Op een Winteravond...
Parijs, 27 October [1932]
‘Het is mijn plicht u te zeggen, dat, wanneer ik Franschman was, ik de tegenwoordige houding van Duitschland als een zeer groot gevaar zou beschouwen voor mijn land.’
De woorden zijn van Lord Cecil.
Hoe de dingen zeer gevaarlijk zouden kunnen worden is deze week uiteengezet door de Eclair de Montpellier, een blad, dat op 750 kilometer afstand verschijnt van Parijs. Het provinciale orgaan heeft een correspondent gezonden naar München, die teekent Jacques Bardanne. De auteur is een onbekende. Wij bekommeren ons om de Eclair de Montpellier, waarvan men geen zes exemplaren zal ontdekken in de kiosken der hoofdstad, als om onze eerste chemise, zooals de Franschman zegt. Voor het rapporteeren van sombere bevindingen zijn dit onontbeerlijke voorwaarden. De waarheid, welke men toedient als een douche, beneemt de ademhaling. Toegediend door een filter, werkt zij heilzaam als een tonisch elixer.
Deze Jacques Bardanne moet talenten bezitten voor spionnage. Voor een groep Hitleriaansche officieren zijn gedurende Mei 1932 in het Bruine Huis te München strategische lezingen gehouden door Colonel Nicolaï, en de correspondent van het Montpellieraansche blad heeft inzage gekregen van de aanteekeningen, welke door een leerling gemaakt zijn op die krijgskundige voordrachten. Nicolaï is een merkwaardige figuur in het genre van de voormalige agent 7000 Von Papen. Een man in de kracht zijns levens, beproefd in elken kamp met open of gesloten vizier, en begaafd met een uitstekend stel hersens. Hij is persoonlijk bevriend met de leiders der Reichswehr en geldt voor de organiseerder, de kanaliseerder van het door Hitler ontwikkelde dynamisme en dynamiet.
Het lastigste vraagstuk, dat bij de overweging van toekomstige conflicten wordt opgeworpen, is niet de krijgsvoering, doch de oorlogsverklaring. Juridisch bestaat de oorlog niet meer, sinds het Kellogg-Pact hem buiten de wet plaatste en men kan hem dus onder geen enkel voorwendsel verklaren, behalve voor zelfverdediging. En nog! De Japanners en de Chineezen, de Bolivianen en de Paragueezen hebben deze moeilijkheid omzeild door de diplomatieke formaliteiten, als het bezoek van een gezant, de overhandiging der paspoorten, de verbreking der betrekkingen, straal te negeeren.
De methode zou perfect zijn, wanneer niet het bezwaar haar aankleefde, dat in iederen oorlog een van beide partijen de vijandelijkheden openen moet. Men vindt niet zoo gauw en niet zoo licht een beginner, als het oppervlakkig lijkt. Er zijn in Europa geen stroopende bandieten-benden wier excursies een gewapenden inval kunnen motiveeren. Men vaardigt er geen boycot uit, want boycot heet voortaan contingenteering van den invoer! De lijst der verzinsels is uiterst beperkt. De fabel eener vliegmachine boven Nürnberg heeft afgedaan. Geen enkele Europeesche mogendheid zal een oorlog ontketenen voor een verdwaald avion, al ware het ontwijfelbaar echt. En zij, die het luidst jeremieeren over de onveiligheid, waarin het schrikkelijke Fransche militairisme zijn Oostelijken nabuur verstrikt en verstikt, weten drommels goed, dat er iets ongehoords, iets ongelooflijks zal moeten gebeuren, om het Fransche volk en het Fransche gouvernement te dwingen, niet alleen tot een oorlogsverklaring, maar tot simpele schermutselingen.
Aan al deze patente en flagrante nadeelen heeft Colonel Nicolaï, volgens het notitie-boekje van zijn leerling gedacht. Bandieten zijn er niet in Duitschland, nòch Schurken, om ze los te laten over een volk, waartegen men van leer wil trekken. Zij zouden trouwens te snel gesignaleerd worden. Wijl zij zich te langzaam verplaatsen, en in 't oog loopen, zouden zij op de regeering, onder wier bevoegdheid zij staan, de verdenking werpen van medeplichtigheid. Zij zouden daarenboven te gemakkelijk worden afgeslagen. Maar vooral zouden zij niet het gewenschte en afdoende effect veroorzaken. Wegens een strooptocht van brooddronken belhamels zal geen enkel Fransch gouvernement Europa in vuur en vlam zetten. Men kan daarvoor zijn hoofd verwedden.
