Parallellen
Parijs, 11 Februari [1933]
Sinds een maand stagneerden de onderzoekingen der commissie die de oorzaken moest nasporen van den brand, welke de Fransche marine een schip kostte van 600 millioen, de suprematie op de Zuid-Amerikaansche lijnen, 19 menschenlevens en de snel verworven faam, dat booten, gebouwd op Fransche werven, vlamden als houtwol. De bijna gelijktijdige ondergang van de Pieter Corneliszoon Hooft, vervaardigd te St.-Nazaire, zijn herhaaldelijk gemanifesteerde voorbeschikking tot het vuur, zijn koppigheid om te branden zoolang er iets brandbaars aan hem was, versterkte een discrediet der Fransche scheepstechniek, dat, billijk of onbillijk, slechts kon voortwoekeren en schaden.
De autoriteiten schenen zich gelaten te schikken in de ramp en in haar zeer nadeelige gevolgen. Hoewel verscheidene eerste-klas stoomers, op Noord-Amerika varend, reeds waren opgelegd of wegens het gekrompen verkeer uitstekend gemist konden worden, gaf het gouvernement geen order om L'Atlantique op staanden voet te vervangen door een gelijkwaardig vaartuig eener zuster-maatschappij. De sommen waarmee de regeering de Noordelijke zoowel als de Zuidelijke lijn subsidiëert, zouden deze inmenging volmaakt gerechtvaardigd hebben. Maar zij streek liever de vlag op den weg naar Buenos-Aires, dan koen en zakelijk de uitdaging te aanvaarden, welke haar was toegeworpen door de zoogenaamde fataliteit. Het viel haar minder moeilijk om voor ettelijke jaren en tegenover doortastende mededingers terug te zakken tot den derden rang.
Ten opzichte der oorzaken van den brand betrachtte zij dezelfde angstvallige schutterigheid. Léon Meyer, Minister van Scheepvaart in het Cabinet Boncour-Daladier, maakte zich onsterfelijk belachelijk door de catastrofe te wijten aan het smeulend peukje eener sigaar. Als de hilariteit, gewekt door dezen uitleg, verhinderde om aan Meyer een portefeuille te verleenen in het Cabinet Daladier-Boncour, hij kreeg niettemin de kans om de kamerdebatten over het verlies van L'Atlantique naar den doofpot te sturen. Ook aan de commissie van onderzoek en aan de pers wees hij een richting, welke zij goedschiks kwaadschiks insloegen. De kranten werden overstelpt met ingewikkelde beschouwingen over de euveldaden der electriciteit, over de onbetrouwbaarheid van installaties, die geleverd waren door Fransche firma's. Vernuftige experimenten bewezen dat het contact tusschen twee draden van ongelijke spanning een reusachtig schip oogenblikkelijk in lichte laaie kon zetten. Om alle spitsvondige commentaren te weerleggen waarmee deskundigen van velerlei slag een onverklaarbaar onheil trachten te normaliseeren, moesten de eigenaars der boot en het Bureau Veritas (pendant van den Britschen Lloyd) een specialen dienst inrichten. Hun sarcastische dementi's waren categorisch doch uiteraard louter negatief. Zij wisten niet hoe het gebeurd was. Zij wisten echter hoe het onmogelijk gebeurd kon zijn. In de onzinnige campagne welke de onbekookte minister had uitgelokt en aangemoedigd tegen den goeden naam en faam van den Franschen scheepsbouw, redden zij het noodigste: de eer. Maar zij beletten niet dat menig buitenlandsche werf zich feliciteerde over de stupiditeit van den heer Meyer en zijn inblazingen.
De partijdigheid der regeering was dermate evident, dat men haar slechts kon toeschuiven aan politieke overwegingen. Zichtbaar offerde zij uiterst aanzienlijke belangen op om andere belangen, welke zij gewichtiger achtte te vrijwaren. Zij toonde zich conciliant en handelbaar tot in het absurde, daar zij wenschte, dat men op een ander punt van het continent deze inschikkelijkheid zou weten te waardeeren. Zij was vast besloten om geen bruggen af te breken, zoolang er een greintje hoop bestond, dat men op den anderen oever niet totaal onwillig was om de verbinding te bewaren. De tegenstander had vrij spel met een gouvernement, dat zich afhankelijk voelde van een gezindheid, die met voorbedachten rade onbeslist bleef en twijfelachtig, die elken dag kon wenden als een weerhaan. Voor het Fransche gouvernement luidde de cardinale vraag, hoelang de reëele verliezen van zulk een houding gecompenseerd konden worden door een mogelijke, hypothetische winst. Want gij hebt begrepen, vermoed ik, dat de stupiditeit van den heer Meyer (burgemeester van Le Hâvre) slechts veinzerij was. Hij speelde voor idioot en riskeerde de gevaren der impopulariteit, omdat hij moest. Uit Raison d'Etat.
