Een hopeloos geval
Parijs, 26 Juli [1932]
De eerste phase der ontwapeningsconferentie, welke zes maanden duurde, is afgeloopen. Men scheidde met een resolutie, die in werkelijkheid een vinnig gemarchandeerd compromis is, welk compromis weer gecompromitteerd wordt door een beschikking van uitstel en ten overvloede door drie groote mogendheden (Italië, Duitschland, Rusland) is geweigerd. Het zou de moeite waard zijn om uit te rekenen hoeveel energie en calorieën door het menschdom verbruikt werden voor het verkrijgen van een zoo mageren uitslag. Denk even aan de petities, de betoogingen, de duizenden redevoeringen, de millioenen krantenartikelen, de tonnen drukinkt, de telegrammen, de foto's, de films, de onmetelijke som van krachtsinspanning, welke te Genève samenvloeiden en uit Genève weggolfden om verloren te gaan. Om geen ander doel te bereiken dan de vervulling der somberste profetieën die voorspeld hadden, dat Europa en de wereld na de conferentie verdeelder, troebeler, afgunstiger, nijdiger zou reilen en zeilen dan ervoor.
Men werd elke week een beetje giftiger en zenuwachtiger. Dat een conflict tusschen Franschen en Italianen niet losbarstte in de zalen waar men elkaar trachtte te ontwapenen, doch vlak daarnaast, op een vergadering van de interparlementaire unie, is louter toeval. Het had even goed kunnen gebeuren in de afdeeling van den ontwapeningsvoorzitter Henderson en daar was niet eens een onverantwoordelijke lomperd noodig als de socialist Narcisse Renaudel om met noodelooze provocaties der fascisten een opstootje te verwekken en een ‘A bas la France’ te ontlokken aan overprikkelde boezems. Een diplomaat die per ongeluk een seconde zijn masker en zijn behoedzaamheid vergat, kon iederen dag een catastrophe veroorzaken. Hoe zouden de fascisten gereageerd hebben tegen den gedelegeerde die in 't openbaar een rapport had voorgelezen dat men te Parijs ontving op den morgen van het tweede Hoover-edict, en, evenals verschillende andere rapporten, vriendelijk wegmoffelde? Het berichtte volgens een verslag van generaal Teruzzi, chef van den generalen staf der fascistische militie, aan Mussolini, de heuglijke resultaten der verplichte pre-militaire instructie der Italiaansche jeugd over de periode 1931-1932. Het aantal cursussen had 6.056 bedragen, plus ongeveer 3000 gedeeltelijke cursussen. Het aantal instructeurs en adjunct-instructeurs beliep 24.004, dat der afgerichte leerlingen 905.474. Een toekomst-leger van 820.346 jongens legde examen af en 756.487 slaagden. Een onvoorzichtig redenaar had de cijfers van dit dossier (en van andere dossiers!) in de zalen van den Volkenbond kunnen werpen. Zij zouden gesprongen zijn als handgranaten en gevleugelde bommen.
Gelijk er in den dagelijkschen omgang van enkelingen een massa onderwerpen zijn die men niet aanroert om wrijving te voorkomen, zoo zijn er in de wederzijdsche betrekkingen van naties punten welke men angstvallig vermijdt, om een zeer labiel evenwicht niet te storen. Ook in het internationale leven wringen achter beleefdheidsformules en vormelijke conventies een menigte verkropte waarheden en leugens waarmede ieder rekent doch waarvan niemand spreekt. Men slikt ze noodgedwongen omdat men er officieel niet over reppen kan, zonder elk debat stop te zetten en in sommige gevallen zelfs een casus belli te verwekken. Ieder snakt zonder twijfel naar oprechtheid, ieder veroordeelt spontaan het universeel gehuichel.
Doch oprechtheid is alleen bestaanbaar in staat van oorlog of in paradijzen van engelachtige volmaaktheid. En wie was volmaakt onder de zestig naties, die te Genève beraadslaagden? Wie had geen slag om den arm? Wie geen bijbedoelingen? Wie verscheen zonder listen, zonder achterdocht? Wie met een volstrekt ideale gezindheid? Zeker geen tien in een milieu waar één geslepen brekespel voldoende was om alle discussies te verwarren tot byzantijnsche haarkloverijen en alle onderhandelingen te richten op doodspoor.
