Rammelaars
Parijs, 28 Maart 1933
Zij die de gewoonten kennen van het gouvernement, voorspelden in 't begin van Februari een magnifieke misdaad waarmee de regeering volgens 's lands wijs zou trachten de publieke opinie te chloroformeeren terwijl de angsten, de nooden en de ontevredenheden stijgen. Zij vergisten zich. De groote virtuozen der misdaad zijn even zeldzaam als de tenoren die de hooge C in de zwijmelende zaal slingeren met een borststem. Een mooie moord, welke een maand lang kan worden voortgezet in feuilleton-vorm, is veel moeilijker te verzinnen en te lanceeren dan een nieuwe bioscoopster. Op het kleine en gemiddelde grut, de achtenswaardige talenten, zijn we uitgekeken. Er is niets meer wat de koffie van ons ontbijt geuriger maakt, het broodje knappender en het leven interessanter, wanneer de zenuwen voortdommelen in den vroegen ochtend. Wat zoudt gij bij zulke schaarschheid doen zoo gij een gouvernement waart, dat liefst incognito en ongehinderd door een kritieke periode wil heenrollen? Geneer u niet voor ontgroende tijdgenooten. Bij gebrek aan stimuleerende, origineele misdaden, discht gij uw ongedurige onderdanen een reeks schandalen op.
Het regent dus schandalen. Voor geen enkele buitensporigheid schrikken wij terug en om te beginnen dagen wij den schim van Aristide Briand voor een aardsche rechtbank. Toen de doorluchtige staatsman nog een jong, onbekend en onbemiddeld advocaat was, veroverde hij het hart eener bankiersvrouw van Nantes. Het was dezelfde dame met wie een ontmoeting in een bloemige weide hem een proces bezorgde wegens schennis der eerbaarheid en den spotnaam ‘Vachéador’, een variant op Toréador, die werd uitgevonden door den Openbaren Aanklager. De gecompromitteerde echtgenoote scheidde van haar man. Samen trokken minnaar en minnares naar Parijs, waar Briand als obscuur journalist debuteerde met den steun zijner maîtresse, en een carrière maakte die hij een oogenblik hoopte te bekronen als President der Vereenigde Staten van Europa. Zij trouwden nooit.
Terwijl de advocaat politicus werd, minister en hoe langer hoe beroemder, de gunsteling van alle sirenen en meerminnen, wist de vrouw die zijne jeugd had, zich bescheiden te effaceeren op een appartementje dat de vermaarde volksheld nooit meer bezocht. Weinigen kenden haar bestaan. Zij teerde op de restjes van een vermogen dat in verschillende débâcles sterk gedund was. Zij hoopte echter haar ouden dag te slijten zonder armoede en zonder onderdak te moeten zoeken in een legaat dat Briand haar had toegezegd. En de beschermer van weduwen en weezen stierf, zooals men weet, het vorig jaar. Hij was geen Croesus geworden als enkelen zijner collega's. Maar hij bezat een landgoed dat hij gestadig had uitgebreid. Hij wantrouwde de banken, doch in het nachtkastje naast zijn sterfbed, achter een onmisbaar porceleinen vaatwerk, vond men een millioen in biljetten. Een verre neef evenwel, was benoemd tot universeel erfgenaam. In Briand's testament kwam Madame Nautteau (zoo heet zij) niet voor. Bittere ontgoocheling voor een vrouw die alles geofferd had! In der minne poogde zij den neef te overreden tot rechtvaardigheid. Tevergeefs, want hebben is hebben. Wat moest zij aanvangen? Haar zelfverloochening voortsjouwen tot den drempel van een toevlucht voor onbehuisden, zwijgend met haar herinneringen verhongeren terwille der onbesproken nagedachtenis van haar gevierden vriend? De spijt was te heftig. Zij ging procedeeren. Wie hielp haar? Niemand. Niemand had respect genoeg voor Briand of voor zijn vergrijsde gezellin om met een edelmoedig gebaar een pijnlijk geschil te beslechten. Zoo weinig last hebben wij van conventies.
Toen kwam het schandaal Gaston Hulin. Dit heerschap, tamelijk nieuw in de politiek, werd secretaris-generaal van Oorlog in het huidige Ministerie Daladier. Nauwelijks was hij benoemd of men vernam niet alleen, dat hij zich in 1914 aan den militairen dienst onttrokken had, maar dat hij bovendien als lid van de Ligue des Droits de l'Homme geschrapt was wegens typische oplichterij. Op den koop toe publiceerde hij in een provinciaal blad smadelijke artikelen tegen het Fransche leger. Waarlijk, een prachtig sujet om de overlevende maarschalken te commandeeren, Weygand en zijn troepen. Zooiets kan alleen gebeuren in Frankrijk. Protesten van veteranen, die vertikten om hun belangen toe te vertrouwen aan een dief en stillen uitknijper, perscampagnes, interpellaties in de Kamer, affiches en schotschriften stuitten af tegen de kruiwagens, die Hulin getransporteerd hadden tot de hoogste trappen der hiërarchie, waar Daladier zelf hem de hand boven het hoofd hield. Om dat hoofd te redden van een medewerker, moest hij de heele democratische lier tokkelen. Hulin? Zoon van een arbeider. Pleitte gratis voor arbeiders. Een nobele figuur. Was het billijk, dat iemand levenslang boette voor een jeugd-zonde? Had een onvoorzichtigheid, hoe dikwijls ook geëxploiteerd door zijn vijanden, een der beroemdste staatslieden (zie boven) verhinderd te klimmen tot de opperste waardigheden van den Staat? En ofschoon een bokkesprong niet hetzelfde is als gekwalificeerde diefstal sprak de Kamer den berouwvollen Hulin genadig vrij.
