Verjaardag
Parijs, 11 Mei 1933
Het is tien jaar geleden dat La Garçonne aan Victor Margueritte een wereld-naam en aan het Fransche jonge meisje een slechte reputatie bezorgde. Beiden waren onverdiend en in ieder geval ontzaglijk overdreven. Wanneer Frankrijk ooit in dien graad nationalistisch wordt dat het op de Place de l'Opéra een brandstapel aanricht van boeken, dan kan de heele bagage van Margueritte in de vlammen vergaan zonder de minste schade voor de literatuur of voor het geestelijke familie-bezit der menschheid. Dit is het cardinale verschil tusschen een nationalist die dol zou worden in Parijs en een nationalist die op hol slaat in Berlijn: De Franschman zou minderwaardige, onbehoorlijke en onhoudbare kunstenaars uit zijn samenleving verbannen. De Duitscher verdrijft bijna uitsluitend waardevolle, goede en zeer verdedigbare. Dit onderscheid is van essentieel belang voor een juiste appreciatie der toekomst-mogelijkheden welke voorhanden zijn aan beide kanten van den Rijn.
Zulk een Fransch auto-da-fe blijft een zuivere veronderstelling. Men heeft Margueritte weliswaar geschrapt van het Legioen van Eer, doch meer omdat hij als zoon van een generaal, gesneuveld te Sedan, en als patriottisch romancier van 1870, in schoolboeken geciteerd, de onbegrijpelijkste aanvallen richtte tegen de aanvoerders die overwonnen in 1918, veel meer om deze zwenking, welke hemzelf en iedereen in een scheeve positie bracht, dan omdat hij een schuin verhaal schreef met feministische pretenties. Men heeft het woord ‘garçonne’ niet opgenomen in den Dictionnaire der Académie. Bedeesde, onschuldige représailles van oude sokken, zooals de jeugdige helden van Margueritte zeggen. Maar aan het vuurtje dat het boek ontstak liet men den vrijen loop en aan ‘het jonge meisje dat dezelfde gebreken en hoedanigheden bezit als de jonge man’ vrij spel. De auteur die zich beroemde een internationaal type geschapen te hebben, kon poseeren als profeet. Hij werd de reisgids van ‘De vrouw op weg’, drie deelen, en ‘Naar het geluk’, drie andere deelen. Dit jaar viert hij zijn tweede lustrum met ‘Onze Gelijken’ (Nos Egales) en maakt een balans op der verkregen resultaten.
Als hij 't niet zelf zei zou ik het niet gelooven. Er staat echter zwart op wit gedrukt in de bombastische voorrede dezer nieuwe verkondiging dat de twee vrouwelijke hoofdpersonen pionniersters zijn en tot de baanbrekende voorhoede behooren. In hoeverre dit waarheid is dan wel verdichting zullen wij nooit positief weten, evenmin als wij het nauwkeurige cijfer kennen der garçonnes die zich bevinden onder de Fransche bevolking. Doch wij weten voortaan met absolute zekerheid wat Victor Margueritte verstaat onder pionniersters en onder voorhoede. Dat is ruim voldoende om zijn beteekenis vast te stellen. Door een schematische analyse zijner modellen lichten wij den eigen schedel van den schrijver en zien wat er onder zit.
Mikie Fontaine komt op het etensuur binnenstuiven bij haar platonischen vriend, dokter François Montret, professor aan de Geneeskundige Faculteit. Zij heeft de laatste scène achter den rug van haar echtscheiding. Met een list, waar zij als een kip zonder kop inloopt, is zij door haar man op straat gewerkt zonder één cent. Beu van den omgang met haar echtgenoot wil zij niet procedeeren. Zij moet dus een baantje zoeken, daar zij als redactrice der correspondentierubriek van het vrouwentijdschrift Domina (waar lotgenooten haar hart luchten) niet genoeg incasseert om van te leven. ‘Wil je met mij trouwen?’ vraagt de professor, die naar de veertig gaat en met wien zij in toepasselijk costuum een kamp bezoekt van adamieten om zich te documenteeren voor haar rubriek. Ofschoon deze wandeling in de natuur geen van beiden ontsierd heeft (zij is dertig) antwoordt Mikie: ‘Ben je gek?’ Zij wil de genoegens smaken der onafhankelijkheid. Ondertusschen krijgt deze vrijgevochten vrouw haar baantje op dezelfde wijze als de meest ouderwetsche man: door relaties en de protectie van haar dokter.
Zij wordt secretaresse der bioscoop-ster Nadia Toura. Deze professioneele schoonheid bestuurt holderdebolder een slecht gesorteerd vierspan van minnaars. De eerste is een whisky-koning, die het kapitaal levert; de tweede een Perzisch diplomaat die zorgt voor het speldengeld; de derde een kapitein-aviateur, geleerde en uitvinder, die haar aanbidt en dien zij voor 't lapje houdt; de vierde een Spaansch dansmeestertje op wien zij smoorlijk verkikkerd is en die haar amuseert. In dezen harem, welks leden van elkaar onkundig zijn, laveert Mikie als de Barbiers van Sevilla en Bagdad. Of als een kamenierster van het oude répertoire. Dat ware zoo erg niet, wanneer de aviateur zich niet een kogel in de borst schoot. Margueritte evenwel moet ons niet wijsmaken dat een vrouwelijke Figaro en een traditioneele soubrette de emancipatie, den vooruitgang en de voorhoede vertegenwoordigen.
