Op de Uwe
Parijs, 1 Juli [1932]
De oude provincie Champagne heeft deze week den twee-honderd-vijftigsten verjaardag gevierd van den mousseerenden wijn, die haar naam draagt en haar faam over de gansche wereld verbreidde. De beroemdste doktoren, hygiënisten, botteliers, vertegenwoordigers van nacht-restaurants, hoog-getitelde persoonlijkheden van den Britschen en Franschen adel, de aartsbisschop van Châlons, de aartsbisschop van Ierland, verschillende prelaten, alles wat Parijs en Londen tellen aan beau monde, high life en gentry, een minister, gedeputeerde en politieke sommiteiten, werden in extra-treinen en extra-vliegtuigen uit Croydon en Le Bourget getransporteerd naar de domeinen van Graaf Chandon Moët en van Veuve Cliquot, nog altijd weduwe.
Te Reims, te Epernay dansten en zongen de kuipers ter eere van hun patroon Sint Jan. In de dorpen rondom haalde men de stokken van Sint Vincentius uit de beschrijnwerkte reliek-kassen en voerde ze in processie naar het Benedictijner-klooster van Hautvillers. Deze abdij, in de vijfde eeuw gesticht door Saint Nivard, te midden van een ondoordringbaar woud en op een plaats, welke hem door een duif, stralend als een meteoor, was aangeduid, deze abdij, verwoest door de Noormannen, door de Engelschen van den honderdjarigen oorlog, door de Hugenoten, door de Revolutie, en steeds weer. opgebouwd, leverde het recept, dat het sap harer wijngaarden schuimend, parelend en weergaloos verkwikkend maakte. Het was Dom Pérignon, keldermeester van Hautvillers, tusschen 1668 en 1715, die 't idee kreeg om het extract van druiven, alvorens de gisting geheel voltooid is, op te sluiten in flesschen en de ontwikkelde koolzuren vast te leggen in de vloeischtof. Hij vond ook het geheim, om den wijn te klaren, de lange serie van manipulaties, waarmee men het bezinksel verwijdert en het middel om den hals der flesschen zoo te muilkorven, dat glas en kurk niet bezwijken onder den druk der gevangen gassen.
Deze geniale, geleerde en godvreezende man, de eerste na Noach, die uit de druif een nieuwe eigenschap haalde, had nog geen standbeeld. Aan het menschdom schonk hij een bron van lafenis, welke de goden van het Walhalla en die van den Olympus nimmer gesmaakt hebben. Aan zijn land verschafte hij een bron van welvaart en slechts zeer weinigen kenden zijn naam. Geen enkel dichter bezong ooit dezen Bacchus II, schepper van zooveel vreugde, levenslust, geestdrift, zingenot, droom en ideaal. Men heeft al dat onrecht eindelijk vergoed. In de gestalte van een peinzenden, kloeken monnik, die de rechterhand zalvend opheft en in de linkerhand een dikbuikigen flacon houdt, troont de weldoener voortaan op een voetstuk. Hij is gedoopt als een schip en onthuld met zijn eigen magisch brouwsel. Een Engelsche markiezin verbrijzelde een goud-gehalsde flesch uit een der beste kelders tegen het ontsluierde gedenkteeken.
Reims, Epernay en Ay zouden zonder twijfel voortgegaan zijn met Dom Pérignon te vergeten, wanneer nood niet leerde bidden. Want als hij zeven-en-veertig jaar keldermeester was van zijn klooster en in die kleine halve eeuw de kunst der champagnisatie uitvond, wie weet met zekerheid den datum te bepalen, dat hij zich vergastte aan den eersten tintelenden beker? Een goede champagne eischt drie à vier jaren delicate en voortdurende verpleging. De fijnbewerktuigde bestanddeelen van den kristallen drank vragen de oplettendste zorgen. Men mag veilig aannemen, dat menige flesch in de lucht vloog, voordat de geduldige Benedictijn de juiste formule opstelde van den nieuwen nectar. Als het vernuft van Dom Pérignon aan de wijnstokken der Marne een onvermoede en hemelsche streeling deed ontbloeien, waarom gebeurde dit op den kop af in 1682?
