De grootste
Parijs, 31 October [1932]
Na lang beraad had men het cyclopische schip den naam gegeven van Normandie. Het was een hoofdbrekend geval. Men moest aan alles denken en den geringsten samenklank vermijden met ongunstige auspiciën. Uit piëteit had men gaarne President Doumer in metershooge letters geklonken op voor- en achtersteven, maar Doumer was vermoord en ‘to doom’ had een deprimeerende beteekenis voor de bijgeloovige Amerikanen, die de Suffren altijd geschuwd hebben, omdat hij herinnerde aan to suffer. Het was eveneens gewaagd om zijn horoscoop te bezwaren met de remmende en ontzenuwende uitvloeisels van Aristide Briand. Onraadzaam om het titanische van zijn verschijning vast te leggen in een woord, dat tarten kon, te koppelen aan een persoon of een idee, die geheime tegenspraken kon uitlokken. Want de jaloersche machten van aarde, zee en lucht, houden niet van titans en alleen onder listige vermommingen kan het roekelooze brein der menschelijke dwergen de hoogten naderen, waar een of andere Zeus eiken en bergtoppen knakt, als een knaap de distels. Er ligt oneindig meer in een naam, dan wij voorloopig kunnen bevroeden of beheerschen. En zoo werd het uitdagende vaartuig geheeten naar een vette, doch neutrale provincie, welker noormannen en vikings lang genoeg vergeten zijn in hun walhalla's om geen elementalen [moet zijn: elementen] meer te tergen op een vermetelen boeg.
Men kan denken, dat zulke aarzelingen kinderachtig zijn en beneden onze waardigheid. Maar wie den Brobdingnagschen romp zag, die langs de scheepshelling in 't water moest sullen, begreep de duistere achterdocht der duizenden en tienduizenden lilliputters, wier nietigheid door zijn verpletterend gevaarte spookachtig werd uitgeteekend en onderstreept. Hij breekt alle proporties van afmeting en gewicht, waaraan wij gewend zijn, sinds de oude wijsgeer leerde, dat wij de maat zijn van alle dingen. Het werkvolk, dat tusschen kabels en mansdikke kettingen, tusschen het woud der steigers en de torende vangarmen der kranen krioelt rondom den kiel, op het dek, en wij, die den kolos aanstaren van een tribune of van den grond af, krimpen weg tot de grootte en tot de orde van pigmeeën. Men heeft deze sensatie ook op een wolkenkrabber of in een vliegmachine, maar zonder het besef te verliezen van eigen inhoud en oppervlakte.
Deze onomvatbare muur van staal echter, tast onze individualiteit aan. Hij zuigt krachten van ons intiemste wezen op, welke wij niet tegen het geweld zijner zwaarte kunnen beschermen. Hij stoort voor de eerste maal de regels van onheuglijke gedachtevormen. Ons oog en onze hersens zijn nog niet ingesteld op zulke omvangen. Bedenk even: zijn roer is hooger dan een huis van vijf verdiepingen. De traditioneele vergelijkingsschalen, die wij plegen te gebruiken voor het verduidelijken van buitensporige grootheden, de pyramiden van Egypte, de menhirs van Carnac, de zuilen van Karnak, de Eiffel-toren, de skyscrapers, worden ontoereikend. Onvoltooid, zonder reservoirs, stoomketels en machines, weegt hij al driemaal zwaarder dan de Eiffel-toren. De gansche Avenue de l'Opéra kan zijn massa niet bevatten. Om dit gigantische vaartuig te doopen, wierp mevrouw Lebrun een jeroboam naar zijn steven. Deze vier-litersche champagne-flesch leek speelgoed uit een kinderkeuken. De monumentale ark, berekend voor reuzen, ridiculiseerde een gebruik, dat men sedert eeuwen voor plechtig hield. Men zou gelachen hebben om dit poppenspel, waren niet alle kelen toegesnoerd geweest van spanning en een ongewoon pathetisch ontzag tegenover het verbluffende werk van dreumelsche myrmidonen