De secretaresse zou nog brieven tikken en minnaars loodsen bij Nadia Toura wanneer zij niet geschaakt werd door den Poolschen pianist Michel Gauz, een der vrienden van de film-actrice. Hij verrast Mikie terwijl zij met zelf-begeleiding van de muzikale zaag (kan het moderner?) een gedichtje zingt van Verlaine. Hij lijmt haar zooals de verleider van 1830 de onnoozele gansjes ving: met het praatje van een vrouw die de plaat poetste en hem ontroostbaar achterliet. Hij ruikt naar sandelhout. Hij doet haar een kostbaar étui cadeau om de zaag te bergen en samen gaan zij op tournée in Duitschland. Ik zie dat van hier: een zaag in de Duitsche concertzalen naast een sonate van Beethoven! Meer dan genoeg om te schreeuwen Deutschland erwache. Doch Gauz is geniaal en Duitschland, waar Margueritte alles magnifique vindt, applaudisseert.
Zooals hij Mikie om den vinger windt, zoo leert hij haar in een paar séances niet alleen de muziek, maar het eenige wat een tienjarig huwelijk haar niet bijbracht. Dat is schering en inslag bij recente litteratoren. Enkele bacchantische bladzijden beschrijven omslachtig deze late openbaring en de achtervolging van de nymf door den faun. De zalige roes duurt tot zij hem betrapt in de armen van een prinses. Dat gebeurt reeds te Berlijn en inmiddels wordt hij nog jaloersch van haar zaag. In plaats van een mensch ontdekt Mikie een banale, leugenachtige gladmuis. Om het sein te geven waarop ‘de nieuwe generatie naar het leven afreist’ achtte Margueritte niemand geschikter dan een vlegel en een ordinairen, oudmodischen ladykiller.
De pianist en de zaag verdwijnen uit het boek dezer ‘créatrice de l'avenir’. Zij keert terug naar Frankrijk en brengt haar zomer-vacantie door aan de Rivièra, onder de rumoerige bende van haar nichtje Gilliane. Dit jonge meisje van achttien verzinnebeeldt den anderen vleugel der voorhoede en de Garçonne No. 2. Zij is de dochter van een groven, potsierlijken export-handelaar, dien zijn kinderen belachelijk maken tot in de intiemste gebreken zijner maîtresse, en studeert voor leerling-mécanicienne om aviatrice te worden. Zij en haar troep Coco's, Piopo's, Doudou's, belichamen de man-vrouw of de vrouw-man, naar gij verkiest. Zij noemen een vrijer een carburator (waarvan Margueritte overigens een onjuiste definitie geeft) en de warmte van een flirt wordt vergeleken met het aantal omwentelingen van een motor. Zij draaien snel of langzaam. Zij zijn vlijtig en kwajongensachtig, vermetel in de theorie, voorzichtig in de practijk, schoon van buiten, groezelig van binnen, astrant, sentimenteel, verbazend oppervlakkig en zeer begaafd voor kazerne-taal. Maar als Gilliane, die den vliegenier der bioscoop-ster kameraadschappelijk adoreert, in de krant leest dat hij de hand sloeg aan zich zelf valt zij gillend flauw als een bakvisje en ijlt naar zijn ziekbed om hem moederlijk te verplegen. Dit toont aan dat zij geen slechtere inborst heeft dan haar voorouders die zij hekelt. Maar het bewijst ook dat al haar loszinnigheid larie is, apekool, aanstellerij en dat zij nog menige stommiteit zal begaan, evenals Mikie.
In dit achteruitstrevend, komedianterig wereldje wordt de jonge man gespeeld door Gilliane's broertje Gilles, een neurasthenisch, vadsig, cynisch en lummelig ploertje, dat als een oud mannetje naar de twintig loopt. Een geboren nietsnutter. Om zich aan den militairen dienst te onttrekken schuift hij opium. De schrijver, die flater op flater stapelt, zendt dit knuppeltje als dagblad-reporter naar Indochina om een enquête te houden over de kolonisatie. Hij is natuurlijk anti-alles en Margueritte copieert lekkerbekkend het denigreerend geklad van dezen wormstekigen melkmuil, gelijk hij enthousiast de reformatorische bevliegingen van Mikie noteert na haar gedisqualificeerd te hebben in haar verhouding tot Nadia Toura en Michel Gauz. Alsof men aan de opinie van een zoo futloos en verachtelijk parasietje als Gilles eenige waarde kon hechten! Welk een uilskuiken is deze auteur! En welk een zotternij om zulk een verwijfd decadentje voor te hangen als een representant der Fransche mannelijke jeugd! Wanneer 't aldus was konden de buren van Frankrijk aanrukken en behoefde Margueritte geen ontwapening te preeken.
Zoo ziet 't er letterlijk en zonder overdrijving uit in den bol van dezen hervormer. Na gepromoveerd te hebben in een dames-journalistiek, die beschreven wordt als een schandalige exploitatie der vrouwelijke naïeviteit, trouwt Mikie met dokter Montret. Zoodra ze trekkebekken heet zij honneponnig Titioe en de professor Toenie. Want alles blijft ridicuul pietluttig en kinderachtig bij deze baanbrekers: de Fransche vrouw, het Fransche feminisme, de Fransche jongeman en de Fransche schrijver die Margueritte eertijds was, toen hij nog arbeidde met medewerking en onder toezicht van zijn overleden broeder Paul.
Ik ben te vrijheidlievend om aan Victor Margueritte en consorten dezelfde tyrannen toe te wenschen als die de Pruisische Academie ontvolkten. Als ik de daad echter afkeur, ik zou het doel toejuichen. Wat ginds verarming is, zou hier ontsmetting zijn.
[verschenen: 3 juni 1933]