Puzzle
Parijs, 8 Oct. [1932]
Het luchtvaart-schandaal smeulde van de zomermaanden af. De weekbladen in quarto-formaat, die heeten Op den Luister, Het Oog van Parijs, Cri-Cri, Charivarius of De Knauw, en wier inhoud in de meeste gevallen geredigeerd wordt met klinkende argumenten, spraken erover op de achterbaksche, lekkertandende manier, waarmee zij hun strikken knoopen en losknoopen. Elke affaire, goed of kwaad, begint met den achterklap dezer officieuze, anonieme pers, welker masker door invloedrijke lieden niet versmaad wordt. Het is geen heksenwerk om een gerucht uit te strooien en kunstig te doen aanzwellen. Spoedig vischte men in de Bars van alle vliegvelden naar de namen der bedoelde personages. Het duurde niet langer dan een vlucht naar Java, of er circuleerden in 't diepst geheim foto's van clandestiene documenten. Toen het Ministerie van Luchtvaart op 24 September zijn eerste communiqué uitgaf, om te waarschuwen voor het opwindende gekonkel en een aanklacht indiende wegens vervalsching tegen den fabelachtigen heer X., waren honderdduizenden op de hoogte van een schandaal, waarover nog geen enkel dagblad gerept had. Er hing een stemming als rondom het uurwerk van een bom die springen gaat.
De bom sprong met overleg, zoodra de justitie van hare vacantie was teruggekeerd. Binnen zes dagen lagen de voornaamste gegevens op de tafel van den rechter van instructie en zaten een paar stroomannen in voorloopige hechtenis. Maar wanneer de smoezende stilte, welke dit plotselinge geraas voorafging, verbroken is, niemand werd wijzer. Zooals men op een mondaine murder-partij een moord simuleert en de gasten uitnoodigt, om den dader te zoeken, of zooals de directeur van een tijdschrift de eerste hoofdstukken publiceert van een roman en prijzen uitlooft voor de lezers, die het beste vervolg raden (wie doodde het jonge meisje? waarom en hoe?), zoo lokte men het publiek, en misschien zelfs den rechter, op drie, vier, met de uiterste zorg verwarde sporen. Doch niemand belooft een oplossing, een bevredigenden afloop.
Het is moeilijk om zich over de zaak een opinie te vormen. Twee machtige luchtvaartmaatschappijen, beide werkend met Fransch personeel, kapitaal en materiaal, bekampen elkaar op leven en dood. De eene, de Compagnie Internationale de Navigation Aérienne of Cidna, vaart op Oost-Europa en verstrengelt hare netten min of meer met die der Luft-Hansa. De andere, de Compagnie Aéropostale, vaart op Zuid-Amerika, waar zij met steun der Latijnsche staten en staatjes contractueele bases vestigde voor hare vloot, in een periode toen Noord-Amerikanen en Duitschers nog niet dachten aan transcontinentale luchtverbindingen, of niet de middelen bezaten. Beiden zijn even prachtige erflaters als indertijd het Panama- en het Suezkanaal geweest zijn, die door Franschen ontworpen werden en waar de Franschen ten slotte zijn weggepoeierd. Wanneer een van beiden, of beiden kwamen te sneuvelen, zou er buiten Frankrijk geen traan gestort worden. Sinds jaar en dag loeren strandvonders op haar schipbreuk. De vergelijking, welke bij haar dollen broederstrijd automatisch oprijst, is die der twee honden, vechtend om een been. Een derde loopt er mee heen.
