Een Dubbelganger
Parijs, 12 Juni 1933
Er zijn ingrijpende veranderingen aangebracht in het Fransche luchtwezen sedert den dag dat het departement der aviatiek werd opgedragen aan Pierre Cot. Men heeft getracht dezen jongen minister, vertegenwoordiger der zeer intellectueele, zeer ondernemende generatie van 1920, levend te begraven onder spotrijmpjes en schotschriften, toen hij op 1 Februari de leiding nam eener zaak waarvan hij niet het geringste verstand had.
Dat is om beter te leeren, antwoordde Cot, grinnikend achter zijn hoornen bril, aan een interviewer die zijn tekortkomingen aanroerde. Hij bleef soupeeren in de Rue Victor Massé, halverwege Montmartre, bij de hupsche Mère Nini, geboren te Marseille en specialiteit in Provençaalsche vischsoep, die de sympathieke klanten door de haren strijkt, als zij goed geluimd is, of de klanten minister zijn of niet. Een enfant terrible onder de journalisten ving daar gesprekken op, noteerde en drukte ze. Ieder ander dan Pierre Cot zouden ze hebben aangemaand tot voorzichtigheid.
Hij stak de complimenten schertsend in zijn zak en ging zijn gangetje. Om zijn Italiaanschen collega Italo Balbo het land op te jagen liet hij aankondigen, dat een vloot van honderd Fransche vliegtuigen een rondvlucht zou doen langs de Oude Wereldzee en over Afrika. Een etmaal nadat het bericht gelanceerd werd begonnen de machines van lieverlede te slinken tot 75, tot 50, tot 25 en vandaag blijft er niet één. Het idée bleek maar een mop; een duiveltje met de facie van Cot dat uit zijn doosje sprong. Misschien was zelfs de heele geschiedenis, welke ten slotte Cot het land opjoeg, verzonnen door een grappenmaker die materiaal wilde verschaffen aan libellisten.
De minister kwam in opspraak, als de echtscheidende Sacha Guitry, als Cécile Sorel, die gaat debuteeren in een music-hall, als de 63-jarige Mistinguett, als een bioscoop-ster. Was de Luchtvaart een Jan-Klaassen-kast geworden? Om Balbo en Goering te evenaren leerde Cot piloteeren. Hij poseerde in de voordeeligste houdingen voor de fotografen. Dat gaf een nieuwe film van schimpscheuten op het thema: welk een aansteller! Toen twee vliegtuigen bij officieele proefvluchten te Villacoublay voor zijn voeten neerstortten (één doode), heette hij de pech-brenger, de ongeluksvogel. Een klein half jaar evolueerde de aviatiek in de sfeer eener operette, waarvan de auteur Aristophanes kon zijn, en waarin de rol van Alcibiades gespeeld werd door Pierre Cot. Dit was Atheensch en Parijsch. Haute voltige met een litterair tintje à la Paul Morand en Jean Giraudoux. Acrobaten volbrengen hun toeren ernstig. De letterkundigen, aan wie Cot verwant is, doen ze met een glimlach. Men kon dat kranig vinden. Men moest echter een stevig vertrouwen hebben om het geruststellend te achten. De fanfares van Balbo en het zwijgen van Londonderry zijn in ieder geval imposanter.
Doch ook een ongeluksvogel zingt gelijk hij gebekt is. Achter een decor, luchtig, criant en houterig als van moderne balletten, voltrokken zich de ingewikkeldste, de dringendste, de nuttigste hervormingen. Onder vorige ministers hadden sommige opmerkzame en voorzienige critici tevergeefs geobserveerd, dat de Oostelijke luchtbases vlak bij de grens lagen, onder bereik van een invaller, onder bedreiging eener overrompeling. Pierre Cot verlegt ze naar achteren, ver genoeg in het binnenland om de machines uit de hangars te halen en te laten opstijgen, wanneer een vijandelijke raid wordt aangekondigd door de microfoons. Hij redt de nesten, de jongen en het broed, die met zooveel klem gesignaleerd waren. Men kan erop loeren, men kan ze nog uitroeien. Doch niet meer zoo gemakkelijk.
Gelijk de meesten zijner ontwikkelde tijdgenooten had Pierre Cot de werken gelezen van den Italiaanschen tacticus Douhet die beweerde dat de toekomst-oorlogen gewonnen zouden worden door het vliegtuig, zonder dat leger en marine tijd hadden om een schot te lossen. Cot verdiepte zich niet in de uitvoerbaarheid van dergelijke theorieën. Hij discuteerde er zelfs niet over. Vanaf het moment dat zulk een theorie wordt aangehangen moet men er zich naar inrichten, want slechts 1% welslagen staat gelijk met een verwoeste stad, met een uitgemoorde bevolking, met een paniek. Hij onderving Douhet's tactiek dus, die vandaag geprofesseerd wordt door Balbo. Hij paste er zich bij aan.
