Fanfares
Parijs, 16 Juli [1932]
Om de Inneming der Bastille vroolijker te herdenken, dan het nationale feest zich dit jaar liet aanzien, werden de Franschen begiftigd met drie diplomatieke bescheiden van den eersten rang. Edouard Herriot, de nieuwe triomphator, had de zaken grootscheeps aangepakt. De ochtendbladen publiceerden het ‘Vertrouwens-accoord’ met Engeland en de dag ging op onder een juichkreet. De avondbladen drukten het Gentlemen's agreement en de briefwisseling tusschen de heeren Neville Chamberlain en Germain-Martin. Ook deze stukken werden door de regeeringspers begroet als overwinnings-bulletins. ‘Ons land, schreef Albert Bayet in La République, herplaatst zich eindelijk aan het hoofd der naties, die den vrede willen verzekeren en Europa weder wenschten op te bouwen.’ L'Ere Nouvelle, het officieus orgaan van den Quai d'Orsay, slaakte kreten van verrukking: ‘Dat men begrijpe, hoezeer Edouard Herriot door deze onderhandelingen het prestige en het gezag van Frankrijk vergroot heeft, welken uitnemenden dienst hij bewees, niet alleen aan ons land doch aan Europa en aan de menschheid.’ De meest wasch-echte internationalisten kunnen bijwijlen niet nalaten, om de chauvinistische snaar te tokkelen. Maar de citoyens en citoyennes, die met zooveel drukte gesteld werden aan de spits van den volkenstoet, luisterden met een zeer verstrooid oor naar deze hymnen en zelden vierde men een ‘Veertiende Juli’ doffer van gemoed, loomer in de beenen. De onderdanen constateerden zonder vreugde, dat er weinig verschil was tusschen het poeha van Tardieu en het brio van Herriot.
Reeds een etmaal later moesten de ministers en hun journalistieke tolken een toon lager zingen in de diverse ‘Accoorden’. Naar gewoonte bleek de Fransche diapason veel te hoog, om het te dissoneeren in het universeel orkest. De fiere trompetten van den Quai d'Orsay klonken valsch tegen de eerste violen van het Witte Huis en President Hoover, die niet overtroefd wilde worden, verwittigde onmiddellijk senator Borah, die goede ooren heeft, per brief van den fundamentcelen wanklank. Hij stond erop, te dirigeeren, en met den stok van een dirigent, die kwaad wordt, tikte hij af. De heldere noot van het Gentlemen's agreement en vooral de expressie, welke de Franschen erin legden, brachten hem buiten zichzelf. Dat de Europeesche staten zich op eerewoord durfden verbinden, om de besluiten van Lausanne niet te ratificeeren, alvorens een bevredigende regeling zou verkregen zijn betreffende hun onderlinge schulden en die aan Amerika, leek hem een verfoeilijke uiting van insubordinatie, een aanslag op de vrijheid der U.S. ‘Ik gedoog niet, meldde hij aan Borah, dat men het Amerikaansche volk onderwerpt aan een pressie, om zijn gedragslijn te bepalen, nòch dat onze politiek in welk opzicht ook beïnvloed worde door een dergelijk gemeenschappelijk optreden, 't zij van stilzwijgenden, 't zij van uitdrukkelijken aard.’ De toon was lang niet malsch. Aldus spraken in hun tijd Napoleon, Bismarck en een paar andere veroveraars.
De kloeke Fransche trompetters, uit de maat geslagen, keken onthutst naar de tweede violen van Downing-street, op wie zij zich een dag te voren meenden te hebben afgestemd. Zij weten dat ze op geen enkel punt eensgezind denken met de Britten, doch nimmer zullen zij wennen aan dit duizendjarig feit en nimmer zullen zij er zich in schikken. Steeds hopen zij op een mirakel. Zij voelen, dat het mirakel vroeg of laat gebeuren moet. En waarom dan niet vandaag? Waarom niet oogenblikkelijk? Waarom niet bij een sibyllijnschen tekst, welke tien tegenstrijdige uitleggingen veroorlooft? Want zoo was het Fransch-Engelsch accoord ingericht: als de Spaansche herbergen, die reeds vergeleken zijn met de liefde, en waar men slechts vindt, wat men meebrengt. Herriot, een sentimenteel lyricus, droeg zijn hart aan, zijn ziel en zijn bedoelingen vol goeden wil. Dat was perfect, zoolang niemand naar bijzonderheden vroeg. Men kon erin lezen: en vergeef ons onze schulden, gelijk wij vergeven onze schuldenaren. Men kon er zelfs aan toevoegen: en verlos ons van den booze, om te sluiten met amen. In de geheime diplomatie zouden zulke acten ‘'t zij van stilzwijgenden, 't zij van uitdrukkelijken aard’ weldadig geweest zijn en voortreffelijk, daar men ze opborg in een kluis. Voor de openbare diplomatie, waar iedereen détails eischt, zijn ze een hinderlaag met een strop.
