeele gebrek aan sympathie dat Frankrijk ondervond als overwinnaar, heeft Duitschland nimmer gekend. Het heeft geen onafzienbare kerkhoven van eentonige kruisen die men niet kan voorbijgaan zonder huivering. Het heeft geen tragische knekelhuizen als dat van Douaumont die de ziel verpletteren onder wroeging en medelijden. Het heeft geen bedevaart-oorden als Verdun, de Hartmannswillerkopf, de Mort Homme, de Somme, welke het bezoeken kan met een rouwend gemoed. Zijn grond is niet geteekend met die onuitwischbare lijn van bloed en verpulverd kanonnenvleesch. Het heeft de onmenschelijke wreedheden niet gekend eener vijandelijke bezetting. Het leed de nederlaag, maar het weet niet wat een overwinning is, bevochten op eigen gebied. Het werd gewond in zijn trots, in zijn overmoed, in zijn macht, doch het werd niet geroerd in het diepste hart, waar een traan en een gebed kunnen opwellen die vriend en vijand vereenzelvigen. Het kent de spijt. Het kent niet vermurwing waarmee de overwinnaar de slagvelden aanschouwt. Het werd verslagen en leerde niet wat verslagenheid is. De Fransche dooden bidden om erbarming. De Duitsche dooden roepen om vergelding. Voor Duitschland vangt op 2 Augustus 1914 geen nieuwe aera aan. Denzelfden datum, met al zijn moreele en materieele consequenties, welken de Franschen in het geheugen prenten, gelijk men een klip aanduidt op de kaart, denzelfden datum willen de Duitschers wegvagen uit de herinnering.
Er is niets wat de Franschen zoo verbaast als deze verstoktheid. Voor den eersten keer sinds het menschdom oorlogvoert, werd de overwinning behaald door een partij, die een trap van beschaving bereikt had en een reeks van beproevingen doorliep, welke haar vrijwaarden voor den roes der zegepraal. Voor de eerste maal in de geschiedenis trad een onvermoeid, standvastig, zwaarbewapend leger uit den strijd, dat niet dronken was van zijn overwinning, dat zijn kracht niet misbruikte, noch in 1918, noch in 1923 (toen de Franschen Berlijn en München konden bezetten in plaats van de Ruhr), noch in 1930 toen het goedschiks den Rijn ontruimde, noch in 1933, toen Duitsche republikeinen, naar verluidt, een herbezetting adviseerden van Mainz, om Hitler af te weren. Voor den eersten keer betaalde de overwinnaar verreweg het grootste part der vernielingen, waarvan een belangrijk deel moedwillig door den verslagene was aangericht. Voor den eersten keer sinds mogendheden vechten om haar welvaart, begunstigde de overwinnaar den gevallen tegenstander met een handelsverdrag dat de Fransche grenzen wagenwijd opende voor den Duitschen invoer.
Deze edelaardige houding vond noch weerklank, noch waardeering bij de meerderheid der Duitsche natie. De Duitschers die de Fransche gedragslijn begrepen en volgden, werden vermoord, veroordeeld wegens hoogverraad, verjaagd uit hun land. Als experiment in volkerenpsychologie mislukte de toenaderingsproef volkomen. Als politiek systeem bleek zij een avontuur dat even gevaarlijk was als de oorlog. Wat blijft er over van Stresemann? Een verlaten grafsteen. Wat blijft er over van den volksheld Briand? Een dupe. Waar zijn de pacifisten? In Frankrijk zitten zij aan de regeering. In Duitschland verkommeren zij - voor zoover zij niet vluchtten - in concentratiekampen.
Zoo sluit de rekening van het jaar negentien. Maar als de Franschen zich verbazen over dat saldo, zij veranderen daarom niet van inzicht. Zij hangen aan hun hersenschimmen met dezelfde koppigheid als een Pruisisch jonker aan zijn privileges. Terwijl Hitler en Goebbels hun viering van den tweeden Augustus orchestreeren met vlammende accoorden van militair koper, stemt de Nationale Federatie van Onderwijzers, vergaderd op haar jaarlijksch congres, met verpletterende meerderheid een motie, die zich zonder eenige reserve verklaart tegen elken vorm van patriottisme in de opvoeding der jeugd, tegen elken vorm van dienstplicht en tegen elken vorm van oorlog. Deze nationale Federatie, die bijna het gansche onderwijzend personeel van Frankrijk omvat, besluit dat zij onverschillig welken oorlog, rechtvaardig of onrechtvaardig, defensief of offensief, uit alle macht en met alle middelen zal saboteeren. Een harer afgevaardigden beschuldigde zich onder fanatiek applaus van de onvergeeflijke fout, welke drukte op zijn leven: gehoor gegeven te hebben aan de mobilisatie van 1914. Laten wij die geëxalteerde apostels, roependen in de Europeesche woestijn, bewonderen, zoolang wij hen niet behoeven te beklagen. Laten wij Frankrijk tenminste recht doen, dat zich zulke idealen veroorlooft na zulke ervaringen.
[verschenen: 30 augustus 1933]