Want niemand voelde zich veilig zoolang het ding dat dertig millioen vijf honderd duizend kilo woog, waarin men elf millioen klinkbouten gehamerd had, op 't droge stond en log rustte in zijn houten wieg. Men had weken geploeterd om het glijvlak te smeren, boven en onder het water. Men had becijferd hoeveel kilogram elke vierkante centimeter te torsen kreeg op de af te leggen baan. De boot, die 313 meter lang is, mocht niet sneller schuiven dan 5 meter per seconde. Er lagen monsterachtige kettingen gereed om haar te stuiten, zoo zij dit tempo mocht overschrijden. Maar stremt men den drang van dertig millioen kilo, die vaart nemen? Er stonden verbazingwekkende windassen klaar om het ijveren gewrocht voort te trekken, voor 't geval het zich vast wroette door de wrijving en het gewicht. Maar rukt men dertig millioen kilo in beweging die zich als een wig graven in de rookende en dampende helling? Een tewaterlating, zelfs van een Rijnaak, is altijd wisselvallig; doch nooit, zoolang het menschdom de zeeën bevaart, stuwde men zulk een volume in de golven, en alle landen, welker vlag wappert op een schip, hadden een vertegenwoordiger gezonden om dit moment te beleven. De een was sceptisch, de ander ironisch, een derde sarcastisch, een vierde sympathiseerend. Maar onder de tallooze Franschen was er geen enkel, die in zijn binnenste niet beefde voor een mislukking. Hoeveel repetities en generale repetities had men niet gehouden van de gevaarlijke manoeuvre, die zeshonderd man eischte behalve de opzichters en de ingenieurs.
Men speelde echter van alle kanten gelukkig. De storm, die dagenlang gegierd had over de werven van Penhoët, de storm, die denzelfden avond zou opsteken met verdubbelde onstuimigheid, luwde en ging liggen op den morgen van het nationale evenement. In het overbevolkte Saint-Nazaire had men geslapen op de biljarts, maar de monding van de Loire deinde onder een blauwe lucht. Na het meest onvoorzienbare geïnsinueerd te hebben door een reeks van fatale pechs (ondergang van de George Philippar, ondergang van de Prométhée, ontploffing op de Persée) werkte de hemel tenminste mede. Men twijfelde echter liever tot de laatste seconde, toen de vloed al om de achterplecht spoelde, dan de voorzichtigheid te laten verslappen in voorbarige gerustheid. Er is geen sterker stimulans bij een waagstuk, dan een grondig pessimisme.
Het gaf een wonderlijke emotie te bedenken, dat dit ongeëvenaarde vaartuig van 75.000 ton (het meet inderdaad 75.000 en niet 70.000, volgens vroegere opgaven), waarvan de kosten geraamd worden op 800 millioen francs, waarvoor men een speciaal droogdok geconstrueerd heeft van 110 millioen francs, waarvoor men de kaden van Le Havre en New-York moet vergrooten, over 20, uiterlijk 25 jaar verouderd, versleten en waardeloos zal zijn. Dat is zijn inferioriteit tegenover de pyramiden en de steenen van Carnac of Karnak. En hoe zal de marine zijn van 1950? Gaat men nog grootscheepscher bouwen, waarvoor het immense dok van Saint-Nazaire bestudeerd schijnt? Of bereikte men den onoverkomelijken climax?
Nu moet de imperiale Normandie, welke over twee jaren zal uitvaren met een inwonersaantal van 3490 zielen (passagiers en bemanning), nog haar knoopen loopen. Zij zal gecommandeerd worden door kapitein René Pugnet, die een origineel is. Hij schildert, experimenteert in kleuren-fotografie, speelt piano en viool op instrumenten, die hij eigenhandig fabriceert en onderscheidde zich tijdens den oorlog door zeldzame wapenfeiten in de luchtverdediging van Corsica en Corfoe. Het schip is den kapitein waard.
[verschenen: 8 december 1932]