Omdat tweehonderd-vijftig jaar later, in 1932, over het gebied dat Philippe le Bel door zijn huwelijk met Jeanne de Navarre toevoegde aan de Fransche kroon, een crisis zou losbreken, welke niet alleen het leven van enkele millioenen wijnbouwers, maar zelfs het bestaan hunner dionysische industrie zou komen bedreigen. Men kan niet klagen en lamenteeren in dit fonkelend, bedwelmend bedrijf. Men kan er slechts in feesten. Welken indruk zou het teweeg brengen over den aardbol, wanneer men hoorde, dat de bewoners der provincie, die het opwekkendste elixer produceert, ten prooi vielen aan de somberste vertwijfeling? Van de ontelbare ellenden, veroorzaakt door de Europeesche verarming, zou deze ons het minst roeren van alle, omdat ons brein den borrelenden wijn slechts associeeren kan met verheugde, opgetogen stemmingen. Wie is wanhopig bij een flesch champagne, of wie blijft wanhopig? En wie kan zich een flauw begrip vormen van de rampspoeden, welke de depressie heeft uitgestort over de hellingen, waar het edelste, maar ook het duurste nat, geperst wordt?
Hoe staat het inderdaad met deze eenmaal rijke nijverheid? Op de helft der vorige eeuw bereikte de productie een totaal van 10 millioen flesschen per jaar, waarvan 75% weggingen naar het buitenland. In 1870 klom de opbrengst tot 17 millioen flesschen en de export tot 80%. Na de nederlaag dronk de Franschman minder, de vreemdeling daarentegen meer. Van 1881 tot 1891 steeg de productie tot 21 millioen flesschen per jaar, waarvan de uitvoer 85% absorbeerde. Daarna wordt de vraag in Frankrijk geleidelijk grooter en het humeur verbetert zienderoogen. In 1895 bedroeg de binnenlandsche consumptie 15% tegen 38% in 1910. Het is de periode van la joie de vivre. Tusschen 1906 en 1910 slaat men een gemiddeld productie-record van 22 millioen flesschen en in enkele jaren springt het Fransche verbruik plotseling omhoog van 3 millioen tot 13 millioen flesschen per jaar.
Die cijfers zullen nimmer overschreden, noch geëvenaard worden. De oorlog verwoest de helft der wijngaarden en laat in Reims niet enkel de kathedraal vernietigd achter, doch ook de kelders en de handelshuizen. Terwijl metselaars de ruïnes herstellen, planten de boeren jonge stokken. Ook de wijnbouwer waant na de demobilisatie terug te keeren in een gelukkiger en fortuinlijker wereld. De stocks echter zijn nauwelijks aangevuld, of hij botst tegen de harde werkelijkheid. Hoewel zijn product geen concurrentie behoeft te vreezen, gaat zijn afzetgebied onherroepelijk verloren in het dubbele onheil van krijg en revolutie. De drooglegging van Amerika kost hem 4.500.000 flesschen per jaar. De Russische omwenteling veroorzaakt een jaarlijksche export-vermindering van 2 millioen flesschen. De landen, die hun grenzen niet sluiten door een verbodsbepaling, heffen zulke invoerrechten dat hun tarieven allen noemenswaardigen export belemmeren. Elke flesch champagne betaalt 100 franc schatting aan de Roemeensche grens, 75 franc aan de Braziliaansche, 65 franc aan de Letlandsche, 50 franc aan de Portugeesche en Estlandsche, 44 franc aan de Tsjecho-Slovaaksche, 40 franc aan de Spaansche, 37 franc aan de Poolsche, 32,50 franc aan de Duitsche grenzen. Engeland heft slechts 16 franc per flesch.
Verschillende landen daarentegen, als Oostenrijk, België, Canada, decreteerden naast de invoerrechten afzonderlijke verbruikstarieven, die schommelen tusschen de 9 à 110 franc per flesch.
Ook op dit gebied bleken de Fransche belangen onverdedigbaar, zelfs bij bondgenooten. Het gevolg was, dat de champagne-export over 1931 zakte tot 6.603.448 flesschen, d.i. tot twee-vijfde beneden den export van 1854, het jaar van den Krim-oorlog. Het cijfer daalde tot een niveau, dat sinds langer dan een eeuw nimmer bereikt werd. Het is waar, dat de binnenlandsche consumptie steeg tot 16 millioen flesschen. Maar tegen liquidatie-prijzen. Champagne is het eenige artikel, dat in Frankrijk goedkoop werd. Voor één gulden koopt men een goede flesch bij den grossier, voor anderhalven gulden bij den kleinhandelaar.
Dit privilege zal echter niet langer duren dan de voorraad strekt, want de wijnbouwer overdrijft niet, wanneer hij waarschuwt dat zulke prijzen niet opwegen tegen de bedrijfskosten. Men citeert dorpen, te midden der wijngaarden, waaruit binnen weinige jaren één zesde der bevolking deserteerde naar loonender gewesten.
Daarom huldigt men Dom Pérignon. Het is de eenige propaganda, waarvan men hopen kan dat zij niet averechts zal uitvallen: een noodsein vermomd als fanfares en champagne-toasten.
[verschenen: 27 juli 1932]