Hoe men 't opneemt
Parijs, 20 Maart [1933]
Er wordt sedert enkele maanden gewerkt in en rondom de fortificaties der stelling Parijs. Van soldaten sprekend in vredestijd en van losse arbeiders in dienst van een gegalonneerd commando zal ik niet beweren dat er hard of koortsachtig en onvermoeid gewerkt wordt. Dat zou volstrekt onnatuurlijk en beangstigend zijn. Maar als recruten en huurlingen slabakken op hun elfendertigst en alle Taylor-systemen openlijk aan hun bespijkerde schoenen lappen, zij volbrengen niettemin een reeks opdrachten, die zonder van vlijt te getuigen, een bedrijvigheid en een leidende gedachte verraden.
Het ligt voor de hand, dunkt mij, dat ik alle bevindingen verzwijg, die niet door den toerist geconstateerd kunnen worden vanaf den openbaren weg en dat ik alle bijzonderheden vermijd, die in de meeste landen onder de rubriek spionnage vallen, vooral wanneer ze waargenomen worden door een vreemdeling. Ik geloof echter, dat geen enkele kieschheid mij verbiedt om aan de antipoden te berichten, dat men in een straal van twintig kilometer rondom de Notre-Dame een serie manoeuvres uitvoert die gedurende dertig, veertig jaren vóór 1914 geen mensch gezien had en die tien jaar geleden, dus in 1923, volmaakt nutteloos en overbodig zouden geleken hebben. Men rooit hoog en laag boomgewas, dat sedert den eersten slag aan de Marne ongehinderd en welig opgroeide. Men ontruimt honderden hectaren terrein. Men graaft en metselt. Gewelfde, bomvrije schuilplaatsen, die sinds den terugtocht van Von Kluck slechts gediend hadden voor padvinders, zwervers en verliefden, worden in orde gebracht, gerepareerd en afgesloten door bordjes met verboden toegang. Op de binnenwallen der forten verschijnen nieuwe silhouetten van geschut en zoeklichten. Kortom: men treft een aantal voorzorgsmaatregelen waarmee Galliéni pas kon beginnen op den 25sten der onvergetelijke Augustus-maand, toen het leger van Parijs de uhlanen en doodskop-huzaren tegemoet reed in taxi's.
Dat is zooveel gewonnen. Maar dat wordt vooral merkwaardig wanneer men de drijfveeren zoekt dezer ongewone hoewel kalme activiteit. Wat beweegt den raad van defensie om een deel der beschikbare credieten die aanzienlijk geslonken zijn, te steken in de opknapping van een tamelijk verwaarloosden verdedigingsgordel? Zuinigheid behoort zelden tot de eigenschappen van een generaal die weet dat één kanonskogel van een gemiddeld kaliber vijf honderd gulden kost. Doch over 't algemeen verspilt de militaire administratie hare geldmiddelen op de meest aangewezen plek en met inachtneming van een minimale doeltreffendheid. Het minst wat men daaruit concludeeren mag, is, dat de bevelvoering 300 K.M. achter de versterkte grenzen rekening houdt met een vijand en dat zij zekere gebeurlijkheden overweegt alsof ze nabij zijn. Ik laat buiten beschouwing of zij den aanvaller hoofdzakelijk verwacht over land of uit de lucht. Maar zij verwacht hem.
Er zijn nog andere aanwijzingen. Alle Fransche burgemeesters (dat is ongeveer veertig duizend) hebben een verzegelde missive ontvangen met het opschrift: te openen ingeval van mobilisatie. Daar deze zendingen onder enveloppe plegen te geschieden als confidentieele lectuur, zouden zij niemands aandacht hebben getrokken wanneer niet de overheid van drie verschillende plaatsen hare bezinning verloren had. Drie burgemeesters, een instructie verwarrend met een bevel, en meenend dat de jongste dag was aangebroken, openden den lastbrief van het Ministerie van Oorlog. Totaal van streek laten zij de affiche aanplakken die de mobilisatie gebiedt. Zij sturen den omroeper met den trom door de straten. Zij zeggen den koster de klok te luiden, wier ééne toon zoo gevoelig is voor de rukken van het touw, dat hij alle sensaties vertolkt, van rouw, van vreugde, en van alarm. Pas toen de mannen het naaste station bereikten, bemerkten zij de vergissing.
De mogelijkheid is geenszins buitengesloten dat zulke fouten opzettelijk geschiedden. Een consciëntieuze regeering zal het nooit onraadzaam achten om in troebele tijden een aanduiding te ontvangen over de wijze waarop haar onderdanen zullen reageeren op een fataal bericht. Het is evenmin onverstandig van een gouvernement om zijn onderhoorigen met alle omzichtigheid voor te bereiden op de eventualiteit eener schokkende ramp en hen het pijnlijke eener plotselinge, onverwachte mededeeling te sparen, zooals men een familie inlicht over een verpletterenden slag. Na een meer dan achtjarig officieel optimisme is het nemen van poolshoogte en het geven van een discreet preadvies geenszins overtollig. En in dit opzicht raakte de vergissing der drie burgemeesters haar mikpunt. Zij verbreidde zich met de snelheid eener slechte tijding.
