Cosmopolis
Parijs, 3 Juli [1933]
Er is voor het eerst sinds vier jaar weer een atmosfeer om de stad, waarin men de notie kan verliezen van zorgen en kommer. Wie 's avonds door de Champs-Elysées rijdt, komend uit het Bois de Boulogne, waant, verplaatst te zijn naar de Tuinen van Armida, of de ware Elyseesche Velden, beide bezongen door Gluck. Hier zou men met Novalis kunnen wenschen dat nooit een morgen weder opging. Welk een gedicht en welk een muziek, deze kilometer-lange omlooverde baan, van den Triomfboog met zijn hooge kroon van getemperde glans, langs de nieuwe kristallen licht-fonteinen van Lalique, tot aan de stralende Obelisk van Ramses II op de Place de la Concorde! Welk een meesterwerk van vervloeiende tinten, van gesluierde kleuren, groen en rood, van gedempt rumoer, is deze dagheldere nacht! Nergens schijnt zoo de volle maan als hier de electriciteit. Niet meer malefiek, hard en kil, zooals Lawrence haar nog gevoelen moest, als flitsen die de duisternis verkrachten, maar zacht neerzijgend uit de donkere lucht als de verborgen glimworm uit het lommer, zoel en stil, week als het roomige schijnsel van waskaarsen, milder dan de zon en even bloeiend, vertrouwd voor de oogen en het hart. Waar wordt kunstlicht zoo natuurlijk, zoo evenwichtig, alsof het is voortgebracht door den nacht zelf? Waar werd het mechanische, het moderne en alles wat leek te vloeken met onzen innerlijken aard, zóó menschelijk, zóó harmonisch? Welk een schoonheid! Welk een evenredigheid tusschen de eeuwen der Egyptische zuil, der gebeeldhouwde Paarden van Marly, der paleizen van Gabriël, der geruischlooze automobielen, der sproeiende waterbekkens! Motoren en monumenten vertolken dezelfde melodie. Waar kan men zinrijker droomen dan in deze enclave van volmaaktheid? Lijkt ergens de beschaving kostbaarder en ligt ergens het geluk zóó na in menschelijk bereik? Men moet zich geweld aandoen, te gelooven, dat tien straten verder de kranten haar telegrammen ordenen,
welke over de kabels spoeden als langs de draden van schikgodinnen.
Gedurende de korte weken, welke het interval spannen tusschen lente en zomer, hebben de beroemdheden der gansche wereld zich verzameld rondom dit magnetisch punt. Prestige van Parijs! Wat zou de Ville-Sirène zijn zonder de halfgoden van het menschdom, aanvliegend als trekvogels naar een vuurtoren? Een leeg eerste-rangs-hotel, dat zijne gasten wacht. Maar wat zouden de celebriteiten zijn der geheele planeet zonder het applaus der lumineuze stad? Als onvoltooide symphonieën, waarvan men nimmer meer de ontbrekende bladzijden betreurt. Als adepten, wien de hoogste graad der inwijding ontzegd is. Wederzijdsche afhankelijkheid. Zooals Mazarin zei: ‘Frankrijk heeft den vrede noodig, maar de vrede heeft Frankrijk noodig’, zou men kunnen herhalen: Parijs kan niet buiten den roem, maar de roem kan niet buiten Parijs. Tracht u de aarde voor te stellen zonder dezen toetssteen, zonder dezen stimulans. Soms doe ik het, maar het is mij, alsof de vijf continenten vervallen tot stof en asch: Dies irae, dies illa!
Zelden waren de geroepenen talrijker en veelsoortiger dan dit voorjaar. Zelden recipieerde Parijs royaler, uitbundiger, onbekrompener. Russen, Spanjaarden, Mexicanen, Duitschers, Italianen, Hollanders, Amerikanen, Engelschen, Grieken, Oostenrijkers, etc. Hansworsten en geleerden, virtuozen en kunstenaars, goochelaars en wonderdoeners, er was een publiek voor ieder, op straat en in een zaal. Ramon Novarro is in de bloemen gezet als een heiligen-beeld in de Mei-maand. Bij zijn hotel en aan den schouwburg werd hij dagelijksch opgewacht door troepen aanbidders. Met de uitnoodigingen, welke hij ontving voor de déjeuners, thee's, diners en soupers, had men de keuken van het Leger des Heils een maand lang kunnen proviandeeren. Greta Garbo, die zich vermomd had in Engelsche oude vrijster, is zeven dagen achternagezeten door de pers als een hert door een bende honden. De blonde Marlène Dietrich, uitgestapt in de decadente mans-kleeding en met den bril van een modern poeetje (‘om zich onherkenbaar te maken’) heeft met het eclatantste seks-appeal banketten gepresideerd, bals, wedrennen en soirées. Op de afscheidsvoorstelling van Cécile Sorel autografeerde zij honderden programma's in hare loge en eclipseerde de Fransche diva. De Duitsche bariton-tenor Richard Tauber, die zijn zang-partij kauwt als een reusachtig stuk chewing gum, overmeesterde tegelijk de bioscoop, de gramofoon, de concertzaal, den schouwburg (met Dreimädlerhaus) en legioenen vrouwenharten. Voor zijn antipode Tito Schipa bleken de grootste zalen te klein. De Trans-Alpijnsche acteur Petrolini is gehuldigd als de genius van het blijspel. Waar Argentina danste, hijgden de kalmste toeschouwers om haar zwierende japonnen. Lupe Rivas hypnotiseerde met een kakelbont, schreeuwerig, gepeperd en pathetisch Mexico. Voor haar genoodigden en voor het plezier, op echte planken een hoofdrol te vervullen, betaalde Ganna Walska, beladen met smaragden en diamanten, altijd
