Kruispunt
Parijs, 12 Mei [1932]
Het staat geschreven dat de Fransche natie in alle opzichten tegen de andere volken zal afsteken. Hoewel zijn ooren tuiten van de schamperste verwijten vervolgt de Franschman zijn eigen weggetje. Op de groote baan die de aardbol is, ziet hij zijn mededingers naast zich voort stuiven en bekommert zich noch om hun einddoel, noch om hun ingebeelde snelheid. Hij gaat zijn gang in zijn eigen tempo. Hij veramericaniseerde zich niet. Hij industrialiseerde niet tegen de klippen op. Hij weigerde om buitensporig te tayloriseeren, te standaardiseeren, te rationaliseeren. Hij wantrouwde het motto ‘produceeren, produceeren’ en viel niet in de overproductie. Hij schuwde de hooge loonen, de gedirigeerde economie. Hij schetterde niet tegen het goud, zelfs niet toen Bank en Schatkist leeg waren. Hij hield zich aan het gegeven woord en een contract, dat hij teekende, bleef geteekend. Hij verslaafde zich niet aan de machine, vrijwaarde zijn persoonlijkheid; en zijn neiging tot een humaan, evenwichtig leven. Hij wenscht niets van anderen en gunt ieder het zijne. Hij krediteert met mate en slechts tegen goede borgen. Hij draagt geen platte petten en toen hem de soldatenmuts te leelijk werd, koos hij den ouderwetschen kepi. Zijn vrouwen hebben geen stemrecht. Zijn muziek wordt niet gesubsidieerd. De kunst dient hem meer tot melkkoe dan tot sieraad. Hij bezit nog honderd andere eigenaardigheden, die hem onderscheiden van de rest der wereld. De actualiteiten der bioscoop, de camera-reizigers van Fox-Movietone, Paramount, Pathé etc. toonen hem elke week hoe hij onder het menschdom opvalt als een soort van singulier, apart wezen. Hij heeft daar maling aan en blijft zich zelf. Niets haalt hem uit zijn traditioneele voegen. En alsof alles waarin hij reeds verschilt, hem niet genoeg was, volbrengt hij de uitdagendste, opzichtigste daad, welke hij doen kon: terwijl bijna alle volkeren den steven rechts wenden en rechts hun behoud of redding zoeken, stuurt hij resoluut
links. Van de ettelijke manieren om te doen als groote natie is deze stellig een der kranigste: Zich nergens iets van aan te trekken.
Met een kalme gerustheid heeft de Franschman sociaal-democratisch gestemd en radicaal-socialistisch, wat ongeveer gelijkstaat met liberaal in de Britsche beteekenis.
Het socialisme ging onder zijn oogen failliet, of dreigt failliet te gaan, in Engeland, in Oostenrijk, in Australië, in Duitschland, in Spanje, in menig ander land, in ontelbare steden en dorpen van de vijf continenten. Waar het instinct tot zelfbehoud machtiger was dan gemakzucht en luilekkerlandsche utopie werden de openlijke of vermomde aanhangers van Marx' leer tijdig geëlimineerd uit het staatsbestuur. Waar de self-defence te zwak reageerde, ruïneerden zij het moreel en de financiën. Woorden wekken, voorbeelden trekken? Hier niet. Noch de duidelijke woorden van Tardieu, die ronduit positie genomen had tegen de Sociaal-Democratie, noch de val van het pond sterling, noch het experiment van 1924 dat den franc amputeerde, konden den Franschman wekken of trekken. De socialisten wonnen 18 zetels; de communisten 4; de dissidente communisten, alias pupisten, eveneens 4. Wat zouden zij gewonnen hebben wanneer de universeele ondervinding den Franschen kiezer had kunnen aanmoedigen in plaats van hem af te schrikken? De socialisten beloofden directe ontwapening, nationaliseering van spoorwegen en assuranties, verzekering tegen werkloosheid en de temming van het Kapitaal. Niet meer of minder.