Maar opzet of toeval, het incident leert ons twee dingen. Ten eerste dat er niets ontbreekt aan de toebereidselen voor een verfoeid evenement dan een datum, in te vullen op een aanplakbiljet. Hetgeen duidelijk blijkt uit de veertig duizend orders die klaar liggen in veertig duizend brandkasten. Vervolgens (en dit is even gewichtig) dat de klokken als 't ware vanzelf luiden, dat de roffel der tamboers afloopt als een wekker in den stillen ochtend en dat iedereen marcheert in de richting van het sein. Men trekt geconsterneerde gezichten als bij een brand, doch men holt naar de pompen. Men heeft een toegesnoerde keel en oogen die schrijnen van verdriet als bij een verscheurend vaarwel, doch men vertrekt. Het instinct van zelfbehoud roept in den Franschman nog niet luider dan de stem van den bedreigden grond en deze proef moet een heele geruststelling zijn voor een regeering die zóó lang pacifistisch was door dik en dun. Het kan haar zelfs niet onaangenaam zijn dat men dit weet in 't buitenland.
Van demoralisatie of dienstweigering dus geen spoor. Remmende hoedanigheden, die een weermacht kunnen verzwakken, zijn zoo goed als niet aanwezig. Men doet zijn plicht met een zuiver geweten: laat komen wat wil. Wat de motorische factoren betreft, welke aan een natie veerkracht verleenen en offervaardigheid, aan een leger overtuiging en bezetenheid, de beweegmiddelen van min of meer lyrischen, bovenzinnelijken, ideologischen of illusoiren aard, de strijdleuzen, de wachtwoorden, de diverse vlaggen en wimpels, zij wachten op 't oogenblik nog ongebruikt in de magazijnen der requisieten, maar de kans, dat zij hun effect niet zullen missen wanneer men ze voor den dag haalt, werd onvergelijkelijk grooter dan zes maanden geleden. Alle omstandigheden dragen bij tot de cristallisatie van een tennaastenbij homogeen ideaal. Op de patriotten, de nationalisten, de onverschilligen, en zelfs op de lauwen, heeft de regeering altijd kunnen bouwen als op een vasten burcht. Maar ongezeglijke, turbulente en talrijke categorieën als de socialisten en de communisten, die een half jaar terug onder geen enkel voorwendsel de wapens gegrepen zouden hebben en die ontwijfelbaar klaar stonden om een mobilisatie te saboteeren, worden meegesleept in een evolutie, welke minstens hun neutraliteit waarborgt en waarbij ze in de kortste keeren kunnen omzwaaien tot uitstekende soldaten. Worden hun broeders, hun kameraden, hun geestverwanten niet vermoord, verjaagd, geplunderd, gekneveld, gefolterd bij duizenden? Hun onderdrukking en gewelddadige uitroeiing aan den anderen kant der grenspalen zullen argumenten verschaffen waartegen geen frasen bestand zijn. Welk een troef om gespeeld te worden op het juiste moment!
Het Fransche moreel kan bijgevolg beter gegarandeerd worden dan in 1932, beter ook dan in 1914. Mag men echter uit al deze symptomen afleiden dat de oorlog nadert en dat hij, gelijk enkele Parijsche kanselarijen te hooren gaven, in Mei kan uitbreken? Stellig niet, voor zoover 's werelds loop afhangt van Frankrijk. De gunstig zwenkende geestesgesteldheid is te recent en te broos om reeds offensief te zijn. Men kan er pas een beetje mee preludeeren. Zij moet nog behandeld worden met de uiterste voorzichtigheid en een oorlogsverklaring van Frankrijk of een Fransche stap, die geïnterpreteerd zou kunnen worden als het uitlokken van vijandelijkheden, behoort tot de psychologische onmogelijkheden welke absoluut onbestaanbaar zijn. De Franschman gelooft weinig aan den vrede sinds hij in den beruchten brief van Stresemann aan den Kroonprins las hoe de geweren vanzelf kunnen afgaan. Maar hij gelooft nog minder aan den oorlog, om de eenvoudige reden dat een oorlog, ontketend door Frankrijk, ondenkbaar is, terwijl een oorlog tégen Frankrijk zich bij den huidigen stand der bewapening aankondigt als een peperdure, zeer riskante onderneming, waartoe slechts gekken zullen durven besluiten. Vanuit een Franschen gezichtshoek bekeken hebben alle geruchten over op handen zijnde calamiteiten inderdaad niet den minsten zin. Zoolang de Geneefsche ontwapeningsconferentie geen verhoudingen schept die aanleiding geven om een oorlog wederom op te vatten als ‘frischer fröhlicher Krieg’ en een aanval tegen Parijs als een militaire wandeling waarvoor men weken te voren gedenkpenningen slaat, zoolang en precies zoolang zullen de roofdieren van den Europeeschen rimboe de tanden laten zien maar zich koest houden. Hoe harder men dus werkt in de Parijsche fortificaties, hoe liever. Ik ben misschien de eenige die erover schrijft, doch zeker niet de eenige die het merkt.
[verschenen: 8 april 1933]