Bijna tegelijkertijd kregen wij het schandaal Jean Causeret. Deze importante persoonlijkheid, prefect van de Bouches-du-Rhône, een der voornaamste departementen (hoofdplaats Marseille) en candidaat voor nog gewichtiger posten, werd te Parijs neergeschoten in de woning van zekere Germaine d'Anglemont. Dit adellijke pseudoniem dekt een dwaze maagd, die van moeders kant (vader onbekend) Huot heet, aan 't eind der vorige eeuw op de politie-registers stond geboekt als prostituée, millionnaire werd in de galanterie (een harer relaties was een rijke Hollander!), de kunsten beschermde, als kind in huis kwam op de ministeries, en menig invloedrijk personage naar haar pijpen liet dansen. Een vulgaire moord (niets van een ‘beau crime’...) onderbreekt de schitterende loopbaan eener gerenommeerde lichtekooi, die koppelaarster werd en zooiets als hofleverancierster der Republiek. De aftakelende demimondaine beweert geschoten te hebben per ongeluk, uit ongeduld over een onaardig woord van haar prefect, die een beetje ontrouw pleegde en haar duizend francs per maand gaf. Een aalmoes! Doch schoot zij zelf? In de kringen, waar de cocotte evolueerde, zou men niets liever wenschen dan deze lezing bevestigd te zien. Hoe meer getuigen men echter hoort, hoe verdachter de zaak wordt. De eerste, dien de ongetemde feeks ontbood om den laatsten snik op te vangen van haar slachtoffer, dat zij drie kwartier had laten reutelen, was een député. Zij spionneerde en werd bespionneerd. Uit haar boekhouding blijkt, dat zij meer aan Causeret uitgaf dan zij van hem inde. Welke geheimen daalden ten grave met dezen politicus, die een crapuleus mensch was en dien men vermoedelijk liet reutelen om te beletten, dat hij sprak? Ik geloof niet, dat wij ze ooit zullen kennen. Maar het milieu is frisch als een riool.
De serie wordt voorloopig gesloten met de halsbrekende toeren welke verricht zijn door Paul Faure. Deze paladijn der socialistische partij schrijft iederen dag één der hoofdartikelen van Le Populaire. Tot hij 't vorige jaar gedeballoteerd werd, was hij afgevaardigde van het arbeiderscentrum Le Creusot en voerde een verwoeden strijd tegen de munitiefabrikanten. Hij documenteerde zich bij voorkeur op het Ministerie van Marine door tusschenkomst van een militant ambtenaarspaar, de heer en mevrouw Sabatier, die een ware vereering voor hem koesterden.
Op een dag valt mevrouw Sabatier van de trappen, breekt een been, en terwijl haar echtgenoot in haar taschje een zakdoekje en een reukwerkje zoekt om haar geweken geesten terug te roepen, vindt hij een briefje dat begint met ‘Mon Paul adoré’. In het hospitaal ontmoet hij aan de sponde zijner ega Faure en begrijpt den ganschen omvang van zijn rampspoed. Hoewel aanhanger der leer dat eigendom diefstal is, maakt de onteigening, de wederrechtelijke inbezitneming zijner wederhelft hem tot een wilden Jago. Dag en nacht achtervolgt hij zijn medeminnaar met een geladen revolver. Hij jaagt zijn auto tegen de auto van Faure. Met honderd excentriciteiten vergalt hij het leven der geterroriseerde verliefden. Als hij echter schiet in de spiegels van het Ministerie... hij is te verstandig om een ongeluk te begaan. Dat zou hem zijn vrouw niet terug bezorgen!
Maar men wederstreeft niet straffeloos een socialistisch potentaat die verkikkerd is op uw echtgenoote. Faure stond voor 't zelfde probleem als Lodewyk XIV: hoe kalmeer ik Monsieur de Montespan en hoe raak ik hem kwijt? Hij beloofde Sabatier geld. Een mooie betrekking in de koloniën. Hij liet hem oppikken door smerissen. Niets kon den hoorndrager bedaren. Toen nam Faure een kloek besluit. Hij biechtte zijn misères aan Léon Blum, den leider der Partij. Blum bracht een bezoek bij den minister van Binnenlandsche Zaken Chautemps, die hem blijkbaar niets kon weigeren. 's Avonds zat Sabatier in een krankzinnigengesticht. Hij bleef er 93 dagen, den tijd van ruim drie honey-moon's. Hij zou er nog zitten, onder de douche en in het dwangbuis, als een humaan dokter zich niet erbarmd had over een patiënt die hem zeer wel bij 't hoofd leek, hoewel hij hechtte aan zijn wettige echtgenoote.
Zoo houdt men ons bezig, terwijl de wereld reilt en zeilt. Dat is een der afdeelingen van ons moreele klimaat. En men beweert dat de Franschen bang zijn!
[verschenen: 12 april 1933]