Schlageter
Parijs, 29 Mei [1933]
Om de Franschen te ontnuchteren of te sarren konden Hitler en Goebbels niets geschikters verzinnen dan de nationale hulde, welke zij in den vorm van een tooneelstuk, gespeeld door twee honderd theaters, in den vorm van monster-betoogingen rondom het gedenkteeken op de plaats waar hij geëxecuteerd werd, aanrichten voor Albert Leo Schlageter.
Gesteld dat de Fransche Krijgsraad, die op 10 Mei 1923 zijn eerste doodvonnis uitsprak in de Ruhr, zich vergiste en een onrecht of een dwaling beging toen hij den ‘held en martelaar’ der Nazi's op 26 Mei liet fusilleeren achter het noorder kerkhof van Düsseldorf, denkt gij niet dat een lawaaierige, pompeuse herinnering aan deze misdaad of aan deze fout, het volk dat haar bedreef slechts zal kwetsen zonder noodzaak en zonder profijt? Het dient nergens toe om een buurman met geweldig geraas een blunder onder den neus te wrijven. Dat maakt hem minstens weerbarstig en niemand wint ermee.
Gesteld echter dat de Krijgsraad met volle kennis van zaken een vonnis velde dat, alle omstandigheden in aanmerking genomen, rechtvaardig en onvermijdelijk was, zeker voor de rechters die reglementen toepasten welke de bevolking van het bezette gebied kende. Hoe moet de Fransche opinie, bijna zonder uitzondering solidair met den krijgsraad, de massale demonstraties opvatten, die Schlageter verheffen tot den rang eener Jeanne d'Arc? Als een tastbaar blijk dat er ‘ginds’ nog heel wat hapert aan het evenwicht van zenuwen en geesten.
Laten wij ieder het zijne gunnen en de feiten onpartijdig nagaan. Wat gebeurde er? Eerst vloog de spoorweg van Düsseldorf naar Duisburg in de lucht bij Kalkum; vervolgens de lijn van Essen naar Werden bij het station Stadtwald. Op 20 Maart sprong de tunnel van Kettwig, waardoor toenmaals de treinen liepen die Parijs verbonden met Essen. Op 6 April werd de lijn gedynamiteerd tusschen Werden en Kettwig. Bij elk dezer aanslagen kwamen Fransche soldaten om het leven, wier aantal niet gering moet zijn daar het onbekend bleef. Toen Schlageter gearresteerd werd, beraamde hij de vernietiging der spoorwegbrug van Mühlheim. Bij zijn gevangenneming vond men hem in 't bezit van twee parabellum pistolen, zes mijn-ontstekers, twee tuben vergif en een valsch paspoort dat niettemin de echte zegels droeg der politie van Essen. Het gerechtelijke onderzoek en het verhoor, beide regelmatig afgewikkeld, bewezen onloochenbaar dat Schlageter en zijn medeplichtigen in de nauwste verstandhouding stonden met Dr. Creuzfeld, directeur van het chemisch laboratorium van Krupp, en dat men op 5 Maart in de eigen fabrieken van Krupp besloten had een groep vrijwilligers te stichten, belast met de uitvoering van sabotage en terroristische daden, en de leiding dier groep toe te vertrouwen aan Schlageter, een der fanatiekste vijanden van Frankrijk.