Zoodra immers Hoover barsch aftikte te Washington, antwoordde John Simon uit Génève, dat er geen kwestie was van een Fransch-Engelsch accoord, doch van een accoord, dat openstond voor allen, waartoe ieder kon toetreden, waarin ieder kon meezingen als in een koor. De zinnen, die waren uitgelegd als toespelingen op de schulden aan Amerika, hadden absoluut niet de gewraakte strekking, en de vriendschappelijke afspraak zou strikt beperkt blijven tot Europa. Alsof dit nog niet geruststellend genoeg luidde voor de overzeesche neven, berichtte een communiqué uit Londen, dat Ramsay MacDonald er volstrekt niet aan gedacht had, de Vereenigde Staten te betrekken in het Europeesch geding. Ook Neville Chamberlain krabbelde achteruit. Wat schoot er na deze intrekkingen over van de drie roemrijke documenten, welke Frankrijk herplaatsten aan het hoofd der naties? Niets dan een agreement zonder gentlemen: ‘ze zijn schaarsch in deze wereld’ zei Eugène Lautier, de directeur van L'Homme Libre. Niets dan de brief van Chamberlain, die eensklaps een aanmaning werd van de Britsche ‘War Debts Funding’. Niets dan een accoord, dat ieder minister kon uitleggen gelijk hem beliefde. Niets dan de Fransche schulden aan Amerika en aan Engeland. De berekenende harten van John Simon en Ramsay MacDonald, waarop Herriot's lyrisch gemoed zijn hoop gegrond had, waren bij het eerste bevel uit Washington gezwicht.
De trompetten, die den lof zongen der Fransche diplomatie werden gedempt. Men borg ze echter niet op. Voor ‘Le Temps’, die de opinies vertolkt van de groote meerderheid der leidende republikeinsche kringen, bleven het gentlemen's agreement (ook zonder gentlemen) en het vertrouwens-accoord de voornaamste evenementen, die plaats grepen na de onderteekening van Locarno, omdat zij de essentieele beginselen versterken der Fransche politiek. ‘Want Frankrijk, verre van geïsoleerd te zijn, neemt het initiatief tot een nieuwe actie van zuiver Europeesch karakter.’
Als dit nog geen werkelijkheid werd, het is tenminste een mogelijkheid. Engeland en Frankrijk zijn als die uiteenloopend gehumeurde paren, waarvan de oude dichter de precaire situatie heeft uitgedrukt in ‘nec sine te nec tecum vivere possum’; wat wij vertalen als ‘je kunt er niet met en je kunt er niet zonder’. Van beide kanten zou men gaarne scheiden, doch men heeft wederzijdsche belangen, die opwegen tegen alle krakeel en oneenigheid. Van de twee is Frankrijk verreweg de geduldigste, de volhardendste; een type als Jean de la Lune of Le Cocu magnifique, die zich alle kuren en grillen laten welgevallen in de positieve verwachting, dat een kat op haar pooten terecht komt. Van de twee is Engeland stellig het weerspannigst, het afkeerigst van een kalme, duurzame verbintenis, het ongeschiktst voor het gemeenschappelijk juk. De Brit weet niet waarom, en niemand weet 't, maar 't is zoo, 't ligt in zijn natuur.
Als iemand met dergelijke eigenzinnigheden en tegenzin een overeenkomst aangaat, kan men er van overtuigd zijn, dat hij onmogelijk anders kan. Hij heeft links en rechts gezocht, geprobeerd, gepolst en niets beters gevonden. Wanneer de andere partij (Frankrijk) bewilligt, om een onbetrouwbaar accoord te teekenen, dat allerlei glossen en glippers vergunt, kan men eveneens ervan verzekerd zijn, dat haar geen andere keus rest. Doch zelfs de gapingen van het contract pleiten nog voor zijn totale onvermijdelijkheid en te eeniger tijd zal men beide partijen zien handelen alsof die bressen, leemten en mazen nooit bestaan hadden. Op zijn beurt zal Herriot den tekst commentarieeren gelijk hem goeddunkt. Men zal het span zien rukken, steigeren, en spartelen, om op een gegeven moment vaart te zetten naar een doel, waarover zij 't samen eens zijn. Vroeger heette dat entente cordiale, vandaag accord de confiance. En misschien heeft Le Temps gelijk. Misschien schalden de klaroenen het signaal, waarmee een nieuwe marsch inzet. Onder deze twijfelachtigheden staat één ding slechts vast: Nooit zal Frankrijk buigen als Engeland voor den Amerikaanschen stok.
[verschenen: 10 augustus 1932]