De onbekende kracht II
Parijs, 11 Juni [1932]
Rudi Schneider, met wien Dr. Eugène Osty langer dan een jaar experimenteerde, is een jonge man van 24 jaar, kalm, bezadigd, welopgevoed, schrander, prettig in den omgang, goed gezond en gesteld op lichaamsoefeningen, voornamelijk voetbal. Hij werd geboren te Braunau-am-Inn, in Oostenrijk, en was het zesde kind van een boekdrukker. Officieren, te Braunau in garnizoen, die aan spiritisme deden en papier kochten in de drukkerij, hadden zijn familie overgehaald tot het gebruik van de ‘oui-ja’ en het potlood op rolletjes. Zijn broer Willy, vijf jaar ouder dan hij, bleek een uitstekend medium. Toen men vroeg welke geest zich door de tafel in hem uitte, kreeg men schriftelijk tot antwoord: Olga Lintner. Daar niemand deze persoonlijkheid kende, verzocht men nadere bijzonderheden. ‘Ik ben Lola Montès, maîtresse van Lodewijk van Beieren’, werd gedicteerd via het potlood. Ongeveer zes maanden later, in Maart 1919, na verschillende mislukte séances, zei Olga: ‘Ik heb het broertje van Willy noodig, Rudi.’
De ouders verzetten zich tegen dat idee wegens den jongen leeftijd van het kind. Rudi was toen elf jaar, lag te bed en sliep. Maar Olga viel door de bezwaren niet van haar stuk te brengen. ‘Het doet er niets toe, hij komt,’ antwoordde ze. Rudi kwam inderdaad een paar minuten na deze scène al slaapwandelend de kamer binnen, ging in den kring zitten, en de paranormale verschijnselen, tot dat moment achterwege gebleven, vervolgden met dezelfde duidelijkheid als voorheen. Van dien dag af werd Olga de ‘leidster’ van Rudi. Willy vond een nieuwe gids die Mina heette. Tegen zijn 23ste jaar verzwakten zijn mediamieke gaven en verdwenen tenslotte geheel. Terwijl Rudi nog school ging, liet hij zich regelmatig bestudeeren door professoren van Weenen en München. Na den dood van Dr. von Schrenck-Notzing werd hij door Harry Price naar Londen geroepen en gaf twee series séances welke beschreven zijn in het boek ‘Rudi Schneider’. Door verschillende zeer achtenswaardige geleerden werd niet getwijfeld aan zijn ‘telekinesische’ en ‘teleplastische’ vermogens. Doch ondanks een reeds vermaarde en welbestede loopbaan was de metapsychische studie als wetenschap geen stap gevorderd, toen de jonge man voor 't eerst het laboratorium betrad van den auteur der ‘Pouvoirs inconnus de l'Esprit sur la Matière’.
De sport, zegt Dr. Eugène Osty, en zonder twijfel een natuurlijke rechtschapenheid, maakte hem tot een ‘speler’ op wiens fair play in mediummiteit men bouwen kan. Hij is gevoelig en fier. Hij heeft een afschuw van achterdocht. Hij redeneert aldus: ‘Richt alle contrôle-middelen in, die gij verkiest; ik aanvaard ze zonder voorbehoud. Maar verzin ze zoo volmaakt bevredigend, dat gij, wanneer paranormale verschijnselen optreden, de absolute zekerheid hebt dat zij zich voordoen zonder kunstgrepen en bedrog van mijn kant.’ Rudi was bijgevolg een ideaal-sujet, zonder kleingeestigheid, zonder verwaandheden, loyaal en rond. Men kon hem naar believen onderwerpen aan alle proefnemingen. Men kon hem de hardste voorwaarden opleggen. Nimmer opperde hij bedenkingen. En dr. Osty, die hoofdzakelijk zocht naar bewijsstukken, welke den tegenstand der wantrouwige, onwillige biologen en natuurkundigen konden overwinnen, spaarde hem niet. Hij liet Rudi werken onder voorwaarden, welke men a priori onmogelijk zou achten voor metapsychische manifestaties. Van koorden, zegels, schroeven, electrische handschoenen en alle verdere mechanische contrôle van het medium-zelf werd afgezien, daar men ze ontoereikend achtte. Alvorens het laboratorium binnen te gaan, trok Rudi een pyjama aan met lichtende randen aan halskraag, mouwen en broekspijpen, welke zijn silhouet afteekenden in het duister. Bij elke séance hield een assistent-controleur hem de polsen vast en klemde de beenen van het medium tusschen de zijne. Ten overvloede werd die controleur bewaakt door een tweeden controleur en nimmer werd de dubbele surveillance toevertrouwd aan dezelfde personen. Men vrage zich even af, wie van al de lieden, die een min of meer sensitief beroep uitoefenen zou willen of zou kunnen ‘werken’ onder zulk een summum van argwaan en physieke belemmering. Maar Rudi schikte zich volgzaam in alle eischen.
