De aankondiging
Parijs, 21 Juli [1933]
Een Franschman heeft den moed gevonden om ‘Luftkrieg 1936’ van Majoor Von Helders onder den titel ‘Hoe Parijs verwoest zal worden in 1936’ te vertalen voor zijn medeburgers. Het vereischte inderdaad moreele dapperheid om de gevoelens van misselijkheid, ergernis, verstomming en beklemming opzij te zetten, welke dit knappe en brutale boek vanaf de eerste tot de laatste episoden oproept.
Onder de massa studies of verdichtsels welke in vele talen de aanstaande vernietiging van Parijs voorspellen, is de technisch-romantische anticipatie van den Duitschen vlieg-officier zeker de terugstootendste voor het Fransche gemoed. Von Helders knoopte alles samen wat den Franschman onaangenaam en onaannemelijk moet schijnen. Het conflict ontbrandt wegens de lichtzinnigheid en de bemoeizucht van het Fransche gouvernement. De hoofdvijand is zijn voormalige bondgenoot Engeland. Een achterstand in materieel en bewapening berokkent Frankrijk nederlaag op nederlaag en verhindert om gelukkige meevallers, als een landing op de Britsche kust, te exploiteeren. De schrijver ten slotte, die Italië in den strijd betrekt, doet zóó onhandig en opzichtig alsof Duitschland niet meer bestaat, alsof Duitschland van de militaire kaart is weggevaagd, dat men onwillekeurig de kompasnaald enkele graden verlegt van N.W. naar N.O. en overal Duitschland leest, waar Engeland gedrukt werd. Frankrijk heeft talrijke redenen om de hemeltergende barbaarschheden, welke dit verhaal beschrijft, eerder te duchten uit den Oost-hoek dan uit den West-kant.
Ten overvloede irriteert het den Franschman bovenmate om de weerzinwekkendste moorderijen toegerekend te zien aan een natie, welke hij op dit gebied nog niets te verwijten heeft. Daar Majoor Von Helders er niet buiten kon om voor de streeling van Duitsche instincten Frankrijk bij name verslagen te laten worden in een luchtoorlog, was hij zonder twijfel genoodzaakt, dit land een bij name genoemden tegenstander te geven. Het is duidelijk waarom die tegenstander niet Duitschland mocht heeten. Maar voor zijn eigen eer in 't bijzonder, en voor de menschelijke eer in 't algemeen had de auteur tactvoller gehandeld door zijn twee partijen te verdeelen in rooden en blauwen als bij de manoeuvres, of in zwarten en witten als bij het schaakspel en bij de magie. De Engelschen zijn geen heilige boontjes. Hun blazoen echter bleef totnutoe te proper om hun afgrijselijke plannen aan te wrijven als de verdelging van Parijs zonder voorafgaande oorlogsverklaring. Er is slechts één volk welks opvattingen, gedragingen en antecedenten zulke veronderstellingen eenigszins kunnen wettigen.
Het boek ondertusschen, waarvan 100.000 exemplaren, naar men zegt, in Duitschland verkocht zijn, het boek gelijk 't is, prettig van vorm, ijselijk van inhoud, openbaart den verbijsterenden graad van gevoelloosheid, verstomping, hardvochtigheid, gewetenloosheid, verwildering, tot welken het hedendaagsche menschdom afzakt of dreigt af te zakken. Er was een tijd, geen twintig jaar geleden, dat een soldaat te velde, die een kip roofde, een appel stal van de burgerlijke bevolking, riskeerde gefusilleerd te worden. Op plundering, brandstichting, moord en schoffeering stond de doodstraf. Legeraanvoerders die het civiele element terroriseeren wilden, zochten nog voorwendsels om hun geweten te sussen; de franc-tireurs. En de neergeschoten of gespietste zuigelingen, wier namen en leeftijd gegrift staan in de rots van Dinant, werden de getuigen eener civilisatie, die verloochend was door geweldenaars.
