Politieke Strategie
Parijs, 17 November [1932]
Het part, dat de Fransche fiscus voor zich opeischt van de opbrengsten van buitenlandsche effecten bedraagt 20%. Niet de particulier, die de coupons knipt, verricht deze pijnlijke amputatie, doch de bank, waar de coupons verzilverd worden. Ten einde den bankier allen lust te benemen om tegen verleidelijke provisie een verfoeide heffing te ontduiken oefent de Staat een inquisitoriale contrôle uit op zijn boeken en bedreigt den overtreder met een gevangenisstraf, die kan gaan tot drie jaren. De cliënt van zijn kant betaalt als boete een minimum van zevenmaal de gefraudeerde som. Deze harde maatregelen toonen hoe heftig de afkeer is van een extra-tol, welke beschouwd wordt als uitzuiging, en hoe zwaar de verzoeking om hem uit te schakelen.
Op Fransch grondgebied echter valt aan smokkelarij niet te denken. De bankiers, die onwettige winsten willen maken, beschikken over beter loonende en minder gevaarlijke kunstgrepen. Hun personeel is te groot en te slecht betaald om vertrouwd te zijn. De geheime opzieners bovendien, belast met de bewaking van hun personeel en op de hoogte van de heele boekhouding, worden meestal gerecruteerd uit gepensionneerde politiebeambten. Ze zijn zeer nuttig en zelfs onmisbaar.
Maar wie garandeert dat hun surveillance zich niet uitstrekt tot den directeur der bank en dat zij hun patroon geen loer zullen draaien, wanneer hun voordeel, hun rechtschapenheid of gewoonweg hun afgunst een verklikking gebieden? Het kost den Franschen bankiers dus niet de geringste zelfoverwinning om eerlijk te zijn tegenover den fiscus. Alle idee van konkelarij op dit gebied is geschrapt van het programma hunner operaties.
Gelukkig voor de gesneden beurs en het humeur der geplukten, gelukkig ook voor den voorspoed van een aantal ondernemingen, dat men niet durft schatten, maar dat niet klein moet zijn, verheugt de buitenlandsche bankier zich in faciliteiten, welke een ijzeren dwang zijn Franschen collega ontzegt. Een bank te Basel, Zürich of Genève die een coupon uitbetaalt, vraagt niet naar de nationaliteit van den persoon, die zich presenteert aan haar loketten. Het laat haar onverschillig aan welke belastingwetten de incasseerder onderworpen is. In ieder geval ignoreert zij den woeker-cijns van 20%, waarmee het Fransche gouvernement het bezit van Royal Dutch, Goldfields of Padang voor zijn onderdanen vergalt. Geen inspecteur uit Parijs komt in haar boeken neuzen.
Voorbij de grenspalen lacht men om zijn tyrannie. Het zou de taak en de dwingelandij dier inspecteurs natuurlijk in buitengewone mate vergemakkelijken, wanneer alle regeeringen van den aardbol onderling een fiscale alliantie sloten en elkaar een wederkeerig investigatie-recht toekenden. Het laatste privilege evenwel, dat de naties van een geünifieerd Europa of van een geëgaliseerde wereld zullen willen prijsgeven, zal ongetwijfeld haar financieel zelfbestuur zijn. De wedijverende volkeren zullen liever verzaken aan het beheer hunner wapenen dan toezicht vergunnen op de bronnen hunner welvaart. Wanneer alle asyl-recht van een homogenen aardbodem zal verdwenen zijn, zullen de banken nog een toevluchtsoord blijven der individueele onschendbaarheid. In hoeverre deze financieele eigengerechtigheid strookt of strijdt met de stichting van het duizendjarig rijk mogen de specialisten van Pan-Europa uitmaken. Voor 't oogenblik echter had zij tengevolge dat een menigte Fransche belastingschuldigen de hartiging hunner zaken en het innen hunner coupons opdroegen aan Zwitsersche banken.
De spreuk ‘Geef aan Caesar wat aan Caesar toekomt’ is voor verscheidene opvattingen vatbaar. De Caesars van het Parijsche Ministerie van Financiën regeeren niet over een Baselsche bank, en van de operaties, welke door haar verricht worden, komt hun derhalve geen cent toe. Het gedrag van het puikje der maatschappij, dat de zuigsnavels van den fiscus ontvluchtte, was misschien niet patriottisch noch sociaal.