Waarom haten zij elkaar, hoewel zij nauwelijks concurreeren? Om een armzalige kwestie van personen en van binnenlandsche politiek. De Compagnie Aéropostale, bij toeval rechts georiënteerd, behoort aan de familie Bouilloux-Lafont. Haar chefs zijn getweeën. Marcel is bankier en heeft aanzienlijke financieele belangen in Zuid-Amerika, die bij de planetaire tribulaties der laatste jaren zware averij opdeden. Maurice is Minister van Staat bij den Prins van Monaco en vice-president der Fransche Kamer. Terwijl de bankier bij het gouvernement om subsidie moest bedelen voor zijn bank, voor de vliegtuigen-fabriek Latécoére, welke hij controleert, en voor zijn luchtvaart-maatschappij, beging de politicus de roekelooze onvoorzichtigheid, om zich voor het presidentschap der Kamer candidaat te stellen, tegen een socialist. Maurice werd niet gekozen en bij wijze van représailles voerden de linksche groepen een venijnige oppositie tegen de hulpverleening aan Marcel. De Compagnie Aéropostale werd door de Regeering in den steek gelaten. Daar echter het nationale prestige, de Fransche invloed in Zuid-Amerika en het moreel in Frankrijk een onherstelbare schade zouden geleden hebben door haar ondergang, nam het Gouvernement haar zonder complimenten op sleeptouw. Om menschelijke gevoeligheden te sparen, werd André Bouilloux-Lafont, zoon van Marcel en neef van Maurice, tot administrateur benoemd. Maar hij kreeg een curator in de persoon van Emmanuel Chaumié, directeur der handelsluchtvaart aan het Ministère de l'Air, met wien hij voortaan de leiding der Aéropostale moest deelen.
De familie Bouilloux-Lafont zou die feitelijke verjaging van een domein, dat zij met haar gansche energie ontgonnen had, wellicht berustend geslikt hebben, ware de gouvernementeele Chaumié niet een intiem vriend geweest van Paul-Louis Weiller, directeur der Cidna en der motoren-fabriek Gnome et Rhône. Dat de Cidna der toevallig links georiënteerde Weillers alle commanditaire vennooten en kapitalen vond, welke men aan de Aéropostale geweigerd had, dat de firma Bouilloux-Lafont haar onafhankelijkheid verloor, terwijl de jonge Paul-Louis, een oorlogsheld, die de borst vol decoraties draagt voor wapenfeiten in de lucht, zijn zelfstandigheid en zijn zaken consolideert met evenveel geluk als knapheid, deze vernederingen smaakten bitter, doch overschreden niet de maat der tegenspoeden, waaraan men in een universeelen krach blootstaat. Dat de familie Bouilloux-Lafont echter haar boeken moest overleggen aan een regeeringscurator, die de kameraadschappelijkste relaties onderhield met Paul-Louis Weiller, in wien zij een tegenstander kon vermoeden, deze kleine, maar harde nuance schiep de mogelijkheid van psychologische verwikkelingen, welke men in een samenleving van wolven slechts behoefde te observeeren om er partij van te trekken.
Het potentieel van haat, dat broeide in den clan der Aéropostale, was exploiteerbaar en werd inderdaad geëxploiteerd met een ongeëvenaarde maestria. André Bouilloux-Lafont wenschte in zijn binnenste niets liever, dan een aantal documenten te ontvangen en te betalen, die het onomstootelijk bewijs leverden, dat Paul-Louis Weiller een massa aandeelen (100.000) der Gnome et Rhône door tusschenkomst der Deutsche Bank verkocht had aan de Luft-Hansa en dat Emmanuel Chaumié dezen handel vergemakkelijkte voor een ronde som, die hem was overgemaakt langs de Twentsche Bank en de Banque Jordaan. Met een beetje patriotisme kon de scabreuze operatie worden gekarakteriseerd als hoogverraad, want de Gnome et Rhône fourneert de helft der motoren van het Fransche lucht-leger. Met een greintje logica kon men insinueeren, dat het gevraagd bedrag (45 millioen franc) door Paul-Louis Weiller bestemd was voor den aankoop der Aéropostale.
