Het Dilemma
Parijs, 16 Mei [1932]
Wie zal regeeren onder den conservatiefsten president, hoe en hoe lang?
Het resultaat der verkiezingen van 1 Mei en 8 Mei biedt drie theoretische mogelijkheden, om een gouvernement te vormen.
De eerste is een Cartel tusschen Radicalen en Socialisten. Het is de meest logische, daar het gezond verstand wenscht, dat een bondgenootschap aan de stembus kan worden voortgezet aan de regeeringstafel. Het is ook de meest gevaarlijke, daar de intransigente Socialisten het vage en elastische programma der Radicalen dermate zullen modeleeren, dat hun medewerking zou gelijkstaan met hun overheersching.
Léon Blum, leider der Fransche Arbeiderspartij, streeft uit alle macht naar deze combinatie. Het oogenblik lijkt gekomen, waarop de staatsman beslissingen forceeren moet welke niet geleidelijk en geregeld willen vallen, het oogenblik waarop men de knoopen doorhakt, die zich niet laten ontwarren. Hij is de eenige, die victorie kraait; de eenige die niet terugdeinst; de eenige die wagen wil. Hij heeft den president tegen zich, de groote pers, de industrie, de handel en de realiteit. Als hij pro-Duitsch is en zich gaarne laat souffleeren door Breitscheid, hij is ook fel anti-fascist. De horizon, die misschien zou opklaren in het Oosten zou terstond verduisteren in het Zuiden. Op het gebied van koloniën, financiën en binnenlandsche rust zijn geen slechtere zaakwaarnemers denkbaar, dan Fransche socialisten. Binnen het jaar zouden zij verwoestingen aanrichten, waartegen al het goud der Banque de France niet kan opwegen.
De tweede solutie is een opportunistisch radicaal Kabinet, samengesteld uit de diverse linksche groepen die buiten de obediëntie staan van Léon Blum, en uit de gemodereerde groepen, die gehoorzaamheid weigeren aan Louis Marin, leider eener rechtsche fractie, die nog 76 leden telt. Deze oplossing is de minst logische, omdat zij elementen zou combineeren, die elkaar aan de stembus verwoed bestreden hebben, maar zij is de voorzichtigste, omdat zij de Radicalen zou remmen op hun helling naar links en van den weeromstuit de gemodereerden op hun helling naar rechts. De Senaat, die gisteren nog linksch was, Tardieu en Laval omverwierp, stuurt naar deze concentratie; de president zal al zijn invloed aanwenden, om haar te verwezenlijken, de Ouden der Republiek, Doumergue, Poincaré en allen, die het Paleis van den President nimmer betreden door den hoofdingang, maar in den laten avond door een verborgen achterdeurtje, oordeelen haar onvermijdelijk en nuttig; de internationale omstandigheden schrijven haar voor; zij zou gunstig verwelkomd worden door Beurs, Handel en Nijverheid. Maar zullen de Radicalen, die een lastigen en rumoerigen linker-vleugel hebben dezen acrobatischen draai kunnen uitvoeren? Kunnen zij zich in een paar weken losmaken van de socialistische hypotheek? Zullen de verslagen gemodereerden de voorwaarden, welke zij voor een samenwerking stellen, weten te matigen? Zullen de onhandelbare socialisten zich een concentratie laten welgevallen? Het is onloochenbaar, dat zij een negatie zou zijn van den bij de verkiezingen uitgesproken volkswil en het is evident dat de socialisten en de revolutionnairste radicalen door dit feit een stevig argument bezitten om haar te verhinderen. Het is echter niet minder evident dat men in den opstekenden storm alle huiken naar den wind zal moeten hangen. Wij hebben reeds eenmaal bijgewoond, in 1926, hoe een linksche Kamer binnen vier en twintig uren omsloeg naar rechts. Zoodra de nood aan de man komt zal
dit wederom gebeuren.
De derde mogelijkheid is een zuiver radicaal ministerie, regeerend met een verwisselbare meerderheid, vandaag met den steun der socialisten, morgen met vergunning van Tardieu en Marin. Het zou gescharrel zijn, een vegeteeren op korten termijn, een veroordeeling tot binnen- en buitenlandsche machteloosheid. Geen enkel radicaal, hoe belust hij ook moge zijn op de uitoefening van het bewind, verlangt deze oplossing. Maar zoowel de onvervulbaarheid der socialistische eischen, als de condities der gemodereerden, kunnen de radicale fractie dwingen tot deze onhoudbare stelling. Het is niet uitgesloten, dat men zoowel van linksche als van rechtsche zijde de Radicalen zal trachten te overtuigen van hun onvermogen, om hen des te beter klaar te maken voor gedweeheid en dressuur.
De leider, wiens Partij deze drie metamorphosen toelaat, de aangewezen man om deze complicaties te beredderen, is Edouard Herriot. Zijn luitenants Daladier, Chautemps, Caillaux, erkennen hem als den chef, die zijn troepen met energie en behendigheid tot de overwinning leidde. Elken dag wordt hij door Léon Blum, die zijn kneedbaarheid kent, uitgeroepen tot hoofd en uitgedaagd tot daden.
Hoe is zijn moreele positie en wat kan men van hem verwachten?
Hij heeft de bitterste herinneringen aan de jaren 1924-1926, toen hij de grondslagen legde der pacifistische politiek van Briand en zich de lauweren voor zijn initiatief zag ontvallen in de financieele débâcle. Hij is een impulsieve, gevoelige, vrij loyale natuur, met een groote behoefte aan cordiale, joviale sympathie, een populariteit, en de impressies, welke hij behield uit die penibele, vernederende periode, achtervolgen hem als nachtmerries. Nimmer wil hij de dagen terugzien waarin Parijs hem achter de hekken van het Palais Bourbon zijn haat en zijn woede toeschreeuwde. Hij weet echter, dat de stad elke minuut opnieuw aan 't koken kan geraken. Want als de financieele situatie van Frankrijk solider is dan in 1924, doch de grootste omzichtigheid gebiedt, de internationale situatie werd oneindig hachelijker. Zijn pacifisme zal dezen pacifist veranderen in patriot tegenover ieder, die zijn olijftak afwijst. Ook hij las de nagelaten papieren van Stresemann, openhartige bekentenissen, waarmee men het publiek niet heeft willen verontrusten en die door de groote dagbladen verzwegen zijn. Maar in hooge en lage regeerings-kringen maakten zij den deplorabelsten indruk. Niet zoozeer om het feit dat men er leest, hoe Briand gemanoeuvreerd werd, dan wel om de veel hinderlijker symptomen van het gebrek aan discretie, welke de voorbarige publicatie verraadt. Men bekent niet aan spelers met wie men straks een partij zal hervatten, dat men niet speelt volgens de regels van het spel. Het is grappig om Herriot op een Londense conferentie den welverdienden bijnaam te geven van Herri-ja, maar zoolang de man leeft en zoolang de man in de termen valt om het bewind te aanvaarden der Fransche Republiek, is het onpsychologisch om die geestigheid te laten drukken. Zij is alleszins geschikt, om met alle overige factoren ertoe bij te dragen een Herri-ja te doen verkeeren in een Herri-neen.
Wij meenen dus, dat de huidige mentaliteit van den chef Herriot voldoende correspondeert met den geest der regeeringsformule, welke men concentratie noemt, voldoende om haar als waarschijnlijk te beschouwen. Het is zeer twijfelachtig, of zich op 't moment in Frankrijk een parlementaire groep bevindt, kloek genoeg om alleenstaand de verantwoordelijkheid te endosseeren, 't zij van een vastberaden weerstand tegen de pressies van buiten, 't zij van een aanvaarding der concessies, welke een zich afteekenende coalitie te Genève, Lausanne of elders van het Fransche gouvernement hoopt af te dwingen. Deze concessies immers, kon men nog voor inwilliging vatbaar achten, zoolang Duitschland geïsoleerd optrad als verongelijkte en als eischer. Het is echter absoluut onmogelijk, dat Frankrijk tegelijk de Duitsche en de Italiaansche desiderata bevredigt, zonder afstand te doen van zijn wil, om een ondeelbare natie te zijn, zonder de doeleinden te verloochenen, welke de Republiek heeft nagestreefd sedert hare stichting.
Verschillende malen hebben wij betoogd, dat die eenigszins rudimentaire, primitieve, egoïstische wil om een ondeelbare, onaantastbare natie te zijn, sporen van verzwakking toont onder alle lagen der Fransche bevolking. Tot nu toe corrigeerde men van hoogerhand deze inzinkingen. Tot nu toe slaagde een vooruitziende oligarchie erin, om dikwijls diametraal te regeeren tegen de aspiraties van haar onderdanen, en zelfs Briand wegens raisons d'état te plooien naar haar inzichten. In de nieuwe Kamer stoot deze oligarchie op een bloc van 152 socialisten en communisten, die dezen meer dan duizendjarigen nationalen wil verzaakt hebben. Zij zijn juist talrijk en juist halsstarrig genoeg om een beslissenden strijd te doen ontbranden waarvan Frankrijk's voortbestaan de inzet is. En ook dat weet Herriot; ook dat zal hij trachten te verhoeden als drager van het republikeinsch, humanitair en democratisch ideaal, als voorzetter van Etienne Marcel en van Hugues Sapet.
[verschenen: 8 juni 1932]