Maar het zou onbesproken geweest zijn en de weerbarstige schatplichtigen zelf zouden onvatbaar gebleven zijn, als zij zich de moeite hadden willen getroosten om een spoorkaartje te nemen naar een Helvetische stad. Men moet echter veronderstellen dat overstelpende bezigheden of een vermetel vertrouwen op den bachschisch hen verhinderden om de elementairste voorzichtigheid te betrachten. Te hunner behoeve vestigde de Bank Commerciale de Bâle, die lid is van het Zwitsersch Bank-consortium, in een discreet hotel van de [rue de] la Trémouille, zijstraat der Champs-Elysées, een geheime filiale, waar elk trimester de gedelegeerden van Zwitsersche credietinstellingen hun coupons betaalden aan de eminente, invloedrijke, hooggeplaatste personages, voor wie een extra-tribuut van 20% een ondraaglijk offer beduidde.
Het spreekt van zelf, dat de Baselsche Bank die gunst alleen bewees tegen een behoorlijke commissie. Het ligt eveneens voor de hand dat deze drukbeklante nering in het stille hotel een aanloop veroorzaakte welke de aandacht moest trekken. En hier bevond zoowel de Bank als haar cliëntèle zich op het terrein van Caesar, en in het bereik zijner jurisdictie.
Voor een gouvernement dat partij zal trekken van alle omstandigheden die het regeeren vergemakkelijken, is het nimmer onnuttig wanneer doorluchtige en machtige persoonlijkheden zich compromitteeren. Het besef, de herinnering eener fout maakt hen plooibaar en gedwee. Hoe meer zich laten knippen hoe liever. Daar de meesten solvent zijn, verliest de schatkist niets bij dit uitstel van betaling. Integendeel. De voorloopige schade wordt zevenvoudig vergoed. Hoe langer het spelletje aanhoudt (men beweert dat de fraude zeven jaren duurde) des te grooter zal de buit zijn of des te zwaarder zal de occulte invloed wegen, die door een opschorting van executie verworven wordt. Iedere delinquent krijgt zijn dossier, dat men zorgvuldig bergt in een archief. Vroeg of laat komt dat dossier te pas voor het uitoefenen eener pressie, waarvan de buitenwereld niets merkt. Er zijn vele manieren om een misstap te boeten onder een stevig georganiseerd bewind. Men kan deze tactiek (waarvan ik andere voorbeelden zou kunnen citeeren) Macchiavellistisch noemen, immoreel, chantage of hoe men wil. Ze is vóór alles realistisch, want niemand is verplicht om dom genoeg te zijn, dat hij in de val loopt.
De Fransche regeering, of beter gezegd de Fransche administratie die het land bestuurt achter de parlementaire façade, toonde dus niet de geringste haast om de overtreders te betrappen, zij veroorloofde rustig dat de massa tot formidabele afmetingen was uitgegroeid en in de stilte der bureaux wachtte zij kalm haar uur. Op het gekozen moment, dat als bij toeval samenviel met het budget-ontwerp van den Minister van Financiën tot besnoeiing der ambtenaarstractementen en andere bezuinigingen, liet zij een huiszoeking doen in het discrete hotel der Rue de la Trémoille. Zij legde beslag op tien aanteekeningboekjes, die de nummers bevatten van meer dan twee duizend klanten der Baselsche Bank. In een ommezien waren de nummers geïdentificeerd. De lijst der schuldigen werd toegestopt aan een socialistisch afgevaardigde. Het Cabinet kon een interpellatie onmogelijk weigeren. De Kamer trilde van verontwaardiging en burgerdeugd. Spoedig circuleerden de namen van generaals, van leden der Académie Française, van de vrouw van François Coty, van twee bisschoppen, van bekende industrieelen en handelaars, van den directeur van Le Matin, van een rechtsch senator, van een linksch senator, Abraham Schrameck, die minister is geweest van Binnenlandsche Zaken, kortom van de geheele haute bourgeoisie en leidende klasse. Doch van geen enkel lid der Fransche tweede Kamer, volksinstelling bij uitnemendheid.
Dit is knap werk. Om er de strekking, de draagwijdte en het gevaar volledig van te beseffen moet men weten, dat de overgroote meerderheid der Fransche administratie en der Fransche ambtenaars socialist is. Ongehinderd en met de onbewuste behulpzaamheid der onnoozele slachtoffers hebben zij een reusachtige omsingelingsbeweging en disqualificatie-manoeuvre uitgevoerd tegen ‘het kapitaal’, strategische zet, welks resultaten men niet kan voorzien, doch waarvan het moreele effect op den kleinen man en den arbeider ongemeen is.
[verschenen: 17 december 1932]