Een program
Parijs, 26 Februari 1933
Een manifest van den kroonpretendent, gedateerd ‘In Ballingschap’, is verspreid in honderdduizenden exemplaren en aangeplakt over het gansche grondgebied van Frankrijk, moederland en koloniën. Op de muren van alle gemeenten huist het vriendschappelijk naast de plakkaten der Republiek. Tusschen de officieele bekendmakingen van een minister, die een telling gelast der postduiven of vrachtauto's. Tusschen de aankondiging van veilingen. Tegenover de redevoering van Jeanneney, president van den Senaat, bij acclamatie geafficheerd, die een versterking vraagt van staatsgezag en autoriteitsprincipe, belooft Jean, Duc de Guise, de dictatuur der monarchie.
De vorstelijke boodschap is een zeer merkwaardig document. Waarschijnlijk moet men teruggaan tot Henri IV en den Heiligen Lodewijk om een Franschen koning te ontmoeten met wien zijn onderdanen zich zoo hartroerend eens voelen op de belangrijkste punten der Volkshuishouding.
De Staat, zegt Monseigneur de Guise, doet niets van wat hij moet, en neemt alles wat gij hebt. In 1933 werken de Franschen één dag op de drie ten bate van den fiscus, maar de Staat die 10 ministers had in 1880 heeft er vandaag 29. Om in zijn voortdurende geldbehoeften te voorzien, annexeert hij alle krachten der nationale nijverheid die nog vrij bleven. Hij richt nieuwe diensten in, bereidt andere monopolies voor, confiskeert de erfenissen. Zijn gevaarlijke concessies aan de Internationale Staterij van Genève brengen hem er toe om de belangen op te offeren van onze landbouwers, onze industrieelen, onze handelaars, om schandelijke rabatten in te willigen op de landsverdediging. Zoo komt men tot het Socialisme welks tyrannie leidt naar het bankroet en naar de beslaglegging door buitenlanders. Was een dergelijke val onvermijdelijk? Neen. Het volk is goed, vlijtig, zuinig. Zonder die noodlottige politiek zou het beter dan eenige andere natie, weerstand bieden aan de economische crisis, waaronder de geheele aarde lijdt.
Gij behoort te weten, Franschen, wat men u zorgvuldig verbergt: Oud-Strijders, Gepensionneerden, Ambtenaars, satisfactie kan verschaft worden aan uw rechtvaardige eischen, en gij Belastingbetalers, uw aanslagbiljetten kunnen in enorme proporties verminderd worden, zonder daarvoor zijn toevlucht te nemen tot socialistische leeningen, die inflatie veroorzaken en het leven duurder maken. Het zou voldoende zijn dat de Staat hergeeft aan het particulier initiatief, gereorganiseerd onder zijn toezicht, en met een scrupuleus respect voor de verworven rechten. Diensten als: een goed deel van het Onderwijs, de Sociale Assuranties, de Spoorwegen, de Telephoons, de Lucifers, de Tabakken en zooveel andere zaken, welke hij slecht beheert en die hem niet aangaan. Deze Diensten, vrijgesteld, zouden beter werken en beter rendeeren.
Wat verzet zich tegen dien terugkeer eener voorspoedige bedrijvigheid? Niets dan de partij-regeering, het kiesstelsel waarop de Republikeinsche Staat gevestigd is, en achter de partijen de Finance Internationale welke hen subsidieert en manoeuvreert. Op het kritieke uur echter der chirurgiale operatie, welke de Staterij moet scheiden van den Staat, is een Directeur de aangewezen oplossing. Doch niet de dictatuur eener groep, eener partij, eener klasse of van den gekozene eener partij, die toegankelijk zouden zijn voor de corruptie van het parlementarisme, met het despotisme op den koop toe. Maar de Dictatuur der Monarchie, die geen partij is en niet voortkomt uit stembus-twisten. Haar gezag, gematigd door een traditioneel besef van het Openbaar Welzijn en door een dynastieke zorg voor de toekomst, kan steunen op vergaderingen die de belangen vertegenwoordigen van landbouw, nijverheid en handel. Haar gezag kan het algemeen kiesrecht verlossen van zijn omkoopers, kan het administratieve mechanisme en zijn formaliteiten vereenvoudigen, kortom de noodzakelijke veranderingen en verbeteringen invoeren. Ik belichaam de beginselen welke den Staat zullen herstellen in de volheid zijner Onpartijdigheid, Onafhankelijkheid en Stabiliteit.