Voor de militaire rechters bestond dus geen zweem van twijfel aangaande de schuld van Schlageter en zijn bende. Zij mogen zich zelfs zonder inbeelding beschouwen als uitermate menschelijk en goedertieren, want de ervaring leert, dat in een dergelijk geval geen enkele mogendheid talmt met drastische maatregelen en dat geen enkele krijgsraad ter wereld mildere straffen zou hebben uitgesproken. Inderdaad, van de Schlageter-groep, die 24 leden telde, werd alleen de leider ter dood veroordeeld; 18 ontkwamen door de vlucht; 6 - Sadowski, Becker, Werner, Zimmerman, Bisping en Kühlmann - kregen gezamenlijk 23 jaren dwangarbeid, welken zij volbrachten in Saint-Martin-de-Ré. De soldaten van het executiepeloton deelden overigens de meening hunner chefs over de gegrondheid van het vonnis. Bij de lijkschouwing bleek, dat 10 kogels van de 12 de hartstreek geraakt hadden van den gefusilleerde. Men moet de beteekenis van dit buitengewoon zeldzame cijfer niet onderschatten. Een executiepeloton is een supplementaire jury. Alleen de chefs weten, hoe hun onderhoorigen mikken, wanneer een uitspraak hun niet bevalt. In de oogen der soldaten was Schlageter een vulgair saboteur. Wanneer gij hun voorspeld hadt, dat hun slachtoffer tien jaar later officieel en op hoog bevel zou herrijzen als onkreukbare nationale held, zijn rechters als barbaarsche beulen en zijzelf als beulsknechten, zouden zij gevraagd hebben, waar het u scheelt. Wijl dit de opinie is van de groote meerderheid der Fransche natie kan men zich een begrip vormen van den indruk, welken Schlageter's theatrale promotie teweegbrengt.
Zoowel het deel van Frankrijk derhalve, dat geneigd zou zijn, ongelijk te bekennen in een affaire, welke men door de verzoening van Locarno waande uitgewischt, als het deel van Frankrijk, dat zich onberispelijk acht in zijn recht, gevoelt zich gekrenkt, ontmoedigd en getergd door het applaus van 200 schouwburgen, de vlaggen der gepavoiseerde kerken, het gebeier der klokken, de apotheose der optochten, redevoeringen, vaandels en muziekfanfares, welke op 28 Mei te Düsseldorf de nagedachtenis gevierd hebben van een man, die dapper was, die moedig stierf, maar die juist door zijn dapperheid en moed in den hoogsten graad de onverzoenlijkheid belichaamde van het hereditaire Duitsch-Fransche antagonisme. Het soort van patriotisme, waardoor Schlageter gedreven werd, is onbekend in de annalen van Frankrijk's geschiedenis en onbevattelijk voor het Fransche gemoed, dat vaderlandsliefde onafscheidelijk acht van ridderlijkheid. Schlageter's methoden toonen te veel overeenkomst met de praktijken van Russische anarchisten en Macedonische comitadji's. Een duel als van de Ruhr, dat door twee gouvernementen geaccepteerd is, mag niet ontaarden in individueele series van sluipmoord. Die zijn ontoelaatbaar. De Duitschers zelf hebben reëele of vermeende ondernemingen van civiele, onverantwoordelijke elementen beteugeld met den brand van dorpen en steden, met massa-executies van gijzelaars, zonder rechtspraak. En Schlageter, hoewel ex-luitenant der Keizerlijke artillerie, opereerde in burger.
Doch zonder verder in te gaan of af te dingen op de eigenschappen en verdiensten van avontuurlijke vrijschutters, noch de Franschman, noch de onzijdige, goede Europeaan kan nalaten, Schlageter's verheerlijking te betreuren als een vooral op dit tijdstip bedenkelijke en afkeurenswaardige aanwakkering der gevaarlijkste passies.
Geen enkele natie bezit een held als Schlageter, wroetend in het duister, in vermommingen, met verdachte middelen, met gesloten vizier; geen enkel volk vereert een held die zoo onvertogen, zoo totaal, zelfbewust, zoo onverholen een incarnatie werd van ondoofbare haat. Van biologisch of ethnologisch standpunt bekeken, is dit merkwaardig en in zekeren zin bewonderenswaardig als de ontembare tijger. Wat kan er echter, wat móet bijna automatisch eruit voortvloeien, wanneer men dergelijke verschijningen plechtig verheft op de altaren des vaderlands? Niets dan nieuwe haat. Niets dan nieuwe verbittering. Niets dan wrijvingen, toekomstige conflicten, tranen, bloed en verwoestingen. Die mentaliteit is den Franschman dermate vreemd, dat hij de apotheose van Schlageter waarneemt met evenveel afgrijzen als verbazing.