Doch als er geen bandieten zijn in Duitschland, men telt er verscheiden revolutionnaire formaties, gewapend en onafhankelijk van den staat. De Berlijnsche regeering houdt ze tot nu toe in bedwang, omdat zij haar gedragslijn regelt naar de inblazingen van Stahlhelm en Nazi's. Maar verondersteld, redeneert Nicolaï, dat met of zonder reden, deze kolossale organisaties in opstand komen tegen een Berlijnsche autoriteit, welke zij te mak en meegaand oordeelen? Zij werden dermate talrijk dat zij de meerderheid der Duitsche natie zouden meesleepen in haar wieling. Ondanks dat overwicht echter blijven zij onverantwoordelijk, want zij zijn oproerlingen. Binnen 48 uren, preciseert Colonel Nicolaï, kunnen zij 3000 vliegmachines mobiliseeren in 't diepst geheim en laden met brand- of gas-bommen. Op een vochtigen winter-avond (de gassen, welke de Duitschers denken te gebruiken, rendeeren beter bij nat weer) concentreert deze zwerm zich op de vliegvelden langs de grens. In een paar uren rijden auto's de projectielen aan. Zij vliegen uit in escaders. Vier à vijf uren later ontvangt het argelooze Parijs bezoek van 10 machines uit Ludwigsburg, 10 uit Stuttgart, 10 uit Karlsruhe, 10 uit Neustadt, 10 uit Freiburg-in-Brisgau, 25 uit Landau; meer dan 100.000 bommen hagelen neer op de hoofdstad. Op andere steden, spoorwegknooppunten, electrische centrales navenant. Men spaart een paar vliegvelden met opzet. Terwijl Duitschland mobiliseert, om zijn niet-gemandateerde oproerlingen te beteugelen, achterjagen Fransche vliegmachines de Duitsche roofvogels, bombardeerend en mitrailleerend, tot boven Duitsch gebied. Onvrijwillig, onwillekeurig, maar gedwongen door de bitterste noodzakelijkheid, zal het Fransche luchtleger de vijandelijke, offensieve daad verrichten tegen een regeering, die niet aansprakelijk gesteld kan worden voor revolutionnaire manoeuvres. Er zou een beginner zijn, waarop niemand vat heeft. En juridisch gesproken zelfs een aanvaller: Frankrijk
natuurlijk.
Geciviliseerde, niet-bloeddorstige, onbedreigde, ongepassionneerde buitenstaanders zullen het idee van een dergelijke neronische, infernale onderneming, verwoesting en slachting, als menschelijkerwijze ondenkbaar en ongeloofbaar weigeren te aanvaarden. De meeste Franschen ook en dit pleit voor buitenstaanders en Franschen. Maar deze ongeloovigheid verhelpt volstrekt niet, dat de authentieke of apocriefe concepties van Colonel Nicolaï theoretisch zeer wel uitvoerbaar zijn. Op kleine en ‘humane’ schaal zijn ze zelfs reeds toegepast door Zuid-Amerikanen. Den eersten September, volgens een brief in het Journal de Genève, drong een belangrijke troep Peruanen het gebied van Columbia binnen en veroverden het onverdedigde stadje Leticia. Het gouvernement van Peru verklaart, dat het volslagen vreemd is aan den aanval en schrijft hem toe aan revolutionnaire elementen, die aan zijn contrôle ontsnappen. Gesommeerd door de regeering van Columbia om de aanvallers te desavoueeren, weigert het gouvernement van Peru deze platonische afkeuring. Het beroept zich op ‘onrechtvaardige’ verdragen van 1922 en 1930, om den inval als een ‘uiting van nationale aspiraties’ te vergoelijken. Mooier nog: Peru protesteert tegen de politie-maatregelen, waarmee Columbia de orde in en rondom Leticia poogde te herstellen!
Transponeer deze geschiedenis in een Europeesch kader, op Europeesche schaal en gij hebt het plan-Nicolaï. Daarbij blijft geen andere wensch, dan dat de goden en de Fransche waakzaamheid het van onze hoofden mogen afwenden. Al de rest is waan.
[verschenen: 25 november 1932]