Een satanisch gespuis is bezig deze humaniteitsbegrippen te sloopen en bezig om ons aan de slooping te wennen. In een luwen zomernacht vaart een Engelsche vloot van talrijke en heimelijk gebouwde lucht-dread-noughts over het Kanaal en verschijnt met den dageraad boven het ontwakende, overrompelde Parijs. Ze zijn zoo bewapend en toegerust dat de Fransche verdedigers geen oogenblik vat hebben op de aanvallers, die boven de stad defileeren als bij een parade. Ze zijn bemand met louter sympathieke jongens, charmant, welopgevoed, een beetje verliefd, kranig en bezield van den offervaardigsten korpsgeest. Ware ridders, echte gentlemen, uitstekende kameraden, die tranen storten voor een gewonden makker. Doch bij die brave, aantrekkelijke borsten, weggeloopen uit een geïllustreerd tijdschrift voor den Britschen huiselijken haard, verdwijnt elk spoor van ridderlijkheid, van menschlievendheid, van beschaving, zoodra zij zweven boven Franschen grond. Deze beleefde, sentimenteele lieden, die een sjaal zullen schikken om de schouders hunner gezellin wanneer het even tocht, die een nurse met haar kinderwagen zullen te hulp schieten bij een drukken overweg, die geroerd zijn door een hond die met den stok krijgt, overstelpen koelweg een agglomeratie van vier millioen menschelijke wezens, plus hunne huisdieren, met vloeibaar vuur en verstikkende gassen. Zij roosteren duizenden wiegen, duizenden vrouwen, duizenden grijsaards, zieken en weerloozen, duizenden onschuldigen zonder dat één seconde de gedachte in hun hersens opflitst, dat zij in hunne ongenaakbare machines verfoeilijker zijn dan alle Herodessen, alle Nero's, Attila's en Tamerlan's, die de infernale keerzijde der menschelijke natuur in den loop der eeuwen voortbracht. Zij verzetten een hefboom die de brandbommen loshaakt, zooals zij een blikje sardines openen, zooals zij een deurknop omdraaien. Het laat hun totaal onverschillig wat er beneden voorvalt. Op het punt dat Parijs heet concentreeren zij
in weinige minuten een som van leed die grooter is dan al het leed dat aarde, hemel en mensch in honderden jaren hebben uitgestort over dezelfde plek, zij ontrukken aan de daar vergaderde menschheid den verscheurendsten smartkreet die ooit van onze planeet opsteeg naar het uitspansel, zij condenseeren in een korte spanne den vervaarlijksten doodssnik die ooit geslaakt werd onder de sterren, en zij bedrijven deze onbeschrijfbare euveldaad met minder schroom, met minder aandacht dan wanneer zij een microben-kolonie in een bak water zouden uitroeien met een druppel chloor. Geen sprankje medelijden voor de vlammende toortsen van moeders en kinderen, geen vleugje aarzeling bij het volvoeren eener misdaad welke nergens kan worden uitgeboet, geen zweem van spijt, huiver, wroeging voor, tijdens of na den aanslag, die alle princiepen omverwerpt waaraan het menschdom vanaf de prehistorie geloofde of naar welke het trachtte. Wanneer de manschappen na de uitbranding en uitzwaveling van Parijs met onbeduidende verliezen naar hun loodsen terugkeeren, gaan zij smakelijk lunchen en een verkwikkend dutje doen!
Zonder te wanhopen aan onze voornaamste redenen van bestaan kunnen wij niet aanvaarden, dat de gebeurtenissen aldus zullen plaatsgrijpen. Wij kunnen echter slechts vertrouwen op een misrekening, op een providentieele tusschenkomst, op een tegenslag voor de aanvallers. Onze persoonlijke opinie daarover is evenwel van bijkomstig belang tegenover het domineerende feit, dat majoor Von Helders een fictie verzon, waarvan men terecht mag meenen, dat enkel een college van baarlijke duivels haar kan uitbroeden en dat hij zijn geval verzwaarde door een waarlijk duivelsch verzinsel af te schilderen als de gewoonste zaak der wereld. Ook bij hem zult gij tevergeefs zoeken naar een woord van protest tegen een zoo monstrueuze schennis van alle goddelijk en menschelijk recht, tegen een zoo doemwaardige verzaking van alle goddelijk en menschelijk recht, tegen een zoo doemwaardige verzaking van alle humane beginselen.
Tegenover een misdaad en een ramp, die beiden even ongehoord zijn, blijft de auteur onpartijdig, objectief. Hij praat niets goed, hoewel men op verschillende bladzijden zou zeggen dat hij smult van zijn schilderingen. Maar hij keurt ook niets af. Niet het flauwste teeken van verwondering, van ergernis, van beklag, van barmhartigheid, van verdriet voor de verraderlijk overvallen Stad, voor de honderdduizenden menschen die als ongedierte worden uitgeroeid; geen lettergreep vertoont eenige deelneming bij den schrijver, of suggereert een greintje erbarming bij de lezers. Majoor Von Helders is onvermurwbaar voor de gemartelden. Wanneer hij beproeft ons op te wekken om een traantje weg te pinken, dan doet hij dat uitsluitend voor de eventjes geschramde beulen!
Zoo is de gruwzame mentaliteit van een boek dat in tegenwoordigheid van alle naties verbrand behoorde te worden op een plein te Genève. Het insinueert de noodlottigste en de afzichtelijkste gedachtenvormen. Het maakt ons vertrouwd met evenementen en eventualiteiten, die een eeuwigen vloek zullen afschreeuwen over de aarde en over het menschdom, wanneer zij zich ooit verwezenlijken. Gluiperig en geniepig bereidt het ons voor op een onverdraaglijke tragedie en leert ons om niet te kikken, om de tergendste eerloosheden te slikken met stalen gezichten. Tot hoever is majoor Von Helders zich bewust van zijn verantwoordelijkheid? Ik ben geneigd om te veronderstellen dat men hem vergeven moet, omdat hij niet weet wat hij doet. Dit verandert niets. Het neemt vooral niet weg dat de wanschapenheid van zijn gemoed en zijn denken een normale klankbodem vonden bij zijn landgenooten. Onder de verschijnselen die komende mogelijkheden aankondigen, is dit het onheilspellendste; nergens uitte men eenige verontwaardiging over de essentieele proposities van Luftkrieg 1936, behalve in Frankrijk, welks hoofdstad tot schietschijf en mikpunt dient.
[verschenen: 17 augustus 1933]