Groote Manoeuvres
[Parijs, 15 of 16 juli 1933]
Het Pact der Vier is geteekend zonder het ceremonieel en de staatsie welke Mussolini zeer gaarne aan de formaliteit had toegevoegd om den luister van zijn bewind te verhoogen. Maar Daladier heeft hem deze zelfvoldoening moeten weigeren. Op verschillende stille wenken om een plezierreisje naar Rome te doen, waar hij met de grootste hartelijkheid begroet zou worden, liet hij antwoorden dat hij tot zijn spijt verhinderd was om aan de vriendelijke invitatie gevolg te geven. Zijn lever en zijn spijsverteringsorganen riepen hem naar de bronnen van Vichy. Zij wilden geen weekje wachten.
De uitnoodiging was in zooverre indiscreet en opdringerig, daar Mussolini uitstekend wist dat Daladier haar onmogelijk kon aannemen. Een premier der Fransche Republiek begeeft zich niet naar de Eeuwige Stad in het jubeljaar 1933, omdat hij het Vaticaan noch kan negeeren, noch kan vereeren met een bezoek zonder zijn medeburgers te krenken in hun geloovige of ongeloovige overtuigingen. Een Fransch premier gaat niet naar Rome, wijl het hem mishaagt om glans te verleenen aan een onderneming, welke het centrum en de leiding der diplomatie onttrok (om niet te zeggen ontronselde) aan Parijs - zij 't dan ook voor korten tijd, en zij 't dan ook voor een Pact dat den vrede belooft voor tien jaar, welke door het Kellogg-Briand-Pact beloofd werd voor eeuwig.
Ten derde wenscht een Fransch premier Rome te vermijden wanneer hem wordt medegedeeld, dat hij op hetzelfde feest den Duitschen Rijkskanselier zal aantreffen. Een Hitler en een Daladier hebben elkaar voor 't oogenblik werkelijk niets te vertellen. Het vluchtigste contact zou onmetelijke beroeringen veroorzaken en aanleiding geven tot interpretaties welke Hitlers positie evenzeer zouden versterken als zij Frankrijks positie zouden dynamiteeren. Een protocollaire handdruk tusschen Daladier en den chef der hakenkruisers kan door meer dan honderd millioen Europeanen opgevat worden als een blijk van het zwartste verraad, van de onvergeeflijkste trouweloosheid, van de lammenadigste zwakte. Het is reeds mooi genoeg dat Frankrijk, tegen heug en meug, om erger te voorkomen, om Mussolini niet af te stooten, plaats neemt in een vierbond, die gefilterd, gedistilleerd, gesteriliseerd nog zooveel gif en dubbelzinnigheid behoudt. Het is waarlijk te veel gevergd van een Franschen premier om daarenboven, door zijn persoonlijke aanwezigheid bij de onderteekening van een afgetroggeld document, nog een extra-veer te zetten op den hoed van den Duitschen heerscher, die wegens de universeele lakschheid reeds zooveel onbegrijpelijke successen boekte.
Ten laatste is de veronderstelling geenszins ongewettigd dat Daladier de geheele Romeinsche comedie geen reis waard achtte en vond dat hij haar even goed in de bioscoop kon zien. Sinds er sprake is van een Vierbond hebben de Pacten zich vermenigvuldigd als een stuk vuurwerk waarvan de eene lont zelfrichtend de andere ontsteekt. Hoe minder de naties het eens zijn en hoe minder kansen er bestaan dat zij zullen accordeeren, hoe meer verdragen men sluit. Eertijds was een verdrag een uiting van vertrouwen, voor onze tijdgenooten werd een verdrag een symptoom van achterdocht. De een assureert zich. De ander neemt een contra-assurantie. Tegen de herverzekering wordt een nieuwe dekking gezocht. Elk Pact werd als een cheque over welks provisie men grondigen argwaan koestert en die men liever aan een derde endosseert dan hem te verzilveren. Zoo bouwden de Amerikanen wolkenkrabbers zonder één cent uit te geven. Het systeem is vernuftig, het is wonderbaarlijk, maar te midden van de stapels papier blijft men snakken naar een eenvoudigen rood-koperen duit. Wat beduiden al die Pacten, aangegaan onder de paskwilligste voorwendsels, als ‘de definitie van den aanvaller’? Pact tusschen de Soviets en hun buren. Pact tusschen de Soviets, Turkije en de Kleine Entente. Pact tusschen de Soviets en Lithauen. Nauwelijks zijn ze gesigneerd of ze roepen nieuwe te voorschijn: Pact van de Zwarte Zee, Pact tusschen de Soviets, Italië, Turkije. Balkan-Pact. Wat is hun basis? Er wordt geen kogel minder om gegoten in Europa. Wat voor reëels behelzen zij, wat voor nuttigs en tastbaars? Terwijl de Fransche gezant het Pact der Vier teekent, decreteert een Parijsch minister ruïneuze contingenten op de Italiaansche producten. Waar ligt het zwaartepunt, waaromheen zich de chaos moet regelen? Maar men vecht juist om dat zwaartepunt en provisorisch vecht men met Pacten! Wat is hun toekomst? Als in een gedrang drukken zij elkaar dood; de kwade annuleeren
de bewegingsvrijheid der goede, en hopelijk omgekeerd. Doch goeden en kwaden binden zij aan handen en voeten. In compacte drommen, waar slechts een schot hoeft te klinken om paniek te verwekken en de samengesnoerde razernijen te ontbinden, schuifelen zij in een ordelooze orde naar een onbepaalbaar doel, waar niets meer ‘halt’ gebieden kan dan de honderd-vijf groote bombardeerders die in den stormachtigen morgen van 14 Juli voor onze gerustheid geëvolueerd hebben boven Parijs.