Wanneer de schouwburg het uiteinde van den onmeedoogenden franctireur populariseerde, het is veel minder bekend, hoe hij in handen viel zijner tegenstanders. Zijn kameraden hadden weinig reden erop te roemen, want de arrestatie was verre van romantisch; zij pleit noch voor zijn schranderheid noch voor zijn beleid.
Schlageter en zijn groep, die een sectie uitmaakte der ‘Organisation Heinz’ en van Elberfeld uit gecommandeerd werd door Hauenstein (‘de man der twee honderd moorden’, bedreven in Opper-Silezië) hielden hun vergaderingen in het ‘Deutsches Haus’ te Essen. Alle sporen, welke de Fransche geheime dienst sinds weken geduldig gevolgd had kwamen samen in dit café. Op een avond, terwijl de bende bijeen is, treedt een soldaat binnen van een regiment stormwagens, hij installeert zich in de buurt van het strijkje, waar ook de vrijschutters zitten. Op zijn mouw draagt hij het insigne der tolken. In het zuiverste Duitsch zegt hij tot den Stehgeiger: ‘Ik zal royaal zijn als je me Des Meeres und der Liebe Wellen wilt spelen.’ Het orkest zet in, de ‘tankeur’ zwijmelt weg en fluit het deuntje mee. Aan de andere tafel staart men elkaar verstomd aan. Een van de samenzweerders staat op, gaat resoluut naar den soldaat en zegt: ‘Kameraad, ik zie, dat je waarschijnlijk Elzasser bent, net als ik. Hier zijn mijn papieren; ik kom uit Zabern. Als dat zoo is, waarom zou je niet aan onze tafel komen zitten?’ ‘Met alle genoegen’ antwoordt de poilu der chars d'assaut, die een contra-spion was, ‘als de heeren tenminste geen bezwaar hebben tegen mijn uniform.’ Men lacht en schikt zich in een kring. De soldaat wordt uitgehoord over zijn regiment, zijn wapen, zijn officieren en over het laatste nieuws. Een der kameraden maakt aanteekeningen achter een ‘Deutsche Allgemeine Zeitung’.
Temidden van het gesprek stapt een jonge, elegante man binnen met een tamelijk zwaar valies aan de hand; hij voegt zich zonder een woord te spreken bij het gezelschap. Hij wacht kalm het slot af der conversatie. De soldaat neemt een uitnoodiging aan voor overmorgen, betaalt het strijkje; terwijl hij afrekent met den kellner vangt hij de volgende zinsneden op van den zwijgzamen aankomeling: ‘Sadowski, breng dat valies naar mijn huis.... vanavond op de afgesproken plaats.’ Buiten waarschuwt de ‘tankeur’ een collega, die het valies volgt.
Denzelfden nacht sprong een spoorlijn. Doch de eigenaar van het valies, zijn naam en zijn adres konden worden uitgevorscht.
Het was Albert Leo Schlageter die op 6 April, komend van Elberfeld, opgepakt werd met een ander valies. Hij betaalde zijn onvoorzichtigheid met zijn leven. Maar terwijl dozijnen even onverschrokken acteurs van het verwoede Ruhr-drama incognito verkniesden op het eiland Rè en terwijl dozijnen andere ‘helden’ ondergeschikte posten gingen bekleeden in de Hitleriaansche troepen, werd Schlageter het symbool van het ontwaakte Duitschland. Alleen omdat een krijgsraad Thomas Carlyle niet gelezen had die zegt in zijn opstel over Napoleon:
‘Ik ben er niet zeker van, of het niet beter ware geweest dat hij zijn beste artillerie-park had verloren, of dat zijn beste regiment was verdronken, dan dat hij dien armen Duitschen boekverkooper Palm doodschoot.’
Zoo weinig, helaas, baat de geschiedenis. Noch voor de Franschen, noch voor de Duitschers.
[verschenen: 21 juni 1933]