Tot 1933 had de Fransche militaire luchtvloot, hoe ongeloofelijk dit ook moge klinken, geen commando, geen statuut, geen organisme en nauwelijks een organisatie. Een deel hoorde bij de zeemacht, een ander deel bij het landleger, waarmee de vliegtuigen coöpereerden. Van 1918 af krakeelden admiraals en generaals over de credieten en de effectieven die hun werden toegewezen, gristen elkaar manschappen en toestellen af, twistten over de gevechtsvoering, en pagaaiden in een rommelzooi. Wegens een onontwarbare verstrengeling van verplichtingen tusschen meerderen en minderen, zooals die groeien onder wapenbroeders, wegens een menigte andere psychologische oorzaken, en ook om redenen van nationale defensie, konden geen van beide Staven een twist staken welke zij in hun hart betreurden als noodlottig, kinderachtig en doelloos. Verschillende ministers gebruikten hun invloed om de scherpste hoeken af te ronden, doch ternauwernood was het eene geschil beslecht of het andere ontbrandde. Om de fatale uitvloeisels van dat gewrok en gemier zooveel doenlijk te minimiseeren had men in 1928 weliswaar een autonoom korps van bombardeerders opgericht, doch de instelling, gesaboteerd door Leger en Vloot, functionneerde onbevredigend, kwijnde weg door haar isolement; in plaats van de angsten te stillen bij hen die in een goede représaille-vloot de aangewezen, de eenig mogelijke repliek zagen op de fantasieën van Douhet-Balbo, verhoogde zij hun kommer, hun beklemming. Men wanhoopte aan een arbiter, men riep reeds om een sterken man, toen Pierre Cot de portefeuille ontving van het zwakste en onervarenste der departementen. En wellicht spotte men niet alleen in Frankrijk met den nieuweling die door La Mère Nini joviaal ‘een communicantje’ genoemd werd. Maar, terwijl de aannemeling oogenschijnlijk debuteerde als een nar over wiens grillen en grollen men tot den vroegen morgen kon snateren, bevrijdde de minister de Fransche aviatiek van boeien die
geen enkel zijner voorgangers, noch Eynac, noch Painlevé had kunnen of durven breken. In een handomdraai schiep hij L'Armée de l'Air en begiftigde het vliegende wapen met dezelfde onafhankelijkheid als de Armée de Terre en de Marine genieten. Het gebeurde haast ongemerkt; men vergat te applaudisseeren bij een emancipatie welke Frankrijks territoriale onschendbaarheid vertweevoudigt. Er staat voortaan een permanent gemobiliseerde afweer klaar, die iedere minuut kan uitrukken naar elke windstreek. Bom voor bom; stad voor stad.
Een kennisgeving verwittigde de Admiraliteit en het Legerbevel, dat hun alle zeggingsschap over de aviatiek onttrokken was. Een andere kennisgeving meldde de benoeming van een oppercommando van de strijdkrachten ter lucht, de installeering van een Generalen Staf. Met denzelfden eenvoud, doortastendheid en air van nonchalance alsof 't de gewoonste zaak der wereld was, abordeerde Pierre Cot het probleem der handelsluchtvaart.
Op een dag dat zij er 't minst aan dachten, ontvingen de vijf maatschappijen die van Frankrijk uitzwermen over Europa, Afrika, Zuid-Amerika en Azië de ministerieele uitnoodiging om te fusionneeren tot één lichaam. Cot had geen bezwaren tegen hun beheer, of tegen hun exploitatie, die regelmatig was en op een prachtig veiligheidscoëfficiënt mocht bogen: één doodelijk ongeluk op vijfmaal den omtrek der aarde. Het leek den minister evenwel dat een unieke leiding voordeeliger kon werken dan vijf versnipperde directies. Hij vond het overbodig dat twee lijnen, behoorend tot dezelfde natie, elkaar beconcurreerden op hetzelfde traject met penningen van den belastingbetaler. Hij becijferde dat de bijdrage van den Staat, welke voor allen tezamen 185 millioen bedroeg, kon gereduceerd worden tot 155 millioen, wanneer Air-Union, Farman, Cidna, Aéropostale en Air-Orient zich vereenigden onder een firma-naam die zou luiden Air-France. Deze sonore, korte en dichterlijke samenvatting bracht niemand van de betrokken en getroffen personen in den zevenden hemel, maar de regeeringssubsidie voegde aan de elegantie van Cot's uitnoodiging een zeldzame kracht toe. Men protesteerde natuurlijk. Men liet enkele kranten marcheeren. Men beschuldigde den minister, dat hij de handelsluchtvaart wilde inlijven bij de staatsmonopolies; dat hij de Fransche maatschappijen overleverde aan Engelsche financiers; dat hij bankiersbeslag liet leggen op ondernemingen, die tot heden onberispelijk en goedkoop haar zelfstandigheid bewaard hadden. De civiele luchtvaart verdedigde zich veel hardnekkiger dan de militaire en de navale, hoewel ik geen bijzondere meening heb over de draagwijdte harer argumenten, de gegrondheid harer verdenkingen. Maar eensklaps vernam men, dat de fusie verwezenlijkt was. Niemand begreep er iets van, noch de eigenaars, noch de aandeelhouders. Alles was onklaar en geheimzinnig in de operatie, behalve haar resultaat: de stichting
van Air-France, zwermend over vier werelddeelen.
Op deze hervormingen afgaande, de som van enkele maanden werkzaamheid, kan met tamelijke zekerheid worden uitgemaakt, dat Pierre Cot niet de eerste de beste is. Ik voor mij geloof, dat hij 't ver zal brengen. Behalve schranderheid, vernuft en humor heeft hij de magere, ascetische trekken van lieden, die volgens Shakespeare overdadig peinzen en bij wie men een oog in 't zeil moet houden.
[verschenen: 8 juli 1933]