Het proces Gorguloff
Parijs, 28 Juli 1932
Er bestond voor Paul Gorguloff, die president Doumer vermoordde, een middel om het doodvonnis te ontwijken. Hij kon het alibi kiezen dat de moderne psychologie met zooveel scherpzinnigheid opdrong aan de moderne rechtspleging en de moderne schurken. Hij behoefde slechts door te gaan voor een heele of halve gek.
Hij probeerde het en werd niettemin veroordeeld tot de guillotine.
Het lag voor de hand dat de rechtbank Gorguloff's hoofd zou eischen en dat de jury het haar moest toestaan, om menschelijke redenen en om redenen van staat.
Drie deskundigen hadden Gorguloff verantwoordelijk verklaard en vonden hem uitstekend bij zijn verstand. Zij betoogden dat een persoon niet noodzakelijk met molentjes loopt wanneer hij als passagier van een raket-vliegtuig naar de maan wil reizen, wanneer hij papier vol kladt met nonsens als een gewone dadaïst of futurist, en wanneer hij beweert gedreven te worden door een demon. Reeds Socrates raadpleegde bij gewichtige besluiten zijn ‘daimoon’ en niemand houdt hem voor malloot. Gorguloff bestreed deze opinies hardnekkig en hartstochtelijk. Met alle geweld wilde hij een geheime ziekte hebben, achttien jaar geleden opgedaan, die zijn hersens van streek bracht. Niets scheen hem erger te spijten dan beschouwd te worden als recht snik. Het hinderde hem geen oogenblik dat een gestoorde tramontane zijn ‘idee’, zijn plannen tot redding der menschheid, zijn nationaal-democratie en ook zijn literatuur kon discrediteeren voor tijdgenoot en nageslacht. Het was komisch en misselijk om dezen valschen apostel, die hoogdravend schreeuwde ‘Ecoute, la France, écoute!’ als ware hij een Zarathustra, te zien spartelen tegen een certificaat van geestelijk vermogen.
Tot groote vreugde van den beklaagde waren er echter ook drie andere deskundigen (zooals in deze zeer hypothetische wetenschap past), die Gorguloff in alle opzichten rijp achtten voor het dolhuis. Zij hadden hem weliswaar niet onderzocht (de contra-expertise was geweigerd), doch taxeerden hem naar zijn woorden en werken.
Juist daarom misschien leek hun meening des te treffender. Want hoe dwaas moet iemand niet zijn, die reeds op 't eerste gezicht, zonder onderzoek aan den lijve, zonder Wassermannsche reactie, voor onwijs versleten wordt door drie geleerden! Als hun diagnose niet de gansche jury overtuigde, zij veroorzaakten weifelingen bij de meerderheid. Een moment werd de uitspraak onzeker. De schommeling was zoo merkbaar, dat Gorguloff zich niet weerhouden kon om met bombastische verrukking uit te roepen: ‘Ziedaar dokters die mijn ziel begrepen hebben!’ Hij zei dat met een onbeheerschten ijver die verried in welke mate hij 't gewicht besefte der doctorale getuigenis. Zijn advocaat moest hem den mond snoeren. De woorden echter waren niet te achterhalen en hun effect was onherroepelijk. Men mag zeggen dat Gorguloff hing op het eenig werkelijk symptoon dat hij toonde van waanzin. Hij handelde als een gek door zijn ontoerekenbaar-verklaring toe te juichen.
Zijn gejubel bewees het gezond en helder verstand waarmee hij zijn hachje veilig waande. Het werd tè duidelijk dat hij er slechts aan dacht om zijn veege lijf te redden.