Toen kwam op 4 Februari, als de klassieke donderslag in helderen hemel (maar de hemel was zoo helder niet), het verbijsterend bericht dat Denis Eydoux door den krijgsraad te Rome veroordeeld was tot vijf jaar gevangenisstraf wegens spionnage. Denis Eydoux is Directeur der Polytechnische School, het wereldvermaarde instituut, dat generaals gekweekt heeft als Foch, Weygand en andere ridders zonder vrees, ridders zonder blaam. De geleerde, zachtaardige, hoffelijke leermeester van het toekomstige Fransche Hoofd-Kwartier vulde zijn snipperuurtjes met teekenen, etsen en schilderen. Hij bracht zijn vacantie door in Italië en toerde daar in September, vergezeld van zijn secretaresse, langs de Oostgrens. Op een mooien middag werd hij door Mussolini's carabinieri, die sinds ettelijke dagen op hem loerden (de chauffeur van zijn huur-auto was een stille agent) gearresteerd en opgesloten. Eydoux had notities gemaakt op prentbriefkaarten, schetsen gekrabbeld, foto's genomen van hydraulische werken, bruggen, spoorlijnen, en van verborgen mitrailleuse-nesten (zegt de beschuldiging) die de toegangswegen bestrijken naar Joego-Slavië. Eydoux stemde toe dat hij technische waarnemingen verricht had, doch waarnemingen zonder politieke bijbedoelingen. De beschuldiging moest trouwens erkennen dat beklaagde geen duimbreed verboden grond betreden had en dat hij niets noteerde of fotografeerde dan wat iedereen vanaf den openbaren weg kon zien. Het voornaamste bewijsstuk tegen Eydoux was... een busje aspirine, gekocht in een Italiaansche apotheek. Een beroemd levensliedje heeft indertijd de verschillende doeleinden opgesomd waartoe de aspirine kan worden gebruikt. De dichter vergat een aanwending die de witte tabletten staatsgevaarlijk maakt in Italië: aspirine kan ook dienen voor bereiding van sympathische inkt!
De Fransche regeering hield de arrestatie van Prof. Eydoux vier maanden lang geheim. Zij verwachtte elke week dat een invrijheidsstelling het schandaal zou sussen. Want schandaal was er: Wanneer men de Italiaansche opvatting van spionnage huldigde kon men onmiddellijk alle militaire attaché's gevangen zetten als spionnen. Vergissing was buitengesloten. Onbetwistbaar behoorde het Italiaansche optreden tot de daden welke men onder regeeringen beschouwt als ‘onvriendelijk’ en elke week vertraging accentueerde dat vijandig karakter. Men onderhandelde over een toonbaar vergelijk, over een verzoenend gezichtsbedrog dat het ostentatieve van de breuk zou verbloemen. Herhaalde malen werd het proces verschoven. Het amuseerde de Italianen danig om te sollen met Fransche ministers die de gevangenneming van Eydoux niet durfden bekennen aan hun onderdanen. Het slot was dat het geding voorkwam. De directeur der Ecole Polytechnlque tegen wien 15 jaren geëischt werd, kreeg 5 jaren; zijn reisgezellin die ‘als vrouw’ 10 jaren hoorde eischen, werd begunstigd met 3 jaar, 4 maanden. Dank zij de amnestie-wet van 5 November kon de secretaresse worden losgelaten. Prof. Eydoux zal 2 jaren zitten, en de van Mussolini gehoopte gratie werd niet verleend.
De Fransche pers berichtte het vonnis, dat geveld werd op 4 Februari, zonder eenige toelichting. Maar reeds op 6 Februari rolde de donder zijn echo's tot Bordeaux. De Commissie van Onderzoek die tot dusverre niet den minsten ijver betoond had (en met reden!), die nog 160 getuigen moest hooren van wie zij de meesten opnieuw had laten scheepgaan, meldde plotseling dat ‘kwaadwilligheid de eenige oorzaak kon zijn van de vernietiging van L'Atlantique’. Even schappelijk als de enquête in den beginne gedempt was, even voortvarend werd zij hervat. Men gaf ronduit te verstaan dat de instructie gevoerd zou worden tegen dezelfde natie die op de Zuid-Amerikaansche lijn door L'Atlantique overvleugeld was: tegen Italië. Een avondblad opperde zelfs met ironische beminnelijkheid de veronderstelling dat Mussolini een te hooge conceptie had zijner plichten als staatshoofd van een loyaal en ridderlijk volk om niet te gelasten dat de Italiaansche Justitie tot onthulling der waarheid en bestraffing der misdadigers zou medewerken met de Fransche.
Het is de zaak der Franschen om nu te bewijzen wat zij beweren. De Justitie echter vervult hier een ondergeschikte rol. Stellig zullen de twee groote mogendheden nog marchandeeren over de eind-resultaten van een onderzoek, dat een harer kan disqualificeeren als geciviliseerde natie. Maar ondertusschen staat mathematisch vast dat L'Atlantique moedwillig is aangestookt. Het is eveneens een feit dat over den ondergang van de Georges Philippar twee rapporten geredigeerd zijn: een eerste dat desnoods gepubliceerd kan worden, een tweede dat ultra-confidentieel de waarschijnlijkheid betoogt van een misdadigen aanslag en twee eerste-klas-passagiers, die direct na de ramp ontkwamen in een vliegtuig, aanwijst als de vermoedelijke brandstichters.
Zulke praktijken, herleefde manieren van sluipmoordenaars, stemmen tot nadenken. Zij worden pas begrijpelijk wanneer men zich vergewist dat het meerendeel der naties verkeert in staat van latenten oorlog. Een provisorische oorlog zonder opzichtige wapenen, doch waarin geen kwartier gegeven wordt: erop of eronder.
[verschenen: 6 maart 1933]