Men begrijpt evenwel, dat André Bouilloux-Lafont, zelfs al ware hij het tegenovergestelde van een gentleman, de noodige voorzorgsmaatregelen trof, om zich niet te compromitteeren met een schijnbaar absurde beschuldiging, die doodelijk op hem zou terugvallen, wanneer zij ongegrond bleek. Hoezeer hij ook verlangde dat de stukken, welke men hem in handen speelde, onvervalscht waren, hij liet ze controleeren en verschafte ze zich door middel van personen, die hij meende te kunnen vertrouwen. Gerechtelijke schriftkundigen hadden hem de authenticiteit gewaarborgd der bezwarendste overtuigingsstukken. Een Graaf de Lubersac, broeder van een senator, telg van een oud geslacht en langjarig vriend der familie Bouilloux-Lafont, bezorgde hem uittreksels uit de boeken der Guaranty Trust, die aantoonden, dat ook parlementsleden zich hadden laten lijmen met chèques. Zijn voornaamste leverancier van bewijsmateriaal, een zekere Louis Golin, alias Serge Lucco, behoort tot het fameuze Tweede Bureau (de tegen-spionnage), heeft een broeder als officier in het lucht-leger en een vader, die in 't klooster trad, toen zijn vrouw stierf. Onmiddellijk gaf men dezen Colin uit voor een beroeps-falsaris.
Maar op den dag zijner arrestatie verzekerde hij aan Paris-Midi, dat men hem door tusschenkomst van Marthe Hanau 25.000 francs plus een maandelijksche toelage van 5000 francs had aangeboden, wanneer hij alle door André Bouilloux-Lafont aangevoerde documenten voor vervalscht wilde verklaren. Wat hij ook gedaan heeft. Alles is valsch! Men beweert zelfs, dat de experts gewerkt hebben op gefalsifieerde vergelijkingsstukken. Doch als alles valsch is, waarom requestreert de rechter van instructie dezen Colin, waarom sluit hij hem af van de buitenwereld, waarom plaatst hij wachten voor zijn deur, opdat geen enkel journalist een woord zal opvangen, wanneer hij dezen beschuldigde verhoort? Door een dier toevallen, welke de geraffineerdste machinaties onklaar maken, werd het ruchtbaar, dat de in elk opzicht verraderlijke Louis Colin bekend had zijn falsificaties verricht te hebben met medeweten van den commissaris Faux-Pas-Bidet. Dit macabere heerschap, wiens barokke naam een programma is, complotteert tegelijk voor de politie en voor het Tweede Bureau. Men ontmoet hem bij alle verdachte zaakjes. En hoe gaarne de justitie hem ook had weggemoffeld, zij was gedwongen om hem te confronteeren met Colin. Tot ieders schrik kon Faux-Pas-Bidet geen enkel punt der ongeloofelijke aanklacht loochenen: hij was dag voor dag door Colin op de hoogte gehouden van zijn relaties met André Bouilloux-Lafont en van de falsificatie der documenten.
Het verraad gluipt dus uit alle hoeken, kieren en reten. Misschien zijn Weiller en Chaumié verraden in hun eerste, voorbarige pogingen tot internationaliseering der Fransche en Duitsche luchtvaart. De hypothese heeft niets ongerijmds. Doch stellig is André Bouilloux-Lafont verraden en gemanoeuvreerd met een onovertrefbare virtuositeit. Verraden ook de graphologen. Verraden Graaf de Lubersac, die zich apocrief papier in de hand liet stoppen. Verraden de Guaranty Trust, waar spionnen 's nachts met oogluiking der bewakers binnensluipen. Verraden het Tweede Bureau en de politie. Verraden Colin en Marthe Hanau. Verraden de onrustbarende Faux-Pas-Bidet. Verraden heel deze bende, van welke ieder op zijn beurt onbekommerd verried.
Men ziet de draden, de koorden, de kabels, waaraan de poppen dansen. Maar wie trekt ze? Wie is de balletmeester? Ik gaf u alle gegevens van het probleem. Los het op, zoo gij kunt. Ons verstand, hier, staat ervan stil. Wij meenen evenwel, dat 't in Denemarken, waar volgens het klassieke gezegde iets rottende was, nooit erger geroken heeft.
[verschenen: 25 oktober 1932]