even onuitputtelijk rijk en even geadoreerd, één enkele uitvoering van Pelléas et Mélisande. Paderewski, bekeerd anti-semiet, speelt ten bate van de vervolgde Joden, die het Parijsche steun-comité elken dag 25.000 franc kosten. De Grand Opéra niettemin geeft Wagner in het Duitsch, met Duitsche solisten en voor stampvolle zalen. De Berlijnsche Philharmonie onder Furtwängler kon ongestoord musiceeren, hoewel men aan ingangen traktaatjes verspreidde tegen Hitler; in Januari reeds waren de plaatsen uitverkocht. Mengelberg en het Concertgebouw triomfeeren in de Salle Pleyel. Twee Russische Balletten erfden de nalatenschap van Serge de Diaghilev. Het eene mimeert een athletische, krampachtige heil-gymnastiek; het andere hield de herinneringen in eere van Pavlova en Nijinski. Beide danken een gelijk succes aan de excentrieke of schilderachtige décors en costuums, aan een overdaad van onnavolgbare sterren. Doch de nieuwe muziek van Kurt Weil, wiens Jasager en Mahagonni verleden jaar een oogenblikje geniaal leken, werd in de Zeven Hoofd-zonden ongenadig afgekamd.
Men duizelt ervan. En ik vergeet tientallen in den cosmopolitischen hoop: Russische en Weensche Opera's; dirigenten, violisten, zangeressen, pianisten van alle volkeren; acht internationale militaire muziek-corpsen (waarbij de Hagenaars) die onder ovaties door Parijs marcheerden en in de kiosken van alle tuinen een ontelbaar publiek verrukken met melodieën van hout en koper; wedstrijden van racebooten en automobielen, gewonnen door Italianen; de theaters overrompeld door Joden-stukken van Joden-auteurs en pogrom-geschiedenissen, waarvoor men den pittoresken naam bedacht van exhibi ... sionisme; ten laatste een evenement dat meer sensatie veroorzaakte dan de hoozen van kunst: de groot-industrieel Thyssen, driemaal geoorvijgd door een Duitschen landgenoot in een palace der Champs-Elysées, omdat hij met luide stem uitflapte, dat de pret voor de Duitsche ‘smouzen’ pas begonnen was, dat ook de Fransche jidden verjaagd moesten worden en dat Hitler dit werkje zou overnemen, als er in Frankrijk niemand gevonden werd om het op te knappen! Ik ben het eens met hen, die meenen dat Thyssen zijn oorvijgen niet gestolen heeft.
Waar bleven tijdens dit babelsche feest de Parijsche inboorlingen en wat deden zij ondertusschen? Zij gaven een Liefdadigheids-gala voor den ongeëvenaarden dichter Paul Fort, die gebrek lijdt met zijn tien kinderen. Een jonge dame verovert de strijkjes der wereld met het deuntje Couchés dans le foin, doch de beroemde Opéra Comique maakt haar budget sluitend met de operette Frasquita van Franz Léhar. Citroën haakt aan den Eiffel-toren het monumentaalste horloge van het heelal (20 meter doorsnede), dat de minuten en de uren aanwijst met rijen van gloeilampen, welke door een gesynchroniseerden motor worden ontstoken en uitgedoofd. De imperialistische Rudyard Kipling, ongenaakbaar misanthroop in Engeland, jolly good fellow op de Riviera, wordt gekozen tot lid der Académie des Sciences morales, omdat men hem vanwege de statuten niet kan kiezen in de Académie Française. Hij publiceerde juist zijn Fransche mémoires: ziedaar een Brit (daar zijn er niet veel) die het Fransche volk begrepen heeft en die het beminnen kan, omdat hij het begrijpt. Sommige bladzijden dezer gedenkschriften, aangrijpend, sober en waarheidslievend, zijn een boek waard.
Om te eindigen met een symbool: D'Arsonval die temidden van dit Saison de Paris zijn diamanten jubileum vierde van geleerde, vertoonde in een laboratorium, ruim als een vliegtuigloods, een electrische vonk van 3.000.000 volt. De condensators waren veertien meter hoog. De operateurs en de toeschouwers droegen zwarte oog-glazen en zaten in ijzeren kooien, om zich te beveiligen tegen den kunstmatigen bliksem. De ontladingen flitsten als hemelvuur en ontploften als een bombardement van kanonnen.
Het symbool? Parijs dient als achtergrond. Maar het levert de vonk.
[verschenen: 26 juli 1933]