Zoo worden de Franschen voor de keuze geplaatst: òf de autoriteit en de vrijheden der monarchie, òf de verdrukking der socialistische anarchie. En de vermoedelijke onderdanen van Jan III, die den lapidairen zin lezen ‘deze politieke waarheden hangen noch van u, noch van mij af’ mompelen mentaal: ‘De man heeft gelijk.’ Hunne overgroote meerderheid weet slechts vaag wie hij is, waar hij woont, en langs welken tak hij afstamt van het Huis, dat Frankrijk duizend jaren gediend heeft. Niet één op de honderd weet, dat hij reeds grootvader is van een prinsesje en dat zijn zoon een vliegmachine bestuurt. Ronduit gezegd kon het hen weinig schelen. Maar er leeft niemand onder Fransche hemels, die niet aan den lijve ervaart, dat van 1927 tot 1932 de Fransche export van vervaardigde goederen zakte van 31.453 millioen francs tot 12.229 millioen en dat de import derzelfde gefabriceerde voorwerpen zoo goed als stationnair bleef (5.787 millioen tegen 5.634). Niemand, die niet ondervindt in zijn portemonnaie en op zijn tafel, dat men wegens utopistische en ongelukkige handelsovereenkomsten, van 1929 tot 1932 aan de Vereenigde Staten in schoon geld betaald heeft de som van 11.758 millioen en bijna evenveel aan Duitschland. Niemand, die niet op zijn vingers kan natellen, dat de boer met verlies werkt. Niemand, die niet hoort en ziet, dat de Oorlog loert op zijn land, op zijn bezittingen, op zijn voortbestaan. Niemand, die niet instinctief begrijpt, dat zulke toestanden onmogelijk langer kunnen duren.
De burger, de arbeider, de soldaat en de huisvrouw der Republiek lezen zwart op wit de beloften van een verren en ongedachten koning: geen vermindering der traktementen, pensioenen, en loonen, doch verlaging der belastingen, die van 1927 tot 1932 stegen van 50.500 millioen tot 87.830 millioen, de Sociale Assuranties nièt inbegrepen. De koning doet afstand van de kroonrechten, die alle republieken en alle gesocialiseerde monarchieën erfden van het autocratisch verleden: de monopolies. De onontbeerlijke vrijheden van het particulier initiatief, welke bijna nergens veroverd konden worden door evolutie of revolutie, en die elk jaar een beetje meer besnoeid worden onder republiek, monarchie en dictatuur, Jan III verleent ze als een waarborg van toekomstige welvaart.
Hoe treedt daarentegen de tot Staterij verbasterde Staat zijn onderhoorigen en zijn dienaars tegemoet? Een roekelooze Kamer, doof voor waarschuwingen en blind voor den zegevierenden voorsprong welke een verlammende fiscaliteit reeds veroorloofde aan de buitenlandsche productie (wat hier op index-cijfer 100, na den oorlog 444 ging kosten, kost over de grenzen slechts 283!), een klasse-hatend parlement wil de heffingen op patroon, werkgever en vrije beroepen verzwaren tot een percentage, waar cijns roof wordt. Een vermetele Senaat wilde een progressieve extra-schatting innen op alle salarissen, die beginnen bij 7000 francs per jaar, dat is zeven honderd gulden! Liever dan de gebrekkige fabricatie te laten varen van lucifers, sigaren, sigaretten, snuif- en pijp-tabak, zenden Kamer en Senaat 5000 officieren naar huis als koelies en verminderen de reeds lage soldij der vliegeniers, op 't zelfde oogenblik dat de manschappen snellere machines bestijgen, die meer eischen van hart en longen. Liever dan af te zien van even onverdedigbare als ruïneuze privileges, en met een verbluffende driestheid (het wetsontwerp zegt: afdanking van 10.000 paarden en 5000 officieren, alsof dat ongeveer 't zelfde ware!) demoraliseert de Staat zijn garde en vervreemdt van zich de legermacht waarop hij steunt en zonder welke geen enkele omwenteling slagen kan.
Dit is een revanche der Geschiedenis waarover men lang en vruchtbaar zou kunnen mediteeren. In 1789 had Lodewijk XVI zijn onderdanen om dezelfde redenen tegen zich als de Republiek in 1933 de hare. Jan III ontplooit dezelfde vaan, die geheschen werd tegen zijn geguillotineerden voorvader. De Republiek vergat de lessen der Historie. Het herrijzende koningschap neemt ze te baat. Het zet alle ijdele theorieën op zij en schaart zich realistisch aan den kant van onafwendbaar geworden feiten. Want dat is juist het merkwaardigste van de koninklijke kennisgeving, en daaruit zou ik durven concludeeren dat het manifest geredigeerd werd door Charles Maurras, de scherpzinnigste en de onwederlegbaarste geest van onzen tijd: wil Frankrijk niet ondergaan dan zal de nieuwe Fransche revolutie zich moeten ontwikkelen in de lijn der boodschap van Jan III. Of zooals hij zegt in zuiver-Maurassiaansche termen: ‘Deze politieke waarheden hangen niet af van u, noch van mij.’
Zij zijn solide als Cassiopea en de Groote Beer. Daarom misschien (laten wij optimistisch zijn!) vergunde de Republiek dat het manifest werd aangeplakt naast haar eigen proclamaties: Om zich er op te inspireeren. Ook zij immers krijgt binnenkort te beslissen tusschen verstand en onverstand, orde en wanorde, behoud en verderf.
[verschenen: 18 maart 1933]