Op 10 October 1930 arriveerde hij te Parijs. Den volgenden dag reeds begonnen de séances om kennis te maken en ‘om te zien wat er gebeuren zou’. Dr. Osty had besloten, bij deze proef-zitting geen enkel der toestellen te gebruiken welke wij in onzen vorigen brief beschreven hebben. Hij wenschte zonder vooringenomenheid zijn onderzoekingsmethoden te bepalen naar de verschijnselen, welke het medium veroorzaakte onder traditioneele, gewone en aartsbekende omstandigheden. Bij diverse séances constateerde men geen enkel fenomeen. Bij andere zag men het zwarte gordijn bewegen, hoorde men de belletjes rinkelen, welke aan de ondereinden opgehangen waren, een tafel van 8 kilogram twintig centimeter vooruitschuiven en observeerde men ‘met oplettende oogen’ een wolk-vormige, mistige substantie, die ook is waargenomen door dr. Van Schrenck-Notzing en Harry Price. Niets bijzonders. Niets om te fotografeeren. Rudi's vermogens schenen een periode van belangrijke depressie te doorloopen. Men vond het medium verre beneden zijn reputatie en besliste, dat Rudi een tijdlang vacantie zou nemen te Braunau, om ‘op krachten’ te komen. Rudi echter, even teleurgesteld als dr. Osty, verzocht als gunst een nieuwe en laatste séance, meenend, dat ‘Olga’ zou toestemmen om, tot afscheid, hare macht te toonen. Dr. Osty willigde dit verzoek in en besloot tevens om, voor 't geval zich een onverwacht feit mocht voordoen, zijn electrische, automatische machinerie in werking te brengen. De séance ving aan op 10 November te 22.35 en te 22.48 geschiedde de ontdekking, welke men, als zij niet mechanisch was, een mirakel zou mogen noemen.
Wanneer het medium, begeleid door acht assistenten, het laboratorium binnentreedt, weet hij, dat men de zweving van een zakdoek wenscht te fotografeeren, doch hij is volslagen onkundig van de gemaakte preparatieven, van den stralen-zender, die het op te tillen voorwerp omgordt met een onzichtbaar net van infra-rood, van de foto-cel die het magnesium zal ontsteken en de lenzen zal openen. Op een meter afstand plaatst hij zich met den rug naar het tafeltje, handen en voeten gevangen in den greep zijner controleurs. Hij brengt zich in trance, weldra doorschokt van stuiptrekkingen. Hij wordt ‘Olga’. Zes minuten later zegt Olga: ‘Druk sterk de handen. De kracht gaat van de donkere kamer naar de tafel.’ Nauwelijks heeft de tolk den zin vertaald (Rudi-Olga spreekt Duitsch) of een magnesiumvlam bliksemt door het duister. Olga-Rudi zegt aanstonds: ‘De kracht heeft beproefd den zakdoek op te heffen, doch is verhinderd door den lichtstraal. Schors de séance een kwartier om alles in orde te brengen. Daarna zal men den zwevenden zakdoek kunnen fotografeeren.’
Men schorst de zitting, regelt de foto-apparaten, herlaadt den magnesium-brander en herneemt de proef. Nauwelijks is Rudi in trance, of de magnesium-vlam flitst opnieuw. Als het medium uit zijn trance is ontwaakt, maakt men licht en ontwikkelt men de platen. De negatieven zijn uitstekend. Maar er valt niets abnormaals op te ontdekken. Alles is op zijn plaats. Geen enkel materieel en zichtbaar voorwerp is het veld van den infra-rooden stralen-bundel genaderd, noch drong er door. Men onderzoekt de toestellen. Men speurt naar een eventueel defect, dat het magnesium spontaan kan doen ontbranden. Men vindt 't niet. De apparaten werken perfect. Met de assistenten wordt het probleem gediscuteerd. Er is slechts één oplossing voor:
Een emanatie, welke Rudi ‘de kracht’ noemt, tè subtiel om gefotografeerd te worden, doch substantieel genoeg om minstens 30% op te slorpen der radiaties, is in den infra-rooden stralen-bundel gedrongen en heeft het instrumentale mechanisme ontvonkt, dat eindigt bij 't magnesium-poeder. Geen andere verklaring is aannemelijk. Men besluit oogenblikkelijk, om een deductie, welke nog gewaagd kan schijnen, den volgenden dag te verifieeren. Tot dat doel wordt de magnesium-brander vervangen door electrische bellen, die elken keer zullen rinkelen, wanneer een materie of ‘een kracht’ in het infra-roode stralen-veld komt. Deze verandering geschiedde natuurlijk buiten medeweten van het medium. En bij de verdere séances rinkelden de belletjes telkens, wanneer ‘Olga’ een golf van kracht aankondigde in de buurt van den zakdoek. Niets echter bleek fotografeerbaar. Welke was deze ‘kracht’, deze modaliteit van energie, die gehoorzaamde aan het psychisme van het medium? Men wist het niet. Maar voor de eerste maal sinds het menschdom slooft op de ontsluiering van dit raadsel had men - toevallig - een systeem gevonden, waarmee ‘de kracht’ onbedriegelijk kon worden aangewezen, automatisch kon worden geregistreerd. Rudi's vacantie werd uitgesteld. Hij zou nog een jaar zwoegen vóórdat de hoedanigheden van de onbekende substantie, welke hij ontwikkelde, eenigermate konden worden gedefinieerd. En daar de zaak mij van exceptioneel gewicht lijkt (het geldt immers het eerste positief verband tusschen materie en gedachte) wil ik het begin dezer paranormale wetenschap nog toelichten in een derden brief.
[verschenen: 11 juli 1932]