Ondertusschen pelgrimde Enoch-Moïsseïvitch - Wallack-Meer - Finkelstein Litvinoff, bijgenaamd Papacha, van hoofdstad tot hoofdstad als een voortvluchtig bankier. Op plotselinge, raadselachtige wijze vond hij genade bij Ramsay MacDonald, hoewel Sir Deterding geldt als beschermheer van Hitler en als aartsvijand van Moskou. De gunsten der City evenwel volstonden hem niet en met Daladier, die aan 't hoofd der Fransche delegatie een speciale visite afstak in de Londensche Soviet-lokalen, was hij nog lang niet uitgepraat. Hij toog dus naar de Ville-Lumière welke hij van oudsher kent. Daar werd hij op 18 Januari 1908 gearresteerd onder den naam van Wallack-Meer als een der bandieten die een aanslag pleegden op een bank in Tiflis en met revolvers 32 bedienden vermoordden. Hij mag zijn jubileum vieren. Want precies 25 jaar daarna wordt Zijne Excellentie plechtig ontvangen door Daladier en op zijn weg presenteert de Garde de wapenen. Wanneer echter alle wortelen van zijn stamboom door zorgzame handen worden blootgewoeld, het bleef een diep geheim wat er tusschen beide excellenties bedisseld is.
Er loopen des te meer geruchten, waarvan sommige hardnekkig zijn en goed ter been. Van meetaf heeft Rusland het Pact van Vier gewantrouwd daar het met wrevel de Europeesche zaken beredderd zag buiten zijn medewerking. De Soviets moesten zich echter schikken evenals Frankrijk, evenals Polen. In vliegende haast redigeerden zij een aantal polissen van contra-assurantie en spanden een keten van Pacten langs hun grenzen. Doch wat broeit er in Warschau dat mokt tegen Parijs, in Warschau waarmee de Russen pas een precairen modus vivendi bedongen hadden? Onder een glimlach van Adolf Hitler neigden de Poolsche harten naar Berlijn. En wat bekonkelt daar Alfred Rosenberg, de occulte regent der Wilhelmstrasse? Wat voert deze Baltische burger in zijn schild, die uitgejouwd is door de Londenaars doch heimelijk en minzaam ontvangen werd door Sir Henry? Men fluistert dat Rosenberg en de Duitsche Generale Staf nog steeds peinzen over de verovering, de vernietiging en de koloniseering van het onmetelijke, averechts beheerde Rusland. Vroeger reeds polsten zij Parijs over dit plan en vingen bot. Zij kunnen 't echter niet uit hun kop zetten. Voor de luchtspiegeling van een driedeelig rijk dat Lithauen, Polen en een brok van Qekraïne kan omvatten, met Warschau als hoofdstad, zouden zij trachten het gouvernement van Pilsudski over te halen tot een gemeenschappelijke actie tegen de bolsjewisten. Het beraamde Polen zou reiken van Memel tot Odessa. Alle hangende kwesties (Corridor, Wilna, etc.) zouden automatisch geregeld zijn.
En ziedaar de reden waarom ieder Pacten teekent, van de Oostzee tot de Dardanellen. Waarom Litvinoff den Vrede aanroept als een banale bourgeois. Ziedaar ook wat de pacten waard zijn: geen retourtje naar Rome met 80% reductie op de Italiaansche spoorwegen als voor paartjes op de huwelijksreis. Hoe lang immers is het geleden dat Warschau een non-agressie-Pact aanging met de Soviets? Geen jaar. Werd het Rapallo-verdrag tusschen Berlijn en Moskou niet kortelings verlengd?
Daladier overweegt dit feuilleton, dat vervolgd wordt, doodkalm naast een glaasje water, en de kranten publiceeren griezelberichten over de boeren daarginds die van honger de kinderen slachten en pekelen voor den winter. Wij, wij murmelen met Arkel uit Maeterlinck's Pelléas et Mélisande: Si j'étais Dieu, j'aurais pitié du coeur des hommes.
[verschenen: 10 augustus 1933]