Er waren nog andere overwegingen om het hardste vonnis te vellen. Dit lugubere individu met zijn walgelijk verleden van sadist tegenover piepjonge dienstboden, van engelenmaker, van bigamist, van vrouwenbeul (hij roste zijn drie successievelijke echtgenooten af) en vrouwen-exploitant, dit troebele, gedepraveerde sujet, uitte luidkeels de belachelijke pretentie, om door zijn aanslag op Doumer, de Russische politiek van Frankrijk te oriënteeren naar een botsing met de Sovjets. Zoo ongerijmd de veronderstelling is, dat een dergelijk verlangen (en uitgedrukt door een revolver) verwezenlijkt kon worden, het was de plicht eener met zorg gekozen jury, om rekening te houden met dit terroristisch geformuleerde streven. In het Fransche binnenland poogt L'Humanité sinds jaar en dag zijn lezers op te ruien met de bewering, dat de imperialistische Republiek den oorlog voorbereidt tegen Rusland. In de buitenlandsche bolsjewistische kranten leest men herhaaldelijk hetzelfde verzinsel. Er zijn lieden, die dat gelooven. Er zijn lieden, die een genadige straf zouden hebben uitgebuit als een mentale medeplichtigheid. De eenvoudigste wijze, om alle verdachtmakingen den kop in te drukken was, om den profeet het hoofd af te slaan, die ze had uitgelokt. Zou een Parijsche jury onvermurwbaar gebleven zijn voor het gejammer van Gorguloff's vierde vrouw, voor de snikken van dit havelooze wrak, dat een ongeboren wezen droeg, voor het melodramatisch beroep op haar verwachte kind, zou een jury zich onverbiddelijk getoond hebben, wanneer zij het geding enkel-menschelijk had kunnen beoordeelen? Maar humane oplossingen als vrijspraak, verzachtende omstandigheden, opsluiting in een gesticht, waren onraadzaam wegens het scabreuze uitgangspunt van het misdrijf. Kon men door toegeeflijkheid een premie uitloven voor elken fanaticus, die begeerde zich te bemoeien met de Fransche politiek? Neen. Gorguloff's hoofd moest vallen en hij was precies idioot genoeg, om mede te werken tot dezen
afloop.
De Russische gezant Dovgalewski had den ongewonen wensch te kennen gegeven, om de terechtzittingen persoonlijk bij te wonen, of zich te doen vertegenwoordigen. Dit ongelegen verzoek oefende weinig invloed uit op het lot van Gorguloff, doch onderstreepte de neteligheid van een proces, welks achtergrond het beoogde conflict was tusschen twee nog niet vijandige staten. Het ontbrak niet aan gelegenheden, om de wrijvingsvlakken tusschen Frankrijk en Rusland te vermeerderen en het was geenszins ondenkbaar, dat de voorgewende bevrijder van het ‘heilige Rusland’, die drie dagen fulmineerde tegen monarchie en communisten, een doel zou bereiken langs zijdelingsche banen, dat hij gemist had door een rechtstreekschen kogel.
Men vermeed deze hinderlaag, door den beklaagde kwartieren lang te laten praten, tot hij zijn heele verwarde, huilerige en langdradige hart gelucht had. Gorguloff's listigheid was ruim voldoende, om nòch zichzelf, nòch anderen bloot te stellen aan verwikkelingen. Met evenveel onderlinge behoedzaamheid ontweek men de complicaties, welke de verklaringen bezwaarden van den kozak Lazareff. Deze verweerde oud-soldaat, vandaag landarbeider op een Fransche hoeve, een ware vogelverschrikker met zijn gebobbelden, kaalgeschoren schedel, zijn diep gegroefde wangen, zijn ezelskinnebakken en zijn enorme klauwen, had in Gorguloff een chef der Tsjeka herkend die ongeveer tien jaar geleden onder den naam van ‘Kameraad Mongol’ een Russisch gewest martelde en er twee honderd personen eigenhandig fusilleerde. Het was een liefhebberij van dezen Mongol om zijn slachtoffers roodgloeiende naalden onder de nagels te steken en Lazareff strekte de ruwe handen uit, welke nog de sporen droegen van die tortuur. Maar toen men den kozak, die slechts een paar woorden Fransch kende, met bestudeerde intonaties vroeg of hij absoluut zeker was van de gelijkenis en van de identiteit Gorguloff-Mongol, barstte hij in tranen uit en zei niets dan ‘Is het mogelijk dat men zulke martelingen vergeet?’ Er toog een rilling door de hoorders bij het onbedrieglijke accent dat een gruwzame herinnering in deze stem legde. Doch het Openbaar Ministerie insisteerde niet verder. Noch de procureur-generaal, noch de verdediger kwamen terug op de danteske, lapidaire getuigenis van den kozak Lazareff.
Ieder vond dit goed omdat het geraden, nuttig en wellicht noodzakelijk was. Een klein tipje van den sluier werd opgelicht, om een geheim te suggereeren dat men niet onthullen wilde, dat men ook niet wilde wegfutselen of loochenen. En als wij weten dat de ‘magere reus’ met zijn dubbelkleurige roofvogel-oogen, zijn stieren-nek, zijn dikken haarbos, zijn cadavereuze groen-gele huidkleur, zijn delireerende stem zal boeten, wijl hij President Doumer vermoordde, niemand weet waarom de President vermoord is. Men heeft dit onderwerp nauwelijks aangeroerd. Rechtbank, pers en publiek, dat alle incidenten instinctief schuwde, hebben eensgezind de ontraadseling van Gorguloff's drijfveeren en persoonlijkheid overgelaten aan een rustiger en veiliger toekomst.
[verschenen: 27 augustus 1932]