Een organisatie met een onbetwist gezag, een algemeen erkende doctrine en een redelijke werkmethode had misschien kunnen verhinderen dat de antagonismen tusschen verschillende naties werden aangedikt. Heeft echter de Volkenbond onaantastbare autoriteit? Vraag het aan Chineezen en Japanners. Heeft hij inzake bewapening of ontwapening een leerstelsel, een code, een symbolum dat zonder tegenstreven aanvaard, of met dwang kan worden opgelegd? Het is den Volkenbond nimmer gelukt om voor deze kwesties de onontbeerlijke artikelen te formuleeren. De simpele vraag ‘Wat is een soldaat?’ bleef onbeantwoord. Het elementaire probleem ‘Wat is een wapen?’ kreeg geen oplossing. Volgde hij een doeltreffende en logische gedragslijn? Het lijkt er niet op. Bij gebrek aan een eigen doctrine noodigde hij zestig naties uit om elk hare persoonlijke conceptie te ontvouwen. Ongeveer zestig verschillende theses sproten voort uit deze anarchistische opvatting. Zoveel hoofden zooveel zinnen. Elk land bleek zijn uitverkoren wapen, zijn preferent militair stelsel te hebben. Dezelfde vuurmond werd braaf of slecht naar gelang hij op een pantserkruiser voer ter zee, of op rails reed te land. Men krakeelde over offensief en defensief geschut alsof kanonnen vanzelf afgingen. Slagschepen en duikbooten werden onschadelijk voor wie de beste en de meeste ervan gebouwd had. Niemand was het eens of werd het eens. Spoedig beschuldigde elke partij de andere dat zij elkaars plannen in den grond boorden. Slechts over één aspect van het moderne slagveld ging men accoord: over de bacteriën-oorlog. Juist het moordtuig dat men het minst behoeft te duchten. Iedereen die griep heeft en niest voert op zijn manier een bacteriën-oorlog met zijn onschuldigen buurman. Tegen deze verschrikkelijke vijanden zal men zich verdedigen met een pintje bleekwater of ander desinfectiemiddel. Ze zijn minder gevaarlijk dan een met schroot gevulde kartets en een blockhaus met
mitrailleuses.
Dit gebrekkige systeem joeg de conferentie stuurloos naar een fiasco en sommige volkeren dieper in hun harnas. Ontwapenen is een onregelmatig werkwoord, zooals Herriot zei, dat niemand wil vervoegen in den eersten persoon, enkel- en meervoud; ieder in den toekomenden tijd of in de aanvoegende wijs, maar steeds zonder eersten persoon. Had de Volkenbond echter een gelukkiger werkmethode kunnen kiezen?
Men mag dit met recht vragen, met meer recht nog betwijfelen. Zoolang de aarde draait werd nimmer een gezag gevestigd zonder wapenen. Wapenen van de meest verschillende soort: de Napoleontische troepen leden een échec tegen de zeisen van Andreas Hofer. De Italianen werden verslagen in Abessinië omdat zij niet met helmhoeden waren toegerust. Gesteld dat de Volkenbond een werkelijke autoriteit grondvest, gesteld dat hij slaagt om een bruikbaren catechismus der bewapening uit te vaardigen, hij moet nu of straks op het dilemma stuiten dat men vandaag ontduikt om niet erin verstrikt te raken. Een Geneefsche Socrates of Descartes zal vroeg of laat de vragen moeten stellen, die men schuwt wegens de springstof welke zij bevatten, en wanneer de Geneefsche Socrates uit eigen beweging niet wil, de feiten zullen hem dwingen tot de redeneering:
Waartoe dienen wapenen? Om oorlog te voeren. En waarom voert men oorlog? Om iets te beschermen dat men heeft of om iets te verwerven dat men mist. Welke zijn de volkeren die bezitten wat zij wenschen, welke zijn de volkeren wien ontbreekt wat zij verlangen? Waar zijn de minste, waar zijn de meeste oorzaken of aanleidingen om naar de wapenen te grijpen? Wie derhalve behooren allereerst ontwapend te worden?
Vragen en antwoorden zijn kinderlijk eenvoudig. Zij beheerschen het geheele ondergrondsche debat. Zij dicteeren de houding van zeven groote mogendheden. Zij zullen elke verdere actie en reactie bepalen. Zij domineeren het menschdom van Abel en Kaïn af. Men kan ze negeeren maar men kan aan de consequenties niet ontsnappen. Zonder de keuze, zonder de schifting en zonder de maatregelen, welke zij behelzen, welke zij voorschrijven, zal geen Volkenbond, geen conferentie ooit kunnen streven naar ontwapening en tegelijk naar Vrede.
[verschenen: 24 augustus 1932]