Hun bondgenooten in den stembus-strijd, de radicaal-socialisten wonnen 49 zetels. Zij vormen de oude partij van den vrijhandel, van het anticlericalisme, van de Jacobijnen, van de democratie en den vooruitgang. De partij die Frankrijk dertig jaren onafgebroken geregeerd heeft en haar eerste nederlaag leed na den oorlog van 1914, welken zij had moeten aanvaarden zonder zwaar geschut, zonder mitrailleuses, zonder vliegtuigen, zonder munitie, zonder gassen, zonder vlammenwerpers, maar daarentegen met de roode broeken der soldaten die tegen den horizon kleurden als perfecte schietschijven. Doch de ongenade welke het nutteloos vergoten bloed en het exorbitante cijfer der gesneuvelden had afgeroepen over de radicaal-socialistische partij duurde niet langer dan tot 1924. Het ligt in het karakter van den doorsnee-Franschman om te behooren tot de uitstekend georganiseerde politieke fractie, die vergeleken is met een Hollandsche kaas: rood van buiten, roomig blank van binnen. In het gemoed der meeste citoyens, den bourgeois niet uitgezonderd, sluimert de voorvaderlijke revolutionnair van 1789, 1830, 1848, 1870, die een eeuw lang de verdediger was der Europeesche vrijheden, wiens republicanisme en liberalisme in 1890 nog gehaat en verdacht waren te Petersburg, even gehaat als het vandaag is te Moskou en te Rome. Voor de talrijke categorie dezer burgers, te gehecht aan persoonlijk eigendom en fortuin om socialist te zijn, is de radicale partij het natuurlijk verzamelpunt. Zij beschermt de ‘kleinen’ tegen de ‘grooten’, vraagt toegevendheid voor degenen die zich verzetten tegen de maatschappelijke discipline (behalve wanneer dit verzet uitgaat van vereenigingen) en stelt de ‘wil van het volk’ tegenover de kapitalistische leiding der natie. Een systematische oppositie tegen de magnaten van bank, handel en nijverheid dwingt haar dikwijls tot een slechte financieele politiek. Revolutionnaire herinneringen verleiden haar gemakkelijk tot
fanatisme tegen den godsdienst. Haar hybridische aard doet haar beurtelings overhellen naar links, beurtelings naar rechts. Ondanks haar beweerd positivisme heeft zij geen vast-omlijnd programma. Geen enkele doctrine belet haar om van het eene uiterste te vallen in het andere. Zij is in staat tot alle inconsequenties. Maar haar leiders kennen de leuze waarmee men de kiezers in beweging krijgt. In 1914 trokken zij te velde tegen de krankzinnigheid der bewapeningen. In 1932 beloofden zij hun aanhangers een sluitend budget, ingrijpende besnoeiingen op de kosten der defensie (zeven milliard) en... den Vrede.
De kiezers waren subliem. Evenmin als de socialistische stemmers zich bekommerden om het waarschuwend voorbeeld van tien, twintig staten, evenmin vroegen de meer dan twee millioen radicalen waar men nog vrijhandelaars vond op dezen aardbol, waar nog anticlericalen, behalve in Spanje, Mexico en Rusland, en wat zij zullen aanvangen met hun liberalisme in een wereld die bijna overal geregeerd wordt door dictators en decreten? De zelfbewuste burgers, als echte zonen van een onafhankelijk ras, negeerden alle factoren die hun opinie konden beïnvloeden. Zoowel de Beurs, die hun overwinning in de eerste ronde beantwoordde met een geduchte baisse in Fransche staatsfondsen, als Mussolini, wiens minister van Buitenlandsche Zaken Italië als vermoedelijk erfgenaam proclameerde der Fransche koloniën. Zij hebben gestemd alsof er geen Beurs bestond, geen Hitler, geen Mussolini, en geen bedreiging voor de stabiliteit van den franc, die Tardieu loslippig en onvoorzichtig in gevaar verklaarde. Bij de tweede ronde stemden zij nog linkscher dan bij de eerste, hoewel tusschen beide stemmingen de revolver knalde die den president doodde der Republiek. Voor niets wilden zij zwichten, behalve voor het parool dat het menschelijkste ideaal vertolkt, de leuze van Briand: la Paix, la Paix. De overleden staatsman triomfeerde nog door de 129 zetels der Socialisten, de 158 der Radicalen, de meer dan 200 zetels der overige linksche groepen.
Deze uitslag bevestigt wat wij altijd geschreven hebben over de werkelijke geestesgesteldheid van de meerderheid der Fransche natie. Dit volk, dat niet tot de domste behoort, leeft boven de internationale betrekkelijkheden en geeft in al zijn politieke manifestaties uiting aan zijn diepen, hartgrondigen wensch naar vrede. Het is theoretisch bereid tot elke abdicatie, tot elke inschikkelijkheid. Het onderzoekt niet in hoeverre zijn tegemoetkomingen, waarvan het alleen de directe voordeelen ziet, schadelijk of doodelijk kunnen nawerken in een verwijderde toekomst. En de cardinale kwestie blijft of het Fransche volk geregeerd kan worden volgens zijn binnenste en spontaanste verlangens, of deze drang naar rust strookt met de levensbelangen welke het toevertrouwt aan zijn leiders.
[